STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Den Haag, 22 April 1946.

Verscliei^ene jonge leden van onze Kerken bevinden zich op 't ogenblik in militaire dienst. (Ook ik behoor tot hen). Over 't algemeen hebben zij het, wat het geestelijk leven aangaat, zeer eenzaam. Wij voelen dan goed, dat wij in ons land in het isolement gedrongen zijn. We staan alleen.

Nu is het mij opgevallen, dat er van onze Kerken nog te weinig voor onze militairen wordt gedaan. Daarom zou ik willen vragen: "

a. aan onze Kerkeraden. Laat overal, waar zich in Uw gemeente militairen bevinden (en dat is op 't ogenblik in veel plaatsen en binnenkort in nog meer) elke week een paar exemplaren van Uw Kerkblad brengen, om ze in de cantine ter lezing neer te leggen! Maak daar ook de tijden en plaatsen van Uw godsdienstoefeningen bekend! Ga er, indien mogehjk, zelf eens heen! Het zal zeker door onze leden, maar ook door anderen op hoge prijs worden gesteld.

b. aan onze Jeugd ver eniging'en. Laat overal, waar zich militairen bevinden een papier ophangen, waarop verschillende bijzonderheden (zoals vergaderplaats en tijd enz.) zijn vermeld. We zullen jullie daar zeer dankbaar voor zijn.

c. aan al onze Gemeenteleden. Indien U een militair in Uw kerk ziet, neem hem eens mee naar huis! Zonder twijfel zult gij hem hierdoor zeer kunnen steunen.

Te meer wil ik hier nu Uw aandacht op vestigen, nu binnen enkele weken vele jonge leden in militaire dienst zullen worden opgeroepen.

P. VAN LEEUWEN,

Corverstraat 11b (burger Rotterdam—^Delfshaven. adres).

Naschrift. De klacht over „de" kerken, die te weinig doen, is misschien zóó niet juist. De synode te Enschede deed wat zij kon. Maar de overheids- en militaire instanties falen veelszins. Plaatselijk is er uiteraard veel meer te doen.

K S

MANNENVEREENIGINGEN.

Volgend schrijven werd óns blad ter publicatie aangeboden: > Monster, 10 April 1946.

Aan het Bestuur van den Bond van Gereformeerde Mannenvereenigingen.

Geacht Bestuur,

In verband met lifet rapport van de Commissie inzake het referendum 1946 en de besluiten genomen in de bestuursvergadering van 12 Maart 1946, heeft onze Vereeniging, lid van den bond, in haar vergadering van Dinsdag 9 April '46 besloten het volgende schrijven aan Uw bestuur te richten.

Onze vereen, was zeer verwonderd dat ons schrijven van 27 Dec. '45 niet in ons orgaan werd opgenomen. Wanneer het Bondsbestuur zulke ingrijpende beslissingen neemt als b.v. in Nov. 1945, buiten de Bondsverg. om, en een rechthebbend lid van den Bond, wenscht op het onreglementaire van de bestuurshandelingen te wijzen, en dit onder de aandacht van alle Bondsleden te brengen, meent zij toch wel aanspraak te mogen maken op een klein plaatsje in het Bondsorgaan. Zij meerit zelfs dat voor een dergelijke gewichtige aangelegenheid, oo noodig andere stukken moeten wijken.

Of is ons Bondsorgaan geen Orgaan van en vóór den Bond meer? Wij protesteeren daartegen.

Vervolgens moeten wij opmerken dat de uitslag van het referendum ontwijfelbaar bewezen heeft, dat onze bezwaren in bedoeld schrijven vervat, zeer zeker wel gegrond waren, en de maatregelen door het Bondsbestutir genomen ook in den Bond lang geen algemeene instemming kon vinden.

Van de vereenigingen die bUjkens het jaarverslag op 31 Dec. 1945 lid waren van den Bond, 521 in getal, namen slechts 376 deel aan het 'referendum, dat is 72 '%.

102 vereenigingen zonden niets in en 28 stemden blanco. Dus 130 vereenigingen, die aan den roep van hèt bestuui* geen gehoor gaven, stellig voor 't grootste deel vereenigingen die met de maatregelen van het bestuur niet accoord gaan, al dienden zij ook allen formeel geen bezwaren in, zooals wij dat deden.

Van degenen die deel namen aan het referendum, 376, stemden 196 leden vóór splitsing van den Bond dat is dus 37.6 % der leden. 175 verklaarden zich er tegen. ,

Met zulk een percentage, nog wel op onregelmatige wijze verkregen, wordt nu de sphtsing van den Bond doorgezet.

Wij protesteeren ook daartegen.

Verder meenen wij dat ook de berekening die gemaakt werd betreffende de verdeeling van het Bondsbezit, in verband met de onvoldoende gegevens die het referendum, heeft verschaft, niet juist en billijk kan zijn, ondanks dat slechts weinig vereenigingen tegen een billijke verdeeling zich hebben verklaard.

Ook daartegen moeten wij protesteeren. Dat ook de tijd die voor het referendum gesteld werd veel te kort was, zal wel van invloed geweest zijn op den uitslag.

Wij meenen op grond van al het bovenstaande, dat één en ander wel degelijk op de Bondsvergadering dient besproken te worden. '

Wij verzoeken ü ook ditmaal, ons schrijven in ons Bondsorgaan op te nemen, en den Bond in de gelegenheid te stellen zich op wettige wijze over één en ander uit te spreken.

Wij achten dit organisatorisch de eenig juiste weg en ook eisch van onze Gereformeerde beginselen. God wil toch ook dat alles eerlijk en met orde zal geschieden. Ook als we uiteen gaan, kunnen we toch wel als mannen, elkaar eerüjk en open in de oogen zien, en zulk uiteen gaan broederhjk en ordelijk zijn beslag doen krijgen.

Als onze roepstem onverhoopt geen gehoor zou vinden en de splitsing van den Bond langs dezen weg moet doorgaan, dan zullen wij gebruik moeten maken van art. 31 van ons Bondsreglement, dat het recht beschrijft van beroep op de Bondsvergadering, van handelingen door het Bestuur gedaan.

Gaarne ontvangen wij spoedig antwoord met het oog op eventueel in te dienen voorstellen op den Bondsdag, welke vóór 3 Mei moeten worden ingezonden.

Met broedergroeten, namens de Mannenvereeniging op Geref. grondslag „Calvijn" te Monster.

Voorzitter: L. v. d. Beukei

Secretaris: L. Ruinard.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen