GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een binding ontbonden?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een binding ontbonden?

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het artikel over „Sartre en het Christendom", waarin Prof. Dr G. C. van Niftrik den lof van Sartre zingt, omtmt de structuur van diens denken oneindig dichter bij den bijbel staat dan die van de idealistische wijsbegeerte, komt hij pok te spreken over de kwestie van „de onsterfelijklieid der ziel".

Toen we dat in „Heden ten dage" lazen greep ons dat. Want daarover is in de voorbije jaren ook onder ons een en ander te doen geweest.

Vollenhoven en Dooyeweerd hadden daarover én op hun colleges én in hun publicaties een en ander losgelaten, A. Janse over dat onderwerp in boek en brochure en tijdschriftartikel een en ander geschreven, dat afweek van „onder ons gangbare meeningen". Wat die gangbare meeningen precies waren wist en weet eigenlijk niemand, maar het was „erger dan vóór Assen". En de deputaten synodi, die de opdracht kregen om de „afwijkende gevoelens" te toetsen niet zoozeer aan de Schrift als wel aan de onder ons gangbare meeningen, vonden op het lijstje van onderwerpen, dat ze in studie te nemen hadden, ook het thema: „de onsterfelijkheid der ziel". Resultaat van de synodale bemoeiingen was, dat er ook een „leeruitspraak" over de onsterfelijkheid der ziel kwam en resultaat van de bemoeiingen van den synodalen prae-adviseur J. Ridderbos, dat ook deze leeruitspraak bindend verklaard werd. En Prof. Dr G. M. den Hartogh heeft onlangs nog geschreven, dat de2: e uitspraken in den Naam ^es Heeren genomen zijn!

Had nu de synode het „afwijkend gevoelen" getoetst aan de Schrift, dan was het óf schriftuurlijk óf onschriftuurUjk bevonden. Thans geschiedde iets anders: Het werd op het Procustusbed van de gangbare meening gelegd. Het werd nóch veroordeeld, nóch juist bevonden, maar om althans den schijn te handhaven, dat de synode toch maar éen getrouwe wachteres op Sions muren was, werd het gangbare spraakgebruik in bescherming genomen en „de leer van de onsterfelijkheid der ziel" eveneens.

En uitdrukkelijk is vastgelegd „dat moet gehandhaafd worden, dat de ziel des menschen, ofschoon op wonderbare wijze met het lichaam een eenheid vormende, nochtans iets eigens is, en van het lichaam dermate onderscheiden, dat zij daarvan kan worden afgescheiden-en afzonderlijk bestaan".

Erg helder is het niet.

Wat is hier „lichaam"? Wat is hier „ziel"? De verlegenheid der getrouwe synodfe en derzelver raadgevers komt in de „wonderbare wijze", waarop de ziel, die „iets eigens" heet te zijn, als „iets eigens" van de toenmalige synode wel „wonderbaar" om den hoek gluren.

Maar dat interesseert ons niet.

Het gaat er ons hier slechts om, dat de synode bij monde van Ds Duursema heeft uitgesproken, dat ook deze rammelende volzinnen een kosteUjke „goddelijke waarheid" behelzen en dat de redacteuren van „Heden ten dage" Ds H. Veldkamp, Ds Chr. J. Teeuwen, Ds J. D. Boerkoel, ajsmede Ds W. F. M. Lindeboom, die in zijn kerkbode het blad zeer hartelijk aanbeveelt, aan deze „goddelijke waarheid" ambtshalve gebonden zijn.

Blijkbaar terrein. geldt die binding alleen op kerkeUjk

Want ^un adviseur Van Niftrik schrijft: „alles wat wij als orthodoxe christenen gewoon zijn te denken over de verhouding van ziel en lichaam is ontleend aan het idealistische denken uit de school van Plato. Maar zo staat het niet in de Bijbel. Als wij spreken over onze onsterfelijke ziel, — als wij de ziel als een tegenover het lichaam zelfstandige wezenheid beschouwen — dan zijn wij idealisten en niet Bijbels denkende gelovigen". . ,

Daar gaat de ziel als „iets eigens".

Daar gaat de „wonderbare wijze", waarop die ziel met het lichaam een eenheid heeft te vormen.

Daar gaat de onsterfelijkheid der ziel.

Voorzoover hier Plato, die „arme heiden" (Calvijn) over boord gaat, is het ons wel!

Maar hoe zit het met de binding van genoemde heeren aan deze „goddelijke waarheid"?

Of is de binding (clandestien) ontbonden?

Ook dat zou „iets eigens" van de synodocratische gemeenschap zijn.

En in dit geval niets „wonderbaars". Er is ginds al zooveel in de kachel gestopt. Schoon niet door vuur verteerd.

Den Hartogh haalt de ongeschonden papiertjes wel weer voor den dag — als 't noodig is om andere vuurtjes te stoken!

Zoo gaat het „heden ten dage".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Een binding ontbonden?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's