GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Heeren of Broeders? "

In verband met de quaestie „Heeren of Broeders? " schrijft I. C. K. in het „Kerkblad Geref. Kerk (art, 31) Gouda'-', van 18 Oct. j.l. o.m. het volgende:

„Op 23 Sept. 1944 werden hier in Gouda de definitieve schorsingen uitgesproken. Op 1 Oct. '44 werd de eerste vrijgemaakte dienst in de St. Jan gehouden. En op 5 Oct. kwam de Classis, Gouda bijeen, die de schorsingen gesanctioneerd heeft en meende te moeten constateeren, dat de geschorsten het kerkverband hadden verbroken (scheurmaking dus). Welnu, na dien 23en Sept. zijn er door of Namens den Turfmarktkerkeraad, op officieel briefpapier der kerk, met een reproductie van het kerkelijk zegel, enkele briefjes aan ds Koenekoop geschreven. Naast elkaar gelegd geven zij wel wat te denken van de broederlijke gezindheid van de afzenders".

In die van 3 Oct. en 4 Oct. is het adres: „Aan den Weleerwaarden Heer Ds G. Koenekoop", en de aanspraak: „Weleerwaarde Broeder". In dien van 10 Oct. is de adresseering dezelfde, maar de aanspraak: „Weleerwaarde Heer", en de onderteekening zonder broedergroet.

Maar als soort pleister op de wonde — of was het misschien bedoeld om te accentueeren, dat men opzettelijk den broedernaam weigerde? — is dan achteraf op dit getypte briefje boven de handteekening nog even met de hand bijgeschreven: „Hoogachtend". Aanvankelijk wilde men ds K. dus niet alleen den broedemaam en broedergroet onthouden, maar zelfs ook de burgerlijke beleefdheid aan het einde, van den brief. Maar het wordt nog fraaier!! 11 Jan. '45: „Aan den Weledelen Heer G. Koenekoop". „Weledele Heer en Broeder Met broedergroet". 24 Mrt '45: „Aan den Weled. Geb. Heer G. Koenekoop". „Weledelgeboren Heer" Hoogachtend".

I. C. K. eindigt: „Heel dit weerzinwekkende gedoe valt nu onder het. afkeurend oordeel van de synod, pers".

Dit laatste ziet op de synodocratische verontwaardiging over het „Heeren", en niet , , Broeders" van de Synode te Groningen.

„En nu zoet blijven Jongens!"

In de „Zeeuwsche Kerkbode" van 3 Oct. '47 schrijft ds H. Veldkamp te Middelburg onder het hoofd: En nu zoet blijven jongens! over het artikel van prof. dr F. W. Grosheide in „Belijden en Beleven" van 19 Sept. j.l., en waarin deze er tegen opkomt, dat kerkeraden een „soort aanklacht tegen enkele Zendingsmannen bij de kerkelijke vergaderingen, waaronder die mannen resorteren" hebben ingediend of willen indienen, en wel op grond van de beruchte verklaring van dr Bakker, ds Pos, ds Vlijm e.a. 1 Aug. '47 te Batavia. Naar ds H. Veldkamp, schrijft prof. dr F. W. Grosheide dan o.m.: „Doch moeten de menschen, die de verklaring teekenden, daarom nu kerkelijk behandeld worden? Dat ontken i k". Prof. dr F. W. Grosheide zou die verklaring best kunnen begrijpen, en van oordeel zijn, dat hierin niets meer tot uiting komt, dan „een verschil van politiek standpunt, een verschil van inzicht tusschen hen die Indië kennen, en Nederlanders die het niet kennen". Tegen dit schrijven van prof. dr F. W. Grosheide komt ds H. Veldkamp op, en wijst het onjuiste van dit laatste aan, door te herinneren aan de tegenverklaring der Heeren Algra, mr van Helsdingen, ds Oranje e.a. van 9 Aug. da.v. Voorts zegt hij, dat in die verklaring van 1 Aug. „in feite stelling genomen werd voor de revolutie en geprotesteerd tegen de handhaving van het wettig gezag, het z.g.n. politioneel optreden". Al verder zegt hij, dat de fout niet maar ligt in tijd en wijze van aflegging dier verklaring, zooals prof. dr F. W. Grosheide beweert. „Maar d a t ze het stuk zelf de wereld instuurden, was daarom zoo fout, omdat het in lijnrechte s t r ij d komt met art. 36 N. G. B., waar o.m. staat, dat God wil, „dat de wereld geregeerd worde door wetten en politien, opdat de ongebondenheid des menschen bedwongen w o 5, d e en het alles met goede o r d i n a n t i ë n onder de m e n s c h e n t o e g a". Wie bezwaar maakt tegen de hEindhaving van het 5e gebod door de overheid, komt niet alleen in strijd met Schrift en belijdenis, maar staat zelf op revolutionair standpunt".

Prof. .dr F. W. Grosheide schreef, volgens ds H. Veldkamp: „kunnen we elkaar in deze-dingen niet dragen, is er niet over te praten? Dat Rom. 13 in gedrang is, moet immers nog bewezen worden!"

Ds H. Veldkamp antwoordt — en nu laat ik hem verder zonder onderbreking aan het woord —:

„Gesteld dat dit laatste juist is, wie moet dit dan bewijzen? Wie maakt dat uit of er afwijking is van Schrift en belijdenis? Toch zeker niet de een of andere theoloog of particulier, maar de k e r - kelijke instantie. Daarom was ik er blij mee, dat men dit kerkelijk wilde behandelen.

