GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

AMERSFOORT EN OOSTERBEEK

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De synoiocratlsche kerkeraad van Amersfoort, evenals andere kerkeraden van gelijke soort, heeft zich „positief" willen „stellen" ten opzichte van Oosterbeek en de actie-ds-B. A. Bos. Hij zegt het zelf. In een officieel voor zijn rekening genomen „toelichting" op een door hem ingediend voorstel. Dr N. H. Ridderbos geeft er dan weer naast de officleele toelichting een officieuze op.

Laat ons eerst het voorstel overnemen, dan de officieelft toelichting.

Hier is het voorstel:

Voorstel van de Baad van de Gereformeerde Kerk te Amersfoort.

DE RAAD DER GEREFORMEERDE KERK VAN AMERSFOORT, op Donderdag 24 Februari 1949 in

buitengewone vergadering bijeen, verzoekt aan de CLASSIS AMERSFOORT YAN DB GEREFORMEER­ DE KERKEN IN NEDERLAND onderstaande voorstellen via de PAJRT. SYNODE VAN UTRECHT in te dienen bij de GENERALE SYNODE, weUce in de loop van dit jaar te DEN HAAG zal vergaderen.

Aan de Generale Synode der Gereformeerde Kerken in Nederland wordt voorgesteld:

1. Uit te spreken, dat in de huidige situatie hereniging van onze Kerken met de „Gereformeerde Kerken (onderhoudende Art. 31 K.O.)" of met een gedeelte hiervan alleen mogelijk wordt geacht, wanneer:

a. wat het verleden aangaat, men zich bepaalt tot een gemeenschappelijke belijdenis, dat het gescheiden kerkelijk leven zondig is, en het voorts overlaat aan het oordeel van de Koning der Kerk, Jezus Christus, in hoeverre elk der betrokken kerkformaties en de leden er van in dezen schuldig staan;

b. met het oog op een hernieuwd kerkelijk samenleven, er gemeenschappelijke uitspraken worden gedaan, zowel over kerkrechtelijke zaken (o.a. de betekenis van Art. 31 K.O. en de "bevoegdheid der meer-• dere vergaderingen) als in het bijzonder over de betrokken dogmatische vragen, waarbij het resultaat van • de arbeid onzer Kerken in de laatste jaren dient te blijven bewaard, namelijk het handhaven niet alleen naar de letter, maar ook naar de inhoud van wat onze belijdenisgeschriften en formulieren aangaande Verbond en Doop leren;

2. Deputaten te benoemen, met de opdracht contact te zoeken met de „Gereformeerde Kerken (onderh. Art. 31 K.O.)" of met leden dezer Kerken, om te handelen over de zaaJt der hereniging.

En hier is dan de officieele „Toelichting":

Door het aanvaarden dezer voorstellen zou de Generale Synode zich niet louter negatief, maar positief stellen ten opzichte van het initiatief van Ds B. A. Bos en de-conferenties te Oosterbeek.

De bedoeling van het sub la gestelde is: de verantwoordelijkheid voor de uitspraken, beslissingen enz., waaruit de scheuring is ontstaan, te laten voor rekening van de partij, welke de uitspraken heeft gedaan, de beslissingen heeft genomen enz. In de huidige situatie is er immers weinig heil van te verwachten, wanneer men van elkaar schuldbelijdenissen over bepaalde concrete punten eist.

Het voorstel een streep te halen door wat in het verleden is gebeurd, houdt niet in, dat over dit verleden geheel gezwegen moet worden. Het zou b.v. mogelijk zijn, dat — om misverstand te voorkomen — beide partijen elk voor zich uitspreken haar , , zaaksgerechtigheid" te handhaven.

De sub Ib bedoelde uitspraken zouden eventueel de leerultspraken van 1946 kunnen doen vervallen. Het zou gewenst zijn, dat deze uitspraken zich zo nauw mogelijk aajisloten aan onze belijdenisgeschriften en formulieren.

De te benoemen Deputaten zouden een grote mate van vrijheid moeten hebben inzake de wijze, waarop izij het contact zoeken en oefenen. Alleen zouden uiteraard voor hen gelden de bovengetrokken richtlijnen.

Dit besluit, dateerende van 24 Febr., en gepubliceerd in het synodocratische orgaan van 12 Maart, heeft geruimen tijd gehad, om onder allerlei oogen te komen. Het geeft volkomen weer, wat uit den kring van synodocratische (en andere) sympathisanten met Oosterbeek br| herhaling is uitgesproken, en roept allerlei vragen op. We formuleeren er enkele:

a) Wat te deuken van een synode, die staat tn één rij met andere synodes, die allemaal aldoor riepen: vraag toch revisie! maar die, als er voor de zooveelste maal revislevragen op ta.fel liggen (hetgeen nu reeds voor 1949 vaststaat) voor dé zooveelste maal zou verklaren, wat hier gesuggereerd wordt: wij denken niet over revisie?

b) Wat te denken van een synode, die met haar voorgangsters al maar door verzekert met profetisch leergezag Gods waarheid te moeten stellen en vast te stellen, en de tucht in Christus' Naam te moeten bedienen, in of om bepaalde formules, maar die nu pardoes de vraag van de gevolgen van haar onvervaarde handelingen zou gaan bezien ouder het licht van wat „in" een bepaalde „situatie" alleen raogelljk(!) wordt geacht? Wordt dan soms de kerkelijke rechtspraak en wetgeving en leerafkondiging bepaald door het bereikbare? Hebbeu ook niet de farizeeërs, onder wie er waren met , , goede bedoelingen" zich niet door deze zelfde zonde gekenmerkt, en zoo de kerk tot snel verval gebracht? Gaat een kerk, die zich in de lijn der Reformatie zégt te bewegen, niet meer st& én voor haar eeden, ongeacht wat de gevolgen zijn? Is dat uu kèrkhandel, JUIST in de dagen van den naderenden Antichrist? Op deze manier (de afkondiging en handhaving van normen afhanklijk te stellen van situaties!) heeft de kerk het nog altijd verspeeld tegen de antichristelijke machten: het „prlnclpleele" afbakenen naar het „mogelijke". Wij noemen dit argument.juist omdat men telkens weer hoort zeggen: o, die scheur, en dat In de dagen van den naderenden Antichrist! Wij voor ons achten een verderfelijke methode voor een kerkelijke samenleving veel funester dan welk hevig twistvuur ook. Op déze manier is „IndoUesië" en het Rijk gescheurd, en de souvereiniteit bij de gratie Gods een vraagpunt geworden. c) Wat te denken van een kerk, die vraagt, hoe zij hereeniging kan bewerken met , , andere kerken" of anders dan maar met een „smaldeel" (de term is gebruikt door iemand, die óók den naam Ridderbos voert).

d) Wat te denken van een kerk, die constateert, dat het „gescheiden leven" zondig is, terwijl ze nalaat, en ditmaal weer voor de zooveelste maal bij een officieel besluit, als hier begeerd wordt, na te gaan, waarin de concrete schuld ligt ? Ligt een huwelijksgemeenschap i) uit elkaar, en zijn er wetsbepalingen in geding, die als zoodanig tusschen de ééne en de andere partij scheiding maken, dan is het lamenteeren: de gescheideu-heid is zonde, niets anders dan dom en dwaas; want het trapt by vóórbaat op de wet, en maakt dAArvan een quantité négUgeable. En DAT is het ergste. Waren die WETTEN van 1944 nu goddelijke wetten, ja dan neen? Indien JA, dam is zulk een voorstel van Amersfoort goddeloos. Indien NEEN, dan is het een mooi praten zonder te willen erkennen waar de schoen wringt, en alsdan ook goddeloos: men haalt de mènschjes binnen, maar die arme wét-van-God, die moet maar dulden, dat ze, na haar schorslngsdienst gedaan te hebben, verder met den kerkelijken nek wordt aangezien (tenminste, zoolang het duurt; want als men straks na een dus geschiede „hereeniging" weer een razzia wil houden tegen bepaalde menschen, dan kiumen dezelfde wetten of anders weer andere, prompt uit den mist of uit den grond gestampt worden, en begint de zaak van voren af aan).

e) Indien men thans wél aan het oordeel van Christus kan overlaten, wat bepaalde menschen gedaan hebben, waarom kon het clan niet In 1944? Waarom moest tóen worden afgezet, en wat dies meer zij ? Was dat toen Christus' wil, sta er dan voor, want ge weet, dat duizenden onder ons openlijk verklaren: we zouden vandaag nóg zoo doen als In 1944. Was dat schorsen en weren toen niet Christus' wil, neem dan de zonde tegen zijn Naam terug, en doe boete. Ons antwoord op den eisch van boetedoening hebt ge al ontvangen. Maar beleedjg Christus niet, door wat eerst noodzakelijke acte van trouw aan HEM heette, nu te verklaren tot een „middelmatige" zaak, zooals u destijds tot aan een zekere grens is aangeraden, maar door u gevvreigerd is op hoogen toon.

f) Kunnen wij, kettersche en revolutionaire vrijgemaakten, NU ineens nuttige bijdragen leveren inzaike de kennis van het overigens duidelijke artikel 31, waarom dan destijds onze bijdragen verdoemd? En verworpen? Deugde die verwerping niet, waarom het niet gezégd? En dan, nieuwe uitspraken? Bén van tweeën: die nieuwe zijn WEL of ze zijn NIET in volkomen overeenstemming met de door u in 1942, In 1944, en nog eens tweemaal In 1946 aan twee zijden van den Atlantischen Oceaan als uitdrukking van Gods Woord aanvaarde formules. Zijn die nieuwe daarmee WEL in overeenstemming, wel, dan zeggen wij, die onze overtuiging hadden en hebben, bij voorbaat NEEN. En dan moet GIJ datzelfde NEEN ook doen hooren; gij hebt toch niet voor niets een , , oecumenische" „synode" erbij gesleept, om óók al te verklaren, dat het allemaal Gods Woord was? En als gij soms aan uw krachtige en openbare en oecumenisch gesproken „ja" twyfelt, wel, durft gij dan nog één dag ook maar één schorsing voor uw rekening nemen? Schaamt ge u dan niet grondig over wat tóen goddelijke handel heette, maar nü — in het onderstelde geval — mishandeling van herders en schapen bleek? En, indien de nieuwe uitspraken NIET in volle overeenstemming zouden zijn met die oude, waarom zoudt ge dan nu reeds met zulk vuur-uit-de-hel spelen? Want op uw standpunt zouden ze immers niet 'minder dan vuur-uit-de-hel zijn?

g) Wat te deuken van een kerkeraad, die destijds schorste op grond van UITSPRAKEN, en nu zoete broodjes bakken wil inzake dogmatische VRAGEN ? Neen, laat ons blijven bij het puntje: ge hebt geschorst op grond van BEPAALDE UIl'SPRAKEN. Daarover spreekt de Heere u aan, nergens anders over.

h) Wat te denken van een kerkeraadsvoorstel, dat de mogelijkheid opent van wat nieuws, maar „en passant" zich laat ontvallen, dat het resultaat van den arbeid der laatste jaren (dat zijn toch zeker die oude formules? ) moet worden gezien als handhaving der kerkelijke formulieren? Hiermee zegt dat kerkeraadsvoorstel, alweer een Januskop dragende: we willen , , wat nieuws", maar het oude was volkomen in orde. Met andere woorden: wij willen de GEVOLGEN van onze handelingen breken, maar de handelingen WAREN goed. Het is dus dezelfde booze geest als in de onzedelijke vervangingsformule van 1946: een nieuwe redactie geven, om de menschen te vangen, maar overigens goed rechtop blijven staan, en verklaren: het was toch alles heelemaal in orde.

We geven deze opmerkingen, omdat de officieele toelichting ZELF zegt, positief te willen staan tegenover de actie ds Bos. Men kan zien, wat er zoo aJ in diens naam gezegd wordt gesproken te zijn. Niet wij zeggen het, maar een synodocratische kerkeraad. Hier is wat na het bezinksel van het door Oosterbeekenaren zelf (Toornvliet, Volten) verloochende „Oosterbeek" overblijft.

En tenslotte:

1) Wat te denken van een nieuwe kerkformatie, die OFFICIEEL in aangelegenheden, waarin ze verklaard heeft, geen „ja" te mogen dulden naast haar daarmee eorrespondeerend „neen", nu voor altijd dat , ja" en „neen" zou gaap verbinden aan één avondmaalstafel, aan één professorentafel, aan één synodetafel? Als dit , , ja" en , , neen" (in belder handhaving van zaaksgerechtlgheld immers) verbonden MAG worden, waarom zijt ge dan begonnen met den goddeloozen handel? Wij willen ieder weer aanvaarden, die schuld erkent, maar willen het nalaten van een schuldbelijdenis, daar waar ze eigenlijk zakelijk als uoodig gekend wordt, niet zien als vroom. Want zoolang de zaken zoo staan, zal het ethisch conflict blijven, en de eenheid naar den Geest al verder uit het gezicht wijken. Het wordt tijd, dat dr J. Ridderbos, en de synodocratische kerkeraad van Amersfoort, te zamen met dr N. H. Ridderbos en meteen zichzelf als synodocratischen kerkeraad gaan bestraffen, wegens schorsenswaardige verloochening van een der bekende leeruitspraken van 1942. Daar-is er ééntje onder, die ik prachtig vond, en dat weet dr J. Ridderbos natuurlijk bizonder goed zich te herinneren. Ik bedoel de uitspraak, dat God nooit van dezeUde zaak tegelijkertyd „ja" en „neen" zegt. Daar heb ik als afzonderlijk staande these vóór gestemd. Toen men die uitspraak wilde gaan toepassen tegen den één, eeii dominee, dien nien zachtkeus maar toch duidelijk wilde afstraffen, maar niet tegen den ander, b.v. dr G. Ch. Aalders, die verklaard had, dat „wezen" en ..verschijning" van het verbond onderling een zekere tegenstrijdigheid vertoonden, heb ik wél gezegd: ge moet dien mooien regel van daarna OF tegen NIEMAND OF tegen iedereen, die er mee in conflict komt, gaan toepassen. Dus: óf tegen 'dominee X, maar dan ook tegen dr Aalders, OF tegen niemand. Dat vond dr Ridderbos toen niet goed. Maar de uit.'ipraak zelf, die vond ik uitstekend. Laat nu dr N. H. Ridderbos zich daar eens aan onderwerpen. Nu al die uitspraken, die eerst van wezenlijk belang voor Christus' kerk heetten, eerst met een „ja" van synodocratische, en met een „neen" van onze zijde zijn afgehandeld, hoe kan hij dan léter dat „ja" en „neen" tegelijk willen verbinden? Och, wat een gewurm van een kerk, die niet wil toegeven, dat het mis was. Grondig mis.

Ten bewijze, dat we niet voor niets dr N. H. Ridderbos erbij halen, wijzen wij erop, dat juist hij een officieuze toelichting geeft naast de officieele. Hij schrijft daarin o.m.:

„De mogelijkheid wordt zelfs geopperd, dat beide partijen, b.v. op het ogenblik van hereniging, nog eens met zoveel woorden uitspreken, haar zaaksgerechtlgheld te handhaven, "

Even later:

„Nu staat het zo: geen van beide partijen slaagt er in de ander van schuld te overtuigen. Laat ons dan de verantwoordelijkheid voor wat geschied is, voor eikaars rekening laten; beter gezegd: laat ons aan het oordeel van de Koning der kerk overlaten, In hoeverre ieder schuldig is."

In het licht van dergelijke opvattingen krijgt de wensch van een „gemeenschappeüjke schuldbelijdenis" wel een zeer vreemden smaak. Schuld beUjden, maar waarover? Schuld-belijden, terwijl men niet ziet, waarin de schuld werkelijk ligt, dat is schuld-op-schuld. Het is Gods Naam

spannen voor ons kerkpolitieke karretje. . Dr N. H. Ridderbos geeft hier meteen bij wijze van voorbeeld ziJn kijk op den persoon van ds B. A. Bos.

We lezen: „Naar onze overtuiging heeft Ds B. A. Bos zich schuldig gemaakt aan scheurmaking. Kunnen we hem nu weer als ambtsdrager erkennen, zonder dat hij zijn schuld heeft ingezien terwijl hij zijn zaaksgerechtlgheld handhaaft ?

Op deze vraag geeft het voorstel een bevestigend antwoord (gesteld dan altijd dat we tot de genoemde gemeenschappelijke uitspraken kunnen komen). En m.i. terecht.

Ds Bos heeft ^ich schuldig gemaakt aan scheurmaking. Maar hij is geen principiële scheurmaker. Hij deed dat uit dwaUng.

We hebben toch van te voren met hem en met de andere ambtsdragers, die dezelfde weg gingen als hij, te zamen geleefd en te zamen gewerkt. We hebben in hen altijd goed-Gereformeerde mensen gezien. We hebben er ten zeerste verbaasd over gestaan, dat ze op een bepaald ogenblik, zulke verkeerde dingen deden. En we hebben dat hieraan toegeschreven, dat ze door de kruitdamp waren verblind en dEiardoor 't spoor btjster waren geraakt.

Mochten we, nu de kruitdamp opgetrokken is, nadat er behoorlijke afspraken gemaakt zijn, weer kerkelijk gