GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vierde . '^

formulier van eenigheid»

We gaan nu verder lezen. Het vierde formulier vervolgt:

, ^n de belofte immers betuigt Hij niet alleen, dat een iegelijk die in den Zoon gelooft, het eeuwige leven iieeft, amaar zegt Hij ook den Heiligen Geest toe, die het geloof werkt, waardoor Hij ons Christus en al sijn weldaden deelachtig maakt".

Tot zoover de aanhaling.

Wat in deze woorden ons weer hindert, is de slapheid (indien men let, -op de eigenlijke dogmatische kwesties, die de synode zelf ondanks alle waarschuwing om niet door te drijven boven haar recht en haar vermogen (!) eerst zoo scherp gesteld heeft) en de camouflage (ten aanzien van het feit, dat ze eerst met zoogenaamde tucht een o n g o d- de 1 ü ke formule heeft behandeld alë ware ze g o d d e 1 ij k).

Immers, men draagt hier de belofte-kwestie in het debat. Dat was al eerder gebeurd (zie den reeds bespifeken tekst). Maar to e n bleef men in het a 1 g e- m e e n e hangen. Dezen keer evenwel neemt mei den schijn aan, alsof men komt tot het bepaalde, • het concrete, den concreten inhoud der belofte Het vuur wordt ons nu aan de schenen gelegd — a 1 (. 't m e e n e n s is.

Maar in een c o m p r o m i s-f ormule is 't nooit echt ^ meenens met de w a arh eids^vraag. Het is alleen maar meenens met de zelfhandhaving, nadat men eerst geschorst heeft om concrete inzichten, die men later weer voor een belangrijk deel moest prijsgeven, zonder God en de geschorsten en afgezetten nederig om vergeving te vragen.

Want let eens hier op: Als inhoud der belofte wordt hier aangegeven: dat een iegelijk, die in den Zoon gelooft, het eeuwige leven heeft.

Maar i s dat een belofte ? Kijk, als er geen debat ontketend was, en geen geleerde of schijn-geleerde rapporten waren ingediend, en de lucht was nog zuiver, en de verhouding nog eerlijk, dan zouden wij zelf allicht met 't grootste genoegen dezen volzin belofte noemen.

Maar nu er wel gedebatteerd, en uitgedreven en op de spits gedreven is, n u zeggen wij: tegen den achtergrond van al die God en msnschen bedroevende misère is hier alleen te constatceren dat de beloftekwestie ontdoken wordt, al wordt het Woord „belofte" genoemd.

Want, strikt genomen, is het aangehaalde geen belofte, doch een dogmatische waarheid. Als ik zeg: een iegel'jk dis in den regen staat, wordt nat, dan is dat een waarheid, doch geen belofte. Be.cfte, zooals men in 19C5 en 1042 ze in geding gebracbt heeft, is dit, dat aan een bepaald adres of persoon, N.«N.-genaamd, een zeer concrete toe-zegging gedaan wordt. G ij, N.N., gij zult dit of dat ontvangen.'Daar wordt een bepaald goed aangezegd en toegezegd en geadresseerd aan een bepaald persoon. DAARBIJ komt dan, de vraag op: is dat voorwaardelijk of onvoorwaardelijk? Dat is de kwestie in geding. Maar dat EEN IEGELIJK, die in den Zoon gelooft, het eeuwige leven heeft, dat is een waarheid. Evenals deze, dat elke ster, die geschapen is tot een licht des nachts voor ons, ook metterdaad des nachts verschijnt. God legt verband tusschen die ster en den Schepper. En tusschen het geloof en de zaligheid. Het is een wet, een ordening.

Men voelt het verschil aanstonds, als men het begin vergelijkt met het vervolg der geciteerde uitspraak. In het vervolg is opgemerkt, dat de Heere den Heiligen Geest toe-zegt. Aan wien? Aan hem, die reeds gelooft? Ik zeg: ja, want zoo iemand heeft den Geest noodig, eiken dag, om te blijven staan en door het geloof te worden wedergeboren (art._24 Beüjdenis). Maar dat zal hier niet bedoeld ziin. Wij denken hier allem.aal aan de kinderen (Zondag 27, vraag 74). Den kinderen, d.w.z. aan Jan, en Marie, en aan eiken N. N., telkens één voor één, is in hoorbare taal, door de ambtelijke bediening der kei"k, toegezegd: u, N. N., wordt de H. Geest, die het geloof werkt, toegezegd. Daar is niet het algeme'ene „een iegeüjk", doch het i n- d i v i d u e e 1 e: gij, N. N. gebruikt. En wie dus scherpe onderscheiding vnl, en een serieuze bijdrage leveren wil tot den vrede der kerken, dien men eerst bond aan scherpe Kuyperiaansche distincties, die moet de dingen uit el'kaar houden.

Dat geldt te meer, nu de vaderen dikwijls tusschen „b e 1 o f t e" en „p o 1 1 i c i t a t i e" onderscheiden hebben. De oude contracten-leer der juristen speelde daarbij een niet onbelangrijke rol. De hier bedoelde vaderen zeiden: een belofte, promissie, is daar waar gezegd wordt: dat en dat kunt gij, medecontractant krijgen, van m ij, die ook contractant ben, maar ge*rijgt het pas in dat en dat geval. Eü pas als dat contract aanvaard was, en door den aangesprokene geratificeerd, en gehouden werd, ook zijnerzijds, pas dan kreeg de promissie het karakter van bindende pollicitatie. Men construeerde zóó ook de verhouding tusschen God als Partij en ons als partij in het verbond.

Heel de kwestie van voorwaardelijke of onvoorwaardelijke heilsbelofte hangt hiermee samen.

Wij zeggen niet, dat v/ij die poUicitatie-theorie willen gaan doceeren.

Wij zeggen wèl, dat we ze niet zullen negeeren. Ze komt van de Vaderen tot ons. Via de Roomschen reeds.

En ook verklaren we, dat een synode, die zóó kras heeft gezworen bij den Naam des Heeren, en die nog vojhoudt, dat de z a k e 1 ij ke inhoud van 1905- 1942 m*et gehandhaafd blijven, zich als een kind gedraagt, wanneer zij, doende ALSOF ze dë zaken in geding behandelt, ze in feite voorbyloopt met deze omtrekkende beweging; De belofte, die IN GEDING gebracht isdoorhaarzelf, is hier niet aan de orde gesteld. Men heeft — zie de beide voorgaande artikelen — gedaan, ALSOF men nu eens de kwectie der verantwóordelijk-s telling /zou behandelen. Maar in het eerste het beste daarna volgend e woord wordt die kwestie ontdoken. De heele distinctie promissie-poUicitatie blijft buiten het gezichtsveld, ook wat het daarmee aangesneden probleem betreft. En ook dus de vraag: is de be'ofte AAN ISt N. YC^-.v - • • Ae"'\, ja of neen? Hoe is N. N. verant­

woordelijk gesteld?

" K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 december 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 december 1946

De Reformatie | 8 Pagina's