Maar als dit nu zoo met een eissertje en een sussertje moet afloopen, zooals prof Grosheide blijkbaar wil, dan aarzel ik niet te verklaren, dat heel het kerkelijk gebeuren van 1936 af één t r a g i s c h e v e r g i s s i n g is geweest. Is afwijking van art. 36 N.G.B, minder ernstig dan eenige andere afwijking? Hebben wij toen in 1936 gezegd: het betreft alleen maar wat verschil van inzicht inzake doop en verbond? Is toen beweerd: „is dit niet te dragen? Kunnen we daar niet EÜS broeders over praten? Ieder weet het antwoord op deze vragen. We hebben de geschilpimten kerkelijk behandeld, opdat beweze'n zou worden, wat naar Schrift en belijdenis was, enwat niet. Als nu in een analoog geval advies gegeven wordt aan de kerkeraden: broeders, maak je niet druk en blijf as^blieft zoet, want we heb-- ben al rumoer genoeg, ja, dan moet ik er ernstig over gaan denken, of ik niet een brochure ga schrijven over „dreigende deformatie"."

Och, ds H. Veldkamp, U moet niet vergeten, nu geldt het vriendjes, maar in 1936 prof. Schilder en enkele andere van die booze. Mordechais, die maar niet voor de groote Hamans wilden neerbukken. En spreekt U van „tragische vergissing" in 1936, och kijk nog eens wat beter: het was boos opzet. Niet de ijver voor 's Heeren zaak en huis dreef tot het op de kerkelijke agenda stellen van de bekende zaken, maar vrees en ijver voor eigen hoogheid, aanzien, invloed. En zijn de geschilpunten toen kerkelijk behandeld? Och neen, mishandeld, zonder genoegzame keimis van zaken doorgedreven en afgejakkerd. Het was niet om de leer der Heilige Schrift te doen, maar om eigen opinie er door te jagen, teneinde die en die kwijt te worden.

En „bewezen, wat naar Schrift en belijdenis was, en wat niet"? Och zie maar, wat men heeft gestumperd: uitspraken, nadere toelichting, zestien punten, vervangingsformule, andere stukken aan de kerkeraden en in bladen, en dat alles binnen een tijd van een jaar of drie a vier. En is men het nu onderling eens over het laatste stuk, de vervangingsformule? Och, och! „Opda^ bewezen zou worden wat naar Schrifteen belijdenis was en wat niet", schreef U? Wat verder die brochure betreft, nu, dan moeten we maar eens afwachten en zien wat er komt.

S. GREIJDANUS.

In „'De Hervormde Kerk" van 4 Oct. '47 schrijft de hoofdredacteur, ds F. H. Landsman, over de noodzakelijkheid van bekeering 'der kerk, en over de middelen, waarmee die te bewerken, bepaald ook over „grootscheepsche, massale evangelisatie-acties", in Engeland opgezet, j Dan schrijft hij o.m.:

„In steeds bredere kringen is men zich echter ia Engeland bewust geworden, dat de massale acties het hoe langer hoe minder doen. Zij moeten gebruik maken van de wereldse middelen van i-eclame en propaganda. Het gevaar, dat zij zichzelf overschreeuwen en tenslotte niemand meer luistert, is niet denkbeeldig gebleken.

Gaan ook onze ervaringen niet deze kant uit? Men heeft zich" afgevraagd, of wij in deze niet-meer-Christelijke wereld tenslotte niet moeten terug-VEillen op die middelen voor de verbreiding van het Evangelie, die er eeuwen geleden in een nog-niet-Christelijke wereld toe hebben geleid, dat er een wereldkerk gebouwd werd. Die methode leek meer op de manier, welke de communisten, die overal hun „ceUen" bouwen, thans gebruiken, dan op die van de moderne reclame-campagne.

Nogmaals: het Evangelie, het Christelijk geloof, is een zeer persoonlijke zaak. Het Evangelie is een oproep tot trouw, tot overgave, tot heiliging; ; dit alles in en door het geloof in Jezus Christus, ib Zijn kruis en Zijn Opstanding; in de levende Christus Die regeert door Woord en Geest en daar is, waar twee of drie in Zijn Naam samen zijn".

Van den Heere Jezus werd geprofeteerd: ij zal niet schreeuwen, noch Zijne stem verheffen, noen Zijne stem op de straat laten hooren, Jes. 42 : 2. En op die wijze heeft Hij geëvangeliseerd, het Konink­ rijk Gods, het Evangelie gepredikt, Matth. 12 : 15— 21. Hij bezigde geen wereldsche reclamemiddelen. Zijne kerk, Zijn discipelen, zullen, om. rechte discipelen van Hem zich te betoonen ook in de Evangelie-' verkondiging, in deze wijze van Evangelieprediking evenzeer wel de wereldsche wijze van werken, reclameachtig optreden, moeten verwerpen en vermijden, en bedenken het woord Gods, dat ook hier zijn beteekenis heeft: niet door kracht noch door geweld, maar door Mijnen Geest, zegt de HEERE der heirscharen, Zach. 4 : 6.

S. GREIJDANUS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1947

De Reformatie | 8 Pagina's