GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat zal men dan antwoorden den boden der natie? Dat de HEERE Sion heeft gegrondvest. Jes. 14 : 32.

GEEN COALITIE FN VERLOOCHENING DER ANTITHESE.

Het christendom van onzen tyd spreekt met meer dan één mond.

Er zijn er, die eerst tusschen broeders van eenzelfde huis een scheuring veroorzaken; zijn daji de gevolgen ernstiger, dan ze'verwacht hadden, en willen ze die gevolgen te boven komen, dan zingen zij het lied der orthodoxe concentratie tegen den gemeensoliappelijken modemisüschen vijand. Men hoort hen dan zeggen, dat Efraim Juda, en Juda Efraim, niet langer benauwen moet, , maar dat zegemeenschappelijk den filistijnen op den schouder moeten vliegen.

Maar een oogenbUk later komen tot hen menschen van een andere „religie", toch óók „religieus" immers? ; en die vragen hen, zich te alHeeren met deze sprekers zelf, opdat ze te samen een bloc kunnen vormen tegen een dreigende macht, die allen wil opslokken.

Een oecumenische samengang moet het dan worden tegen den gemeenschappelijken vijand, die in aantocht is of — komen kan. Die gemeenschappelijke vijand is in htm, verlokkende redeneeringen soms niet meer dan een mythe nog; en zoo is 't met de „religiositeit" van die op samenwerking beluste uitnoodigende partij ook: haarscherp omschrijven wat vijand en wat vriendi is? Geen kwestie van. Soms zelfs zijn de voorstellers „filistijnen"; filistijnen hebben óók hun „religie", moet u weten. En zij, die dan eerst met Manasse of met Juda, gezamenlijk den fiUstijn op den schouder willen vliegen, luisteren strains óók naar den voorslag, om met de filistijnen weer een anderen, nog grooteren en nog gevaarlijker geachten tegenstander op de schouders te vliegen. Beide voorslagen 2djn ingegeven door het spookbeeld van den meer mythischen dan concreet aangewezen vijand; zoowel de prihcipièele vraag: „wat is vriendschap (in. het belijden) ? " als de andere: „wat is vijandschap (in het belijden)? " blijft onbeantwoord.

Beide voorslagjen zijn aandoenlijk om aan te hooren.

Maar wie ze naast elkaar stelt, ontdekt, dat ze elkander tegenspreken. En dat het dus in geenen deele grondig meenens is. ••.•.••, •

Ook Jesaja's ooren hebben getuit van deze tegenstrijdige leuzen.

Hij zelf geeft een schildering van deh messiaanschen tijd, en zegt, dat in die heilsperiode Efraims ijverzucht zal geweken zijn; dat Efraim, het 10stammen-rijk, niet meer Juda, het twee-staznmenrijk benauwen zal, en omgekeerd Juda Efraim niet (11 : 13). Samen zouden, integendeel, beide machten den filistijnen op den schouder vliegen (vs. 13), om van andere vijanden maar niet te spreken. Men kan er zeker van ajn, dat deze „eschatologische" preek van Jesaja met tranen in de oogen aangehoord is; hij is waarschijnlijk nooit zoo „en vogue" geweest als toen hij zulke héérhjke woorden zei, die dierbare godsman...... Ja, ja.

Maar hoe was de werkelijkheid in dienzdfden tijd?

Ziehier: Binnen het tienstammenrijk zelf bijt Efraim naar Manasse, en gromt Manasse tegen Efraim (9 : 20). Neem het niet al te tragisdh, want: als het zoo eens te pas komt, dan worden innen het tienstammenrijk de onderlinge veeten straks vergeten, en de partijen, die elkaar eerst ekampten, gaan dan af en toe zidh associeeren tegen een ander, dien ze geen van beide mogen hjden. Dat laatste geldt ia bijzondere mate tegen Juda, het twee-stammenrrijk. Daarom ziet men er soms geen een in, zich te verbinden met een heiden, om, ij aan zij met dezen, Juda, het twee-stammen-rijk, et broedervolk van eertijds, te Ujf te gaan. Eerst eeft Pekah, koning van het tien-stammen-rijk, het leger van Achaz, van het twee-stammen-rijk, geslagen, en leehjk ook (2 Kron. 28 : 5, 6)^ En nog later gaat diezelfde Pekah van het 10-stammenijk, zich associeeren met Rezin, den koning van yrië, den heiden dus, om het twee-stammenijk te verdelgen(7 : 1). Syrië strijkt dan op Efraim eer, om gezamenlijk Juda op den „schouder" (den ergrug) te vliegen

Dat was in de dagen van Achaz.

