GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De dood in den pot.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dood in den pot.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Wedergeboorte van het Koninkrijk" werd reeds in Londen door een Regeering in ballingschap met veel ophef, aangekondigd. Verandering en vernieuwing was het thema der composities van de naar vrijheid hunkerende Nederlanders onder 's vijands dwingelandij.

Maar te kwader ure heeft de Partij van den Arbeid zich opgedrongen als peet eener verjongde natie.

Dat was een ramp voor het Koninkrijk.

In die dagen was professor Schermerhorn het factotum.

Grooter ramp was, dat de Partij v. d. Arbeid ook na de verkiezingen in 1946 het heft in handen hield.

Het is zelfbedrog, indien we — wat maar al te veel geschiedt — den vollen last van dezen rampspoed op de K.V.P. leggen en de handen in onschuld wasschen.

De K.V.P. toch verkeerde in een moeilijke situatie. Zij is bij haar sociale en economische politiek gebonden aan kerkelijke uitspraken, welke voor geen tweeerlei uitleg vatbaar zijn. De pauselijke encycliek Quadragesimo Anno (d.d. 1931), in vele opzichten een schoon stuk, keert zich tegen het individualistisch streven van het kapitalisme en geeft de grondslagen aan, waarop — v.g.l. R.K. visie — staat en maatschappij moeten zijn opgebouwd. Een gansche stroom van geschriften is — vooral in de jaren na 1930 — gevloeid uit de pennen van vooraanstaande R.K. sociotogen, economen en politici waarin — met Q.A. als richtsnoer — soms in vage, vaak in krachtiger trekken, het bestek van een nieuw maatschappelijk gebouw geteekend wordt. Het is den roomsch-katholieken niet kwalijk te nemen, dat zij ernst willen raaken met de vervulling van den pauselijken, voor hen goddelijken, eisch. Het is' ook te begrijpen, dat zij t.a.v. hun sociale en economische verlangens weinig aangename herinneringen bewaren aan de samenwerking met de anti-revolutionairen en christelijk-historischen in de dagen van Colijn. Men herinnere zich de felle critiek in de vooroorlogsche R.K. pers. Tenslotte is het hun ook niet euvel te duiden, dat zij — gelet op de vanouds bekende, immer terugkeerende figuren in de Kamer — niet al te hoog dachten van de vooruitstrevendheid der vroegere coalitiegenooten.

Nu, in 1948, beter laat dan nooit, heeft de A.R. partij ook een ontwerp voor bedrijfsorganisatie op stapel. Daarover zal, bij een volgende stembus, wel met de roomsch-katholieken zijn te praten. Maar in 1946 was dat nog niet zoover. Toen maakte de K.V.P. den zwaai naar rood. Indië kwam op het altaar.

De heer Max van Poll in Indië en professor Romme in Nederland zagen zich voor het probleem, geplaatst, hoe de revolutie in constitutioneele banen te leiden. De historie bewijst reeds het onzinnige van al zulk pogen. De K.V.P. kon dan ook niet meer dan van tijd tot tijd een spaak tusschen de wielen steken. En dat werd haar dan nog door den rooden bondgenoot hoogstkwalijk genomen. Dan sukkelde zij weer mee, half onwillig, achter de Partij van den Arbeid aan. Deze hield vast aan haar monopolie van progressiviteit. Z ij zou het Koninkrijk vernieuwen. In nieuwen stijl zou het worden opgebouwd. Men kent de desastreuze gevolgen tot nu toe en wat nog komt kan men vermoeden. Het Vaderland is in nood en onder deze leiders zinkt men steeds dieper.

Het zou verkeerd zijn te klagen en tegelijkertijd de oogen te sluiten voor eigen tekortkomingen.

Laten we niet meedoen met hen, die in frazen fulmineeren tegen den geest van den tijd en niet opmerken de verkilUng in eigen omgeving.

Het is geen gewoonte meer om warm te loopen voor beginselen. Men blijft „bezwaard" (hoe interessant toch!) in de Kerk en in de politiek en men houdt niet van , , geharrewar". Maar al die „bezwaarden", die letterlijk en figuurlijk met hun bezwaren blijven zitten, leggen Kerk en politieke partij lam.

Dan is er, wat men noemt, „de dood in den pot”.

Dan wordt er op z'n hoogst nog wat aan „practische politiek" gedaan, maar geen principieel beleid gevoerd. Men maakt het zich zoo behaaglijk mogelijk onder een maatschappelijk bestel, wa^-rvan de, aan het liberalisme ontsproten, kiemen niet deugen (gelijk Kuyper — en vóór hem Groen — nimmer moede werd te verklaren).

Dan blijft er mogelijk nog een basis voor coalitie met liberalen, maar onder een coalitie met roomech-katholieken zinkt die weg. Want het brandende vraagstuk van de organisatie van den arbeid kan alleen vanuit het geloof bezien worden. Omdat het gaat over de vraag of onze menschelijke maatschappij is een verzameling van in wezen souvereine individuen, slechts verbonden door draden van eigenbelang, óf een organisme, waarin dq leden elkander behoorente dienen en alzoo hun Schepper te verheerlijken. Welke vraag door al wie Christen is, „in Kuyper's lijn" zal moeten worden beantwoord: Gods Woord leert ons, „hoe het al uit eenen bloede geschapen en in ééi; L Verbond door God samengevat is". Daarom, „èn de solidariteit van onze schuld èn het mysterie der verzoening op Golgotha, zijn met al zulk individualisme volstrekt onbestaanbaar”.

De roomsch-katholieken stonden in 1910 nog wat onwennig tegenover Kuyper's vergaande conceptie betreffende de organisatie van den arbeid. Maar in 1946 vonden zij bij hen, die beweren in Kuyper's lijn te zijn, den dood in den pot. Twee jaar later is er een „Rapport inzake het vraagstuk der bedrijfsorganisatie", dat begint met de vraag naar het algemeen gezichtspunt, waaronder van A.R. standpunt het vraagstuk der bedrijfsorganisatie moet worden bezien. Maar die vraag was reeds aan de orde, lang voordat de roomsch-katholieken hun standpunt hadden bepaald.

A4^ de anti-revolutionaire richting zóó weinig geestkracht openbaart, dan ksm zij ook geen leven wekken. Dlan verliest zjj alle vat op ons volk. Het teirein komt aan rood.

Want tegen den rooden springvloed kan Rome niet afdoende beveiligen. In de Indische kwestie kwam dit reeds schril tot uiting. Als bondgenooten in den strijd tegen den geest uit den afgrond — reeds Calvijn wees er op — zijn de roomsche geloovigen te waardeeren. Maar, alléén-drijvend, twijfelmoedig vanwege het roestige wapentuig der voormalige coalitiegenooten, komen zij tot monsterverbonden, die slechts onheil verwekken op alle gebied. Zooals we dag aan dag kunnen opmer­ ken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 mei 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

De dood in den pot.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 mei 1948

De Reformatie | 8 Pagina's