GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geneeskunde en Magie.

II.

In ons \'orig artikel zagen wij, hoe sterli de religie in de oudlieid de geneeskunde bebeerschte. 'Van een eigen ontwikkeling der geneeskimde is dan ook bij de oude heidensche godsdiensten nauwelijks sprake. Zij vormt daarvan practisch een onderdeel, met als gevolg, dat magie en mantiek ook op haar terrein een zeer belangrijke rol spelen. Ononderbroken loopt de lijn van den priester over den magiër naar den arts.

Over Israël behoef ik in verband met mijn onderwerp niet te spreken. Waarzeggerij en tooverij zijn daar door God gevloekt.

Wij bevinden ons thans met ons onderwerp ver buiten het terrein van Gods Bijzondere Openbaring. Pas na de Volheid des Tijds zal ook het probleem van de verhouding tusschen de eenig ware religie en de geneesliunde aan de orde komen.

Maar vóór dit tijdsgewricht hebben we uitsluitend met de heidensche religies te doen. Daarvan hebben we uit te gaan, willen wij ons een beeld vormen van de wijze, waarop in den loop der eeuwen de verhouding tussclien geneeskunde en magie zich gaat wijzigen. Want op den duur gaat de geneeskunde weigeren de gehoorzame dienaresse van de (pseudo-)religie te zijn. Maar deze weigering gaat om 'buiten eenig contact met de 'Bijzondere Openbaring.

Het is in het oude Hellas, dat de eerste bewuste pogingen beginnen om de geneeskunde los te maken van allerlei magische voorstellingen en handelingen. De opbloei der wijsbegeerte, die daar in de vijfde en vierde eeuw vóór Christus plaats heeft, laat ook haar niet ongemoeid. De philosophen zijn voor een deel zelf artsen. Zij trachten een wereldbeeld te ontwerpen, dat voor de rede te aanvaarden is en het bovennatuurlijke in de verklaring van het zijnde zooveel mogelijk elimineert.

Met Hippocrates krijgt deze beweging haar beslissende beteekenis voor de geneeskunde. Op een zuiver natuurUjke basis tracht hij haar op te bouwen. Uitgaande van bepaalde natuurphilosophische opvattingen zoekt hij deze in overeenstemmüig te brengen met wat de ervaring leert. Wèl ontkent hij niet een goddelijk element in het biologisch en pathologisch gebeuren, maar voor bovenzinnelijke ziekte-oorzaken en voor dat geheele apparaat van mystische en magische handehngen is bij hem geen plaats.

Voor het eerst in de geschiedenis emancipeert zich hier de geneeskunde tot een zelfstandige grootheid met haar eigen vraagstellingen en komt zij te staan tegenover de begrippen en voorstellingen van het oude heidensche bijgeloof.

En oppervlakkig beschouwd lijkt het alleszins gerechtvaardigd om te verwachten, dat zij een gemakkelijke overwinning daarop zal behalen, vooral waar straks het christendom met haar den strijd tegen waarzeggerij en tooverij zal aanbinden.

Toch is niets minder waar.

Met Hippocrates is de oude heidensche magie geenszins overwonnen. Ongebroken houdt zij nog gedurende vele eeuwen stand. Het neo-Platonisme brengt haar zelfs op een hooger niveau door haar te ontdoen van haar oorspronkelijk grof-polytheïstischen inslag.

E, n wanneer straks in het Avondland het Christendom tot gelding komt, blijkt het, dat zijn invloed voorloopig toch niet grO'Ot genoeg is pm het geloof in en het vertrouwen op bovennatuurlijke krachten, waarover men op een bepaalde wijze naar willekeur zou kunnen beschikken, tot verdwijnen te brengen.

Wel gaat in de Middeleeuwen de geneeskunde als zelfstandige grootheid niet ten onder.

In het eerst zijn het vooral de kloosterscholen, die de geneeskunde zooveel mogelijk op een natuurlijke basis trachten te beoefenen.

Later nemen niet-geestelijken de leiding over. Beroemde medische faculteiten treft men vooral aan in Italië en Frankrijk. Namen van geneesheeren, die daar een rol van beteekenis gespeeld hebben, blijven in de geschiedenis voortleven.

Toch kan de uiteindelijke waardeering van de prestaties van de geneeskunde uit dit tijdvak slechts poover zijn. Slechts in één opzicht steekt zij weldadig af tegenover de medische gedachtenwereld van het verlichte heidendom der Grieken en Romeinen. Het element der Christelijke barmhartigheid komt in haar tot schoone ontplooiing. Maar overigens blijft zij geheel in het spoor van wat beroemde artsen uit de antieke wereld geleeraard hadden. Men blijft aan de oude tradities hangen, zoodat hel zoeken naar nieuwe wegen en inzichten op den achtergrond geraakt.

Haar macht en invloed blijven zoodoende beperkt. Zij heeft wel een zekere zelfstandigheid gekregen, maar het is er verre vandaan, dat zij in staat is de magie, Tiaar groote rivaal en vroegere leidsvrouw, op effectieve wijze te bestrijden. Integendeel, op den duur zien we zelfs het gevaar dreigen, dat zij langzamerhand weer geheel onder haar ban geraakt.

Het gewone volk blijft meer waarde hechten aan allerlei „kerkelijke" wondermiddelen en oude, oogenschijnlijk gekerstende, ceremoniën dan aan het gebruik van artsenijen.

Kerkgebouwen, waarin het stoffelijk overschot van heiligen rust, oefenen een magische kracht. In grooten getale trekken daarheen de lammen en de kreupelen, de bezetenen en de blinden.

Het aanraken van „heilige" reliquieën en het betasten van grafsteenen gelden als middelen om de genezhig tot stand te brengen.

Zelfs gaat men zoover, het stof van grafsteenen, de was van druipende wijdingskaarsen, de olie van kerklampen, als medicijn in te nemen.

Aan den tempelslaap van het oude Griekenland herinnert het gebruik om bij ziekte de nachten in de kerk door te brengen, daarbij gedreven door de hoop, dat de heilige aan den lijder zal verschijnen en hem in den droom van zijn kwaal zal verlossen. Vooral in tijden van epidemieën bestaat daartoe een groote behoefte.

Krankzinnigheid wordt beschouwd als een soort bezetenheid. Daartegen past slechts de uitbanning van den duivel. Het geldt als ongeloof, wanneer een geneesheer ook hier een natuurlijke ziekte wil aannemen en de krenking van den geest met een lichamelijk lijden in verband brengt. De behandeling van de psychose behoort uitsluitend tot het terrein van den clerus. Men brengt den krankzinnige daarom in de kerk. Van de sacramenten verwacht men een reinigenden invloed. Wijwater, handoplegging en kruisteeken zijn ceremoniën, die den duivel op de vlucht moeten jagen. De voorbeden der heiligen kunnen niet gemist worden. Het opzeggen van bepaalde gedeelten uit de Heilige Schrift en het doen van uitspraken, waarin de naam van Christus en van deze heiligen voorkomt, nemen de plaats in van de oude heidensche to over formules.

Ook de werking van de geneesmiddelen tracht men door het ritueel van bepaalde gebeden en bezweringen te versterken. Men kent een gewijzigd pater noster voor het verdrijven van wratten. E, en z.g. Brandinusgebed wordt gebeden tegen den beet van slangen. Men geeft den z.g. Blasiuszegen bij ziekten van den hals.

Zelfs neemt het geloof aan daemonen vanaf de dertiende eeuw na Christus een gevaarlijken vorm aan. Men leeft in de overtuiging, dat er menschen gevonden worden, die met behulp van Satan onder meer hun medemenschen kunnen kwellen met pijnen en in staat zijn het huwelijksgeluk van anderen te verstoren. Het lot van hen, die van zulk een hekserij verdacht worden, is verre van benijdenswaardig. De heksenprocessen hebben niet voor niets een droeve vermaardheid in de historie gekregen.

Ep naast al deze magische handelingen en beschouwingen vindt ook de sterrenwichelarij een naarstige beoefening. Haar aanhangers worden zelfs onder de hoogste geestelijkheid aangetroffen. E, r zijn pausen, die zich door astrologen den dag van een kroning of van een consistorium laten aanwijzen. Aan den stand der planeten gaat men na, of men een bepaalde handeling zal ondernemen of niet.

Eji ook het geneeskundig denken ontkomt tenslotte niet aan den geest van den tijd. Men roept den astroloog aan het kraambed om de „astrale" constitutie van den pasgeborene vast te stellen in verband met mogelijke toekomstige ziekten. De arts gelooft aan een bijzonder intensieve werking van de sterren op den slapenden mensch en daarom hecht hij groote waarde aan droomen, waaruit hij de diagnose en het verloop der ziekte meent te kunnen vaststellen.

Zoo vertoonen de Middeleeuwen in verschillend opzicht groote overeenkomst met het oude heidensche bijgeloof. Ook het medisch handelen laat daarvan de duidelijke trekken zien. De geneeskunde worstelt wel om de vrijmaking van magie en mantiek, maar een beslissende overwinning weet zij daarop niet te behalen. E, mpirische beschouwingen, die de ziekten aan natuurlijke oorzaken toeschrijven en meenen, dat deze met natuurlijke middelen, die een redelijk verband met de kwaal hebben, bestreden moeten worden, vinden nog weinig weerklank en zijn nog niet in staat den ontwikkelingsgang der geneeskimde definitief te bepalen.

En ook de echt-Christelijke opvatting, dat God ook in de ziekte en haar genezing Zijn souvereinen Wil handhaaft en zoowel direct als indirect door natuurlijke middelen. Zijn heerschappij over het leven der menschen toont, komt niet tot haar recht en kan in de wirwar van godsdienstige waanvoorstellingen den stoot niet geven tot een juiste beoordeeling van plaats en taak der geneeskunde.

Niet eerder dan in den loop der zestiende eeuw begint in dit alles een principiëele wending te komen.

Men gaat dan breken met het blindelings als juist aanvaarden van wat met het gezag, der overlevering was bekleed. Men wil zelf uit de oogen zien. Beschouwingen, die de eeuwen hadden verduurd, blijken bij nader onderzoek onhoudbaar. Het vertrouwen in wat de traditie leerde, wordt ernstig geschokt. Er ontstaat een weerzin tegen speculaties en fantasieën, die door de zintuigen niet gecontroleerd kunnen worden. Het wordt nu een zoeken naar redelijke verbanden in de gegeven werkelijkheden.

Het natuuronderzoek krijgt daardoor een geheel ander karakter. Het is er niet meer om te doen zicli door middel daarvan te verdiepen in het verband tusschen de zienlijke en onzienlijke dingen, maar om verklaringen, die alleen berusten op waargenomen feiten. Men wil de natuur uit de natuur zelf verstaan en niet door het te hulp roepen van bovenzinnelijke krachten en machten. Het tijdperk van het moderne natuurwetenschappelijk onderzoek wordt ingeluid!

Verbluffend zijn de resultaten van de nieuwe richting. Het eene geheim na het andere wordt onthuld en op natuurlijke wijze verklaard. De oude magische voorstellingen en verklaringen van het natuurgebeuren geraken bij de mannen van wetenschap langzamerhand in vergetelheid.

Ook de geneeskunde ondergaat den invloed van den nieuwen tijd. Oude strijdvragen, die eeuwenlang tot heftige discussies aanleiding hadden gegeven, worden verdrongen door probleemstellingen van geheel anderen aard. Leven, ziekte en dood worden louter natuurlijke verschijnselen. Men tracht ze met behulp der natuurwetenschappen te verklaren en te ontleden. E, n langs dien weg hoopt men ook te komen tot den opbouw van een redelijke therapie, waarin voor magische handelingen geen plaats meer is.

Zoo wordt de geneeskunde steeds meer bevrijd van de boeien, waarin valsche rehgieuse voorstellingen haar sedert onheugelijke tijden hadden geketend. De priester treedt steeds meer terug; de man van wetenschap neemt zijn plaats in. Oogenschijnlijk is het pleit ten gunste van de empirische geneeskunde thans voor goed beslist. De beschouwing, dat de ziekte door natuurlijke, deels binnen, deels buiten het lichaam werkende oorzaken verwekt worden, vindt steeds minder tegenspraak. Een algemeen geldige basis voor een medische wetenschap schijnt thans definitief gelegd.

Toch leert de geschiedenis maar al te spoedig, dat bij alle winst, die er behaald werd, de nieuwe ontwikkelingsgang der geneeskunde zich gaat afbuigen in een richting, die, evenmin als haar vroegere oriënteering, het Christelijk geloof bevredigen kan. Met het terugdringen van het bijgeloof, verliest zij tevens het groote feit uit het oog, dat de mensch bij brood alleen niet kan leven en dat zijn bestaan tenslotte religieus bepaald is. Bij het natuiu-lijk gegevene blijft zij staan en op den duur meent zij daarmee geheel te kunnen uitkomen. Magie en Christelijke religie komen steeds meer voor haar bes e f o p é 6 n 1 ij n t e 1 i g g e n. De Reformatie moge een tijdlang deze tendenz onderdrukt hebben, naarmate het wijsgeerig en wetenschappelijk denken in den loop der zeventiende en der achttiende eeuw zich emancipeert van Gods Bijzondere Openbaring, ondergaat ook de geneesicunde daarvan den invloed. Zelfs krijgt zij in de negentiende eeuw een beslist anti-Christelijk karakter en komt zij geheel onder den ban van materialisme en positivisme. Zeker, lang niet alle medische onderzoekers van beteekenis keeren het Christelijk geloof den rug toe, maar zij zijn toch niet in staat den wassenden invloed van het ongeloof in de geneeskunde te keeren. Zoodat er tenslotte geen kracht meer van haar uitgaat voor het geestelijk en zedelijk leven. Er is nauwelijks sprake van eenige poging om tot een waarlijk religieuze verdieping van haar empirische beschouwingswijze te komen.

En daarmee doet zij in den grond genomen de werkelijkheid toch weer geweld aan. Want het lijden wordt door den mensch niet alleen zuiver lichamelijk ervaren, zooals dit bij het dier het geval is. Integendeel, zijn geheele persoon is er in betrokken en hij worstelt in zijn lijden om ook geestelijk tot een oplossing te komen.

Helaas is het Protestantisme niet in staat geweest dezen ontwikkelingsgang te keeren of daartegenover een eigen uitgangspunt te stellen.

Zelfs het Calvinisme, dat op zoo menig ander terrein van het menschelijk leven een eigen stempel zette, leverde practisch geen enkele bijdrage voor de oplossing van het probleem eener Christelijke beoefening der geneeskunde, laat staan van dat van een Christelijke medische wetenschap.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's