GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verbond en geloof.

V.

Zoo kom ik'dan eindelijk tot de vraag: Wat kan de ouderling in zijn ambtelijk werk doen ter bestrijding van allerlei hiermee samenhangende fouten?

Ik zou in de eerste plaats willen zeggen: „Spreek niet te veel over de zekerheid des heils". Is die dan niet belangrijk? Ja, natuurlijk wel. Maar ze is geen zaak op zichzelf. Juist dat losmaken van de zekerheid des heils van het eenvoudig geloof in Christus, van de beloften Gods in Zijn Verbond — van de Verbondsgemeenschap geeft onrust en onzekerheid.

We moeten nooit het geloof los maken van zijn inhoud, van Christus. Daarom spreke men bij het huisbezoek — ook bij dwalende en in subjectivistische wateren verzeilde broeders en zusters vooral over den rijkdom, dè vastheid en onwankelbaarheid van Gods Verbond in Christus, van de heerlijkheid Zijner beloften. Ik bedoel hiermee natuurlijk niet, dat men het woord Verbond voortdurend moet noemen — dat doet de Bijbel ook niét — maar de zaak moet fundament der besprekingen zijn. Dan komt ook de kerk van Christus, de gemeenschap der heiligen in 't ware Ucht te staan — dan kan men ook' doen uitkomen den rijken zegen van de bediening des Woords en dien der sacramenten. Men spreke over de praktijk van 't leven in 't Verbond — over den eiscli der gehoorzaamheid voor heel het leven. Op de roeping Gods wijze men in haar volle, rijke. schriftuurlijke beteekenis — op den ernst van die oeping, om te leven als ambtsdragers — als medewerkers Gods.

Den zegen des Verbonds stelle men voor — en ook — ja ook den vloek bij weigering om gehoorzaam te zijn. Het Woord des HEEREiN zij richtsnoer bij ons huisbezoek — dat alleen. Dit geldt niet het minst onze hezoeken aan de opgroeiende jeugd. De eisch van geloof en bekeering moet hen worden voorgesteld... als eisch des Verbonds — ais antwoord van den bondeling op de beloften van den God van hiin doop. Leer de jeugd hun doop verstaan — leer ze verstaan den rijkdom van Gods genade — en , de kracht van Zijn roepen. Zij óók moeten het weten, dat hun roeping is — geloofsgehoorzaam- " heid, uitkomend ook in het zoeken van de tafel ; des HEEREN. Hier kan het soms noodig zijn, te ' strijden tegen ongeloovig zelfonderzoek, als door mij geschetst. Tot schriftuurlijke zelf beproeving wekke men op — d.w.z. een zelfbeproeving als werk des geloofs, een zelfbeproeving dus die uitgaat van de waarheid der beloften Gods.

Men stelle zich dus voor den eisch des HEEREN in Zijn Verbond, en vrage: „Leef ik naar dien eisch? Verheerlijk ik God in mijn leven? Dien ik Hem naar Zijn Woord — in geloovige onderwerping aan dat Woord? Vertrouw ik waarlijk op Hem alleen? Rust ik in Zijn beloften? Leef ik in heiligmaking tot Zijn eer? " Men spreke dus zeker over de vruchten des geloofs — de vruchten des Geestes — maar niet, om die te zien als kenteekenen der genade, om daaruit tot den genadestaat te besluiten, maar om ze met dankbaarheid op te merken als zegel op de waarheid der beloften Gods. Zoo zullen die vruchten ook dienen tot bevestiging van de zekerheid des geloofs.

Wie niet gelooft, kan die schriftuurlijke zelfbeproeving niet uitvoeren, 't Geloof is steeds weer het begin — de grondslag waarop onze geestelijke activiteit rust. Het geloof in Christus, dat is immers steeds weer de rijkdomi en de kracht van den Christen.

Men doe dan ook bij het huisbezoek telkens weer uitkomen, dat hij, die, gelooft, die God kent als Zijn Vader, hij die bouwt op Gods Woord, God tot Zijn deel heeft en iu Hem dus alles bezit. Niets kan hem werkelijk kwaad doen, geen menschen, geen omstandigheden, geen wereldnood ook, want niets kan hem scheiden Van de liefde van Christus.

't Geloof alleen — dat Christus aannjeemt, en in Zijn volbracht werk rustend, heel het leven beziet, — dit geloof alleen maakt sterk — onoverwinnelijk — het verzet bergen — het maakt de toekomst zeker, omdat de overwinning Godes is.

Zeg het ook aan onze jonge menschen, die het tegenwoordig vaak zoo moeilijk hebben, dat ze rijk zijn, omdat zij de belofte Gods hebben.

Als wij zien naar hen, die jong zijn als zij CT leven zonder God — dan huiveren wij. Maar immers—onze jonge menschen hebben de belofte, de heerlijke belofte des Verbonds en daarom zijn ze rijk — als ze die aanvaarden in het geloof. Dan kunnen ze lot en leven rustig leggen in Gods Hand — in Vaders Hand. Dan kunnen ze steeds weer vragen naar de roeping Gods — die steeds goed is — en in het geloof ook met blijdschap kan worden vervuld, zelfs, als in die roeping b.v. is begrepen „werkloos" te zijn.

Uit de roeping Gods moeten ze leven — die moet heel hun wandel beheerschen, bewust. Heel hun leven moet zijn een telkens weer ingaan door de enge poort, een voortdurend wandelen op den smallen weg. Wee hen, wanneer zij in ongeloof en ongehoorzaamheid die roeping niet achten, en in onbekeerlijkheid leven. Wee hen, wanneer ze alleen maar voor den vorm meeloopen, niet waarlijk den Christus der Schriften door het geloof aannemen, en zich niet van harte bekeeren! Dit alles geldt na­ tuurlijk ook voor de ouderen, 't Is ook voor ons als ouderlingen van zoo groote beteekenis.

Leven in het Verbond — leven door het geloof, is zeer rijk. Het doet alle dingen zien in het rechte licht, ook ons persoonlijk leven. En dan wordt het vragen, dat cirkelt om eigen zaligheid steeds zwakker, maar de bede om de komst van Gods Koninkrijk voortdurend sterker. Dan weten wij ons steeds meer mede-arbeiders Gods; dan wordt in ons versterkt het verlangen naar de voltooiing van het groote werk van Christus , — den Middelaar des Verbonds — het verlangen naar den dag van Zijn toekomst. Ook onzen ouderlingenarbeid zien wij dan in zuiverder licht.

Steeds meer gaat dan uit ons leven verdwijnen de vraag: „Ben ik wel een geloovige? " — want die vraag moet verdwijnen — maar komt veel meer naar voren de vraag: „Hoe wordt de HEERE het beste gediend? "

Dan komt steeds meer de rechte spanning in ons leven — de spanning des geloofs, die uitkomt in getrouwheid — in heiiigmaking, die zich uit ook in arbeid in Gods Koninkrijk, waar God ons de gelegenheid geeft. En die vinden we dan overal. Want dan gaat het niet meer om onszelf, maar om 'Christus, om Zijn kerk, om Zijn glorie. Dan willen we voor Hem leven, alles, — ja alles verwachtende van Hem. Wij leven' in Christus' kerk binnen de geheiligde Verbondsgemeenschap — in de gemeenschap der heiligen. 'Wat komt vaak de rijkdom van ons bezit weinig uit. Ook vandaag — bij allen nood en dreiging om ons heen. Laat ons gebed — ons geioovig gebed vermenigvuldigd worden, dat steeds meer onder ons het geloof, dat God Zelf tot Zijn deel heeft, bloeie en rijke vruchten drage tot ©er van onzen God, en voor den opbouw Zijner Kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's