Het was dus niet zoo best geweest in Achaz' agen. In het noorden (het tienstammenrijk) een elegenheids-polemiek, en een gelegenheids-ireniek. andaag: Manasse en Efraim elkaars, bestrijers. Morgen: elkaars bondgenooten tegen een roeder, op wien men in beide kampen jaloersch is. andaag — de orthodoxe zangen sterven immers ater dan de orthodoxe practijken — vanaag: een hymne, hoe goed het is, warmeer Abraams kinderen als één man — ge hoort het zéggen an den kansel, en zingen na de meeting — als én man zich keeren tegen de heidenen, de syriërs oordwaarts, de filistijnen zuidwaarts. En moren: als het zoo idtkomt vanwege de concrete ituatie, een coalitie mét zoo'n heiden tegen een roedervolk

Maar de Geest des HEEREN zit niet stil. In chaz' veelbewogen dagen ontvonkt hij hart en eest en zinnen van Jesaja, zijn profeet. En in. het aar, als Achaz sterft, vliegt deze Jesaja, hij als e eenige, den filistijnen op den schouder. Met het waard? Wehieen, hij heeft geen zwaard. Of, toch, a toch, hij heeft een zwaard, z ij n zwaard, het waard des Woords; en daanhee vliegt hij den iüstijnen op den schouder.

Ze kwamen anders naar hem toe met o zoo veel stof tot dank": men zou er van aan 't schreien omen. Stel u voor: de filistijnen waren pas aan en zwaren druk ontworsteld; de stok, die hen zoo ang g'eslagen had, de heidensche militaire macht, ie hen met opdringende legers zoo vaak benauwd ad, die stok was gebroken. De groote slok-op, de eeUjke pan-aziaat, die aUe kleine staatjes had bereigd, was omgekomen. Ook Juda, het twee-stamen-rijk had goede reden gehad, T^an dezen zelfden lok-op groot gevaar te duchten. Reeds eerder haden enkele kleinen uit de buurt getracht, het geaar van de groeiende pan-aziatische macht — de assyrische •— te bedwingen. Maar nu die „stok", die hen „geslagen had", verbroken is, d.i. nu de assyrische politiek, waarschijnüjk door het sterven van den assyrischen koning, gehandicapt is, nu vinden de filistijnen het gewenscht, een bloc t« vormen met Judéa, tegen dien Assyriër. Ze aenden gezanten: dat zijn de boden-van-de-natie, over wi« onze tekst spreekt. Die boden der natie doen een voorslag: coalitie tegen Assur. En wat moet men him antwoorden?

Och, het was aanlokkeUjk geweest, om ditmaal toe te happen. Twee kleine staatjes tegen één grootere, dien vijand-van-het-Noorden. Principieel bezwaar? Maar Aohaz had het ondervonden, dat men er in het broedervolk toch niet tegen opziet, zich ook te koppelen aan een heiden. Als het tien-stammen-rijk met zijn heidensche NOORDERburen zich verbindt tegen het KERKvoLk der tweestammen, wel, dan maken die twee-stammen nog een goed figuur, als zij met de heidensche ZUIDEItburen (de filistijnen) zioh verbinden, o neen, niet tegen het broedervolk der tien stammen, doch tegen den Groeten Heiden. Men moet zijn tijd bijhouden. De-man-van-het-Noorden is een acuut, en een grootaziatisch gevaar. Wat tijdens Achaz uit principieele overweging moest ontraden worden (samengang met heidenen), dat kan men, geleerd door de bitter» ei-varing, opgedaan tijdensi Achaz' regeering, nu in zijn sterfjaar toch wel besluiten?

Maar Jesaja geeft geen kamp. Wat men dien boden der natie antwoorden zal? Dat JAHWE Sion heeft gegrond. Dat deze kleine staat een GROOTE KERK is. Niet een politieke, doch een foederale, een religieuze grootheid in dé eerst» plaats. Dat daarom zijn these ligt ia de herstellende genade van den God van het genadeverbond, en dat deze these een antithese stelt tusschen ieder die haar gelooft ter eener en ieder die haar niet gelooft ter anderer zijde. Zeker, fiüstijnen mógen zich wel associeeren met Judea, maar dan op de wijzse van psalm 87: dat zij het groot Lioht des Heeren zien, en zich daar henen strekken. Maar men zet de lamp van Jahwe niet onder de korenmaat van Dagon. Men geeft de antithese niet prijs. Ook niet tegen een werkelijk dreigend gevaar, waarvan Jesaja alles weet: het gevaar van Assyrië's wereldmacht.

Want de werkelijke v ij and is niet: vandaag Manasse, en morgen Juda, en overmorgen Syrië, en den volgenden keer Filistea, en den laatsten Assur, maar de werkeUjke vijand is vandaag, en morgen alle dagen: de man der verloochening van het Woord van God, der verwerping van zijn verbond, der vermenging van waar en valsch, de anti- zoowel als de pseudo-christ.

En de werkelijke vriend is niet: morgen anasse (tegen Juda), en overmorgen Juda (te^en ssur) of Syrië (tegen Juda) en nog later elke illekeurige inaohtsconcentratie tegen een nog grootere machtsconcentratie, die ons schaadt in nze „belangen"-politiek, zóó, als wij haar „zien", aar, na onze „belangen", doch de werkelijke vriend s te allen dage de man, die den HEERE vreest, ie met ons samenkomt op den grondslag niet van e realiteit doch van den INHOUD des geloofs, en er bestaande orde, de man, die met ons van'te oren afspreekt, dat we, onder beding van Gods enade, zullen verwerpen aEe decreten, welke inaan tegen de Schrift en tegen de Kerkenordening. e man, en nu is het een botterik, die lacht, de an, die echt en grondig leeft naar artikel een-enertig van de Kerkenordening; pilaar en vastigeid der (bijbelsoh bedoelde) waarheid.

En daarom is bij elke oecumenische invitatie de ijand hij, die den HEERE als grondvester van de chriftuurlijk verstane kerk miskent, en dus het undament van apostelen en profeten, hetwelk ie e Christus der Schriften, verwerpt. Én de vriend

is slechts hij, die aan, dien grondslag vasthoudt, net zoo koppig, en net zoo lastig als Jesaja. De man, die DIEN Ohristus niet erkent, vormt met de zijnen de VIJFDE COLONNE van den oecumenischen Antichrist, en die vijfde colonne opereert dan binnen de „oecumenische kerk", haar kerkwezen van binnen uit vernielend.

Oecumenisch: ? ?

Wel, over heel de wereld zingt geen mensch meer filistijnsche psalmen; en de Syrische hymnen zijn enkel nog maar archaeologisdh studiemateriaal; en Jozef's tien-stamxQjen-rijk het God verachtelijk varen. Maar de psalmen van Jeruzalem, het orthodoxe, zingen vfe vandaag nog over het breede wereldrond. AUeen de waarheid van Gods these, die dus antithese wordt tegen het ongeloof, alleen z ij is oecumenisch. Zij geeft de laatste w e r k e 1 ij k e concentratie tegen den Antichrist. Oecumenisdh is de Parade vsm den Antichrist, maar oecumenisch ook de congregatie van Gods laatste heiligen in de katakomben. Alle kerkelijke pronkstukken zijn dan allang de deur uit; maar het volk, welks hart één-voudig is, dat is gebleven. Tolken hebben ze daar niet noodig; want er wordt

weinig gespeecht, maar veel geloofd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's