GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Engelen in den kerstnacht.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Engelen in den kerstnacht.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de groote heirbaan, die God reeds sinds eeuwen betreedt ter verlossing van Zijn ééne, groole wereld, zijn overal engelen te bespeuren.

Met diepe, intense belangstelling slaan ze gade de groote daden van hun Schepper en Heer. Méér nog — ze nemen actief deel aan Gods machtig wereldwerk.

Vooral in de uren van groote spanning, van doorbrekende crisis, zijn ze aanwezig en gaat heel hun wezen op in den toegewijden dienst van hun God.

We zien ze als Jehovah Abraham uitkiest uit de ten ondergang neigende volkerenwereld om uit hem te verwekken een heilig volk; meer nog, om uit hem te laten voortkomen den éénen Wereldverlosser.

We ontdekken ze bij den Sinaï. Als Jehovah Zich vastsnoert aan het volk van Abraham, Izaak en Jacob; als liat volk wordt opgenomen in den wonderlijken band des Verbonds, dan reppen zich ook de en-, gelen in willige overgave aan het bevel van hun God en de wetgeving op den berg Gods geschiedt mee door hun dienst.

Ja, overal waar God ingrijpt iri het leven van menschen en volken, overal waar Hij Zijn heilsplan verwerkelijkt en dus Zijn heilshistorie maakt, hooren we den suizenden wiekslag van Gods hemelsche dienstknechten.

Voor wie eenig besef heeft ontvangen van Gods werk met Zijn wereld, is dit optreden der engelen op kruispunten van Gods openbaringswegen niet vreemd. Naar de bedoeling van den Almachtigen Schepper behooren hemel en aarde, engelen en menschen bijeen. In den beginne — zoo lezen we immers — schiep God hemel èn aarde.

Met deze woorden, ontzaglijk zwaar van inhoud, begint het Woord van den levenden God. Deze woorden zeggen ons, dat in Gods ééne, onmetelijke schepping tweeërlei „sfeer", tweeërlei , , wereld" door Heri werd gemaakt. Het ééne, geschapen „land" werd door Hem verdeeld in twee „provincies". De eene immense kosmos kreeg een „boven"-en een „benedenverdieping". Hemel en aarde zouden — voorloopig althans — vormen de beide „helften" van Gods ééne schepping.

Maar het was Gods bedoeling, dat deze beide regionen samen zouden zijn het ééne, ongedeelde rijks-' gebied van Zijn ééne, eeuwige Koninkrijk.

En de boven-bewoners — de engelen — moesten met de beneden-bewoners — de menschen — wedijveren in trouw gehoorzaamheidsbetoon en liefdevolle overgave aan den Koning der Eeuwen, den Vorst van hemel en aarde. 102

zóó was Qods bedoelen: waarin ook verschillend, hoe totaal anders ook geschapen, in liefde tot hun Maker zouden hemel en aarde, engelen en menschen één zijn en één blijven tot in eeuwigheid.

Hoe geheel anders is het evenwel geworden!

In het donkerste aller uren van den Taorgenstond der wereld — ja der scheppings ge^hiedenis is Satan in de waarheid niet staande gebleven en heeft de menschheid zich losgescheurd van den Heere des hemels en der aarde.

Katastrofaal waren de gevolgen voor gansch het heelal. ^

In plaats van liefde kwam haat!

In plaats van het meewerken met God kv/am hpt iubotsen tegen God!

Inplaats van het verbond van^ God en menschen tegen Satan, kwam het verbond van menschen en Satan tegen God!

In dat onheilvolle uur ging een kloof gapen tusschen God en de menschen. Sindsdien zijn alle menschen van nature vijanden Gods.

Niet één - is er meer rechtvaardig. Niet één doet meer goed. De gemeenschap met God is radicaal afgeknapt.

En met de menschen zonk gansch de wereld weg uit de stralende liefde Gods. Öe liefde, waaruit alleen de zegen, de schoonheid en het geluk der wereld ontspringen kan.

Ja, de wereld met alles wat er op is, de menschheid bovenal, gleed weg in de diepten van dood en ellende en verderf. Een onheilspellende duisternis legde zich over onze aarde. En machteloos werd ze overgegeven in den greep van Satan. Deze wereld ligt sinds dat ontzettende moment „in den Booze".

Oorlog kwam er en bleef er tusschen den levenden God en Zijn in zonde gevallen wereld.

Een breuk is dus geslagen tusschen G o d en deze aarde.

Ja, maar tegelijk daarmee, op hetzelfde oogenblik, is ook een kloof gegraven tusschen hemel en aarde.

In den hemel — daar zijn immers de trouwe dienstknechten Gods, de heilige engelen. In den hemel is de volkomen reinheid en heiligheid. Daar straalt de „heerlijkheid des HEEREN" in door niets getemperden glans; in den hemel, daar werken allen met God mee en op God aan.

En zoo moet de hemel met zijn bewoners wel opbotsen tegen de zondige, verdorven aarde.

De harmonie, tusschen die beide is grondig verbroken.

De beide deelen van het ééne rijksgebied des Heeren zijn in oorlog met elkaar. De trouw gebleven „provincie" keert de wapenen tegen het gebied van den opstand.

Hemel en aarde, ze hadden samen moeten leveren de ééne, groote legermacht van den HEERE der heirscharen. Msiar alleen de legermachten des hemels bleven trouw en ze moeten zich nu werpen op de strijdkrachten der aarde, die, opgezweept en voortgejaagd door den Satan, zich verzetten tegen God.

Zie naar den ingang van het verlaten Paradijs en ge ontdekt met één blik de ellende dezer wereld: Aan de poort van dien eenzamen hof staat een bewoner des hemels: een engel met uitgetrokken zwaard! En zéker zal ^hij dooden ieder mensch, die den hof naderen durft.

Fel en ontroerend predikt die zwaarddragende en-, gel de groote 'misère der aarde.

Uiteenscheuring —• dat is de vreeselijke werkelijkheid.

Uiteenscheuring van God en wereld. Uiteenscheuring daardoor en daarna van hemel en aarde, van engelen en menschen.

Maar God wilde in de uiteenseheuring van Zijn schoon heelal niet berusten. Hij kon Zijn „aarde" niet loslaten. Hij zou de wereld weer terugwinnen om haar te voegen in Zijn groote ongedeelde rijksgebied. Ook zij moest weer blinken in vollen scheppingsluister.

Langzaam maar zeker werkt God in de vele, vele eeuwen der oude bedeeling aan dat herwinnen van Zijn wereld.

En zoo komt ook dat groote moment, waarin de Verlosser der wereld geboren wordt. Dat is het knooppunt aller tijden. De Kerstnacht breekt aan. Het Woord wordt vleesch. De nieuwe, zondelooze mensch wordt geboren. De tweede Adam begint Zijn groote werk.

Neen, die Kerstnacht is niet „stil"! Gansch het heelal is hevig ontroerd.

In de donkere diepten van den „afgrond", waar ie duivelen wonen, heerscht sidderende onrust, 't Zal au met hen haast zijn gedaan. Hun overwinnaar wordt geboren! En in een laatste machtelooze woede maakt de roode draak zich op om zoo mogelijk het' Kindeke te verslinden.

Maar ook in de hemelen is beweging en spanning. De engelen leven hevig mee, met 't wonder van Bethlehem. En ze staan gereed om hun taak bij dat wonder aanstonds te gaan verrichten. Alles • is in actie, spanning en ontroering.

Alleen de menschen slapen!

Ja, de engelen gaan hun taak vervullen.

Zij hébben een taak. Ze kunnen niet gemist worden in dit groote uur. Ze moeten de eerste boodschappers zijn van dit evangelie. Zij moeten het eerste loflied zingen over dit nieuwe blijk van Gods eeuwig welbehagen.

O er is een onstuimige vreugde in die zingende engelen.

Zij mogen uitjubelen, dat vrede gekomen is tusschen God en de aarde..

Want in de kribbe ligt een rein, zondeloos Mensch, die volmaakt gehoorzaam zal zijn in alles. Hg zal

in Zichzelf den toorn Gods laten uitbranden, Hij zal de eigenlijke aanvoerder van de heirscharen, die woeden tegen God, verpletteren. Hij zal Zichzelven houden in de duurzame, ongebroken gemeenschap met Zijn God. En zoo zal op Hem komen en rusten Gods eeuwige vrede. Terwijl overal op aarde nog golven blijft de oorlog tegen God, zal op Hem de vrede bloeien.

Hij is de groote Vredevorst.

Maar dit is nog niet alles.

Jezus Christus is maar niet een eenling! Neen, Hij is het Hoofd van duizenden en millioenen. Hij is het Hoofd van eén nieuw menschengeslacht. En uit Hem zal de vrede doordringen in die millioenen harten. Gansch een volk, een menschheid, wordt door Hem in Gods vrede ingedragen. Gods wapens zijn thans neergelegd voor hen! Te midden van de razende verwarring dezer wereld, temidden van schuimenden haat en namelooze ellende omstraalt en doordringt hen Gods eeuwige vrede, die alle verstand te boven gaat.

En zie, nu er vrede is met God, nu komen ook hemel en aarde weer naar elkaar toe. De kloof, die boven-en^enedenwereld van elkander scheidde, is gedempt. Hemel en aarde zijn van nu voortaan verzoend. Hoor maar: de hemel zingt de aarde toe! Ze zijn bondgenooten geworden in éénen dienst van Grod. Want ook op aarde zal God Zijn eigen kinderen. Zijn trouwe strijders hebben.

Engelen groeten nu in Jezus èJ him bondgenooten. Het oorlogsfront is radicaal gewijzigd. Het is niet meer een oorlog van den hemel tegen de aarde zonder meer. Neen, het is een oorlog van den hemel èn de aarde tegen wat nu nog in de macht der zonde is in Gods wijd heelal.

Ja, vrede is er, vrede met God en dus ook met den hemel — dat verkondigen de engelen.

Dat is schoon!

Hemel en aarde zijn nu weer vgrzoend!

De scheur in Gods heelal is weer hersteld! Maar toch is dieper heerlij& heid hier te ontdekken.

Dat hemel en aarde weer verzoend zijn, weer één zijn in den vrede en den dienst van God, dat is een teruggrijpen naax een herstellen van den toestand van het oude paradijs. Maar God doet meer! .

Hij leidt het door Hem gestelde begin over naar het door Hem gewilde einde.

Zeker, „in den beginne" schiep God den hemel en de aarde — maar het was Zijn bedoeting, dat die beide eenmaal in de volheid aller tijden zouden samensmelten. De woonplaats Gods zal bij de menschen komen en God zal alles zgn in allen.

Zeker, in het begin stonden de engelen boven de menschen. Ze hadden g r o o t e r heerlijkheid. Ze woonden in Gods onmiddellijke nabijheid. Maar Gods bedoeling was de engelen eenmaal te plaatsen o n - d e r de menschen. Zijn zonen niet meer dan knechten? Moeten knechten niet dienen — dienen óók de zonen van den Vader?

Daarom zegt Gods Woord dan ook, dat de menschen slechts " voor een korten tijd minder zijn gemaakt dan de engelen. Him minder-zijn zal eenmaal ophouden (Hebreen 2:7). De zoon zal grooter glorie ontvangen dan de knecht.

Wt alles prediken de engelen door wat ze doen en zeggen.

Hoor ze zingen! Ze zingen ter eere van het pas geboren Kind, den Zoon des menschen. Zij zingen Hem toe! Zij prijzen Zijn werk! Zij zijn bezig in den dienst des gezangs voor den geboren Koning!

En we weten het: , degene die zingt is minder dan Hij, die bezongen wordt.^egene die dient — ook in het lied — is minder dan Hij die gediend wordt.

Zoo scharen zich dan de engelen om den Zoon des menschen. En ze dienen: ze willen niets anders en doen niets anders dan dienen. En hun vreugde is groot. Ze aanvaarden in puur geluk de plaats door. hun God hun toegewezen, de taak door Hem hun' opgelegd.

De kribbe staat in het brandpunt van het heelal en de engelen zijn de eersten, die er zich voor buigen. Maar weer houden we vast, dat Jezus Christus niet een Eenling is! Hij is het Hoofd van het gansche menschengeslacht. In Christus dienen de engelen alle uitverkorenen. Ook in den Kerstnacht worden zij uitgezonden om dergenen wil, die de zaligheid beërven. De zonen blinken daar boven de knechten. Zoo is de engelenzang in den Kerstnacht profetie, neen, meer nog: aanvankelijke verwerkelijking van Gods voleinde wereld. Zijn definitieve wereldorde wordt voor het geloof reeds daar onthuld. Hemel en aarde ontmoeten elkander en worden één in Christus Jezus, onzen Heer. En de zonen ontvangen groote glorie. En straks zal ook van dit begin de volheid worden aanschouwd in schoonen glans.

Want als op de 'nieuwe aarde de schoonste zang wordt aangeheven, de rijkste zanghulde aller eeuwen wordt gebracht — dan moeten de engelen-knechten zwijgen! Het schoonste en rijkste lied — dat zingen zonen alléén!

In den Kerstnacht zongen de engelen en zwegen de menschen. Maar in het nieuwe Jeruzalem zullen bij den hoogsten zang de engelen zwijgen en de zonen juichen!

Het Loflied: Gij hebt ons Cïode gekocht met Uw bloed — dat zingen kinderen alleen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Engelen in den kerstnacht.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's