GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geneeskunde en Magie.

V.

Naast de Christian Science wil ik dé Anthroposophie noemen als voorbeeld van het feit, dat ook thans de „magische geneeskunde" nog niet dood is, maar zich met nieuwe kracht ontwikkelt uit het herlevend pantheïsme, - dat in meer dan één vorm een nieuwe „religieuze" instelling brengt, waarin het priester- of het zienerschap onder meer ook het geneeskundig handelen beheerscht.

Nu zou het een groote dwaasheid zijn te trachten hier een korte uiteenzetting te geven van deze wereldbeschouwing. Zij is zulk een wonderlijk amalgama van heidensche voorstellingen, van animisme en spiritisme, van Grieksche mysteriën en Indische wijsheid, dat de uiterste inspanning van ons denk- en voorstellingsvermogen gevraagd wordt om haar in haar fantastische redeneeringen te kunnen volgen. ^) Daarom is zij niet in enkele zinnen te kenschetsen. Slechts een paar kenmerkende trekken in verband met mijn onderwerp wil ik noemen.

In de eerste plaats wil ik wijzen op haar pantheïstisch karakter. Dit valt niet te verwonderen, daar zij als een zijtak van de theoisophle beschouwd moet worden.

In de tweede plaats is het van belang voor ons te weten, dat volgens de Anthroposophie de menschelijke kennis niet beperkt is tot de zintuigelijk waarneembare wereld, maar dat wij ook de bovenzinnelijke kunnen waarnemen, wanneer onze organen maar voldoende zijn gescherpt. Dit laatste wordt ons geleerd door een geheime wetenschap, die ons het bovenzinnelijke doet kennen door ontwikkeling van geschiktheden, die in den mensch aanwezig zijn. i) Het denken moet organisch verder ontwikkeld worden tot het „schouwen", tot de drie trappen van de imaginatie, de inspiratie en de intuïtie. Slechts door allerlei z.g, denkoefeningen kan de discipel tot deze hoogte komen. Maar dan komt ook het geheele heelal üi al zijn verbanden en betrekkingen voor hem bloot te liggen.

Steiner, de stichter van deze beweging, beweert deze hoogte bereikt te hebben. Zijn tot het uiterste ontwikkeld geestesoog onderscheidde het wezen van den mensch, zijn verleden en zijn toekomst. Hij zag de wetten, die zijn leven bepaalden. ? Iij leerde niet slechts de ontwikkelingsgeschiedenis van onze planeet kennen, maar ook de verbanden, die er tusschen de sterren en het leven op deze aarde bestaan. De meest wonderbaarlijke overeenkomsten tusschen mensch, plant en dier werden door hem ontdekt.

Geen wonder, dat Steiner dank zij zulk een uitgebreide kennis tot een eigen therapie gekomen is.

Zoo ziet hij uit geneeskundig oogpunt een nauwen samenhang tusschen mensch en plantenwereld. Beide laten zich naar zijn inzicht in drieerlei opzicht onderverdeelen. Het eene gedeelte van den mensch is voornamelijk gelocaliseerd in zijn hoofd en daarop werkt speciaal de wortel van de plant. Plet andere gedeelte is gekenmerkt door ademhaling en bloedsomloop en wordt hoofdzakelijk gevonden in de organen van de borstholte: hiermee correspondeert het blad van de plant. Het derde deel is te zoeken in de stofwisseling en in de ledematen en deze worden beïnvloed door haar bloesems.

Ook zag Steiner voor zijn geestesoog allerlei betrekkingen bevestigd, waarvan in de oude boeken over de geneeskunde, zooals in die van Paracelsus, sprake is. Ook hij gelooft in een kosmologischen samenhang der menschelijke organen met bepaalde sterren en metalen. Zoo zouden de milt, de planeet Saturnus en het metaal-lojod in een onlosmakelijk verband met elkaar staan. En op deze wijze komt Steiner dan tot een groot aantal minerale, plantaardige en ook dierlijke geneesmiddelen. Elk daarvan zou een eigen nauwkeurig aangegeven teri-ein van werkzaamheid hebben in verband met zijn kosmische beteekenis.

Ook in het vraagstuk der doseermg van de artsenijen neemt Steiner een merkwaardig standpunt in. Sterk geconcentreerde geneesmiddelen zouden meer op dat deel van den mensch werken, dat betrekking heeft op zijn stofwisseling en zijn ledematen, den z.g. beneden-mensch, terwijl de z.g. bovenmensch, die in het hoofd zijn concentratiepunt vindt, voornamelijk door sterk verdunde geneesmiddelen, in den trant der homoeopathic, behandeld dient te worden. ^)

Met deze grepen uit de geneeskunde der Anthroposophie wil ik volstaan. Ze wijzen er voldoende op, hoever we hier van de natuurwetenschappelijke instelling der moderne geneeskunde verwijderd zijn. E, en geneeswijze wordt hier gepropageerd, die ons deel geworden is uit een bovenzinnelijke wereld door middel van menschen, die boven de zintuigelijke waarneming zouden uitgekomen zijn. ÏDe magiër is weer aanwezig en de geneeskunde wordt weer losgemaakt van haar natuurwetenschappelijke basis en overgegeven aan allerlei speculaties, die zij in dienstknechtsgestalte te volgen heeft.

Nu zijn de Christian Science en de Anthro.poisophie waarlijk niet de eenige uitingen van het Il- it streven om bij de genezing van zieken macht te krijgen over de wereld der „onziienlijke dingen".

Ik zou in dit verband nog kunnen wijzen op de Mazdaznanbeweging, op de Rozenkruisers, op de Raya Yoga als richtingen, die zich tegenover de Westersche geneeskunde plaatsen en den nadruk leggen op de kennis en de ontwikkeling van occulte krachten.

Maar mijn artikelenreeks zou te lang worden, wanneer ik ook aan deze bewegingen nog een afzonderlijke beschouwing wilde wijden.

Want we zullen ook nog hebben na te gaan, welke positie het Christelijk geloof in dezen strijd der geesten heeft in te nemen.

Maar het lijkt mij dienstig om voordat we dit doen eerst nog een korte samenvatting te geven van wat ons de historie over de verhouding tusschen de tot zelfstandigheid gekomen geneeskunde eenerzijds en de wereld der magie anderzijds heeft geleerd.

Het bleek ons dan in de eerste plaats, dat in de eeuwen vóór Christus de geneeskunde hoofdzakelijk opging in de religie en daai-van practisch een onderdeel vormde. Deze religie bepaalde daarom haar structuur en, waar deze heidensch was, speelde de magie daarm een hoofdrol als een poging om het goddelijke binnen de sfeer van het menschelijke te betrekken.

In de tweede plaats zagen we, hoe ten tijde van Hippocrates de geneeskunde aanvangt zich los te maken van haar heidensch-religieuse basis en er naar streeft zelfstandig te worden. Bewust zoekt zij thans haar grondslag in de ervaring, in de empirie, en tracht zij langs natuurlijke wegen het ziekteproces te beïnvloeden.

In de derde plaats wezen we er op, dat het er in de daarop volgende eeuwen nog ver vandaan was, dat dit pogen algemeene ingang en erkenning vond. Ook het Christendom slaagde er niet in het probleem van de verhouding van de geneeskunde tot de religie op te lossen in overeenstemming met zijn diepste beginselen. Het erkende wel het noodzakelijk verband tusschen deze beide, maar het volgde daarbij, vooral in de eeuwen vóór de Reformatie, steeds meer bet spoor der oude heidensche overleveringen. In plaats van aan de geneeskunde een eigen taak toe te kennen, bestaande in het opsporen van de wetten der natuur in het genezingsproces, en haar daarbij te binden aan Gods Openbaring, streefde het er juist naar haar ondergeschikt te maken aan allerlei kerkelijke tradities, die de magie in stand hielden, zij het dan ook eenigszins aangepast aan zajn belijdenis om^trent God en de wereld.

En daarom vindt de lijn, die bij Hippocrates aanvangt, zeker gedurende de Middeleeuwen niet de minste echt-religleuze verdieping. De ontwikkeling der geneeskunde tot een zelfstandige grootheid gaat langs het Christendom heen.

En wanneer straks in den Nieuwen Tijd de natuurwetenschappen tot heerschappij komen en de geneeskunde daarin haar wetenschappelijke fundeering zoekt, gaan de wegen steeds verder uit elkaar. De medische wereld wordt steeds meer overtuigd van de algenoegzaamheid van haar natuurwetenschappelijke basis en gaat tenslotte op in de ontleding van stoffehjke processen. Zij is thans tot zelfstandigheid gekomen, maar tegehjk daarmee geeft zij iedere poging op om bij het Hcht der Goddelijke Openbaring tot de diepere oorzaak en den zin van het lichamehjk lijden door te dringen.

In de vierde plaats leerde ons de historie, dat de geneeskunde in haar nieuwe oriënteering gedurende de zeventiende en achttiende eeuw allerminst algemeene erkenning vond.

Eenerzij ds bleef zich de oude traditioneele ge-

308 neeskunde handhaven, anderzijds toonde de groote bijval, dien het Mesmerisme vond, dat zelfs de „verlichte" menschheid, die van God en Zijn dienst niets meer wilde weten, zich ook door de medische wetenschap van die dagen onvoldoende begrepen voelde.

De doodgewaande magie hield daardoor stand, zij het ook in een anderen vorm en onder een ander aspect dan in de Oudheid en gedurende de Middeleeuwen.

In de vijfde plaats merkten we het feit op, dat de medische wetenschap in de tweede helft der negentiende eeuw een groote overwinning op de magie behaalde, toen het haar gelukte de hypnose op natuurlijke wijze te verklaren en onder haar eigen methoden van behandeling op te nemen.

Ook overigens scheen zij het pleit gewonnen te hebben, nu zij, dank zij haar wetenschapsideaal, in staat bleek het geneeskundig kennen en kimnen zoodanig uit te breiden^ dat haar macht en beteekenis niet meer vielen te ontkennen. Maar bij al den geweldigen vooruitgang, dien zij bracht, kon zij toch door haar eenzijdige instelling op het louter stoffelijke de diepste behoeften van den lijdenden mensch niet bevredigen.

En zoo zagen wij in de zesde plaats ook de pogingen herleven de geneeskunde weer los te maken van haar natuurwetenschappelijke basis en haar terug te brengen onder de macht van wijsgeerige en godsdienstige voorstelUngen, die thans evenwel niets meer met de Christelijke religie uitstaande hadden. Ik laat nu het merkwaardige feit rusten, dat de kwakzalverij nog nooit zulk een opgang maakte als juist üi den tijd, toen de geneeskunde als natuurwetenschap haar grootste triomfen vierde.

Belangrijker was het, gezien den gang van ons betoog, er op te wijzen, hoe de moderne geneeskunde haar tegenpool vond in het oplevend pantheïsme, dat het vraagstuk van de verhouding van mensch en wereld langs geheel andere wogen trachtte op te lossen. Men zocht in den arts weer den magiër, 'die op bovenzinnelijke wijze kennis gekregen had van de geestelijke krachten en machten, die den kosmos zouden beheerschen. Niet het natuui onderzoek, zooals dit in de negentiende eeuw beoefend was geworden, behoorde het eerste en laatste woord te hebben, maar het geestelijk inzicht in het wezen van den mensch. Zoodoende werd de geneeskunde weer ondergeschikt gemaakt aan vooropgezette beschouwingen van pantheïstisch-religieuzcn aard en kreeg zij in de eerste plaats haar kennis te putten uit de magische en gnostische instelling van haar beoefenaars. In Christian Science en Anthroposophie zagen wij daarvan duidelijke voorbeelden.


') Christelijke Encyclopaedie, Deel V, pag. 284.

2) Dr Norbert Glas in: „Die Krise der Medizin" door , r Bernhard Aschnu, 1928.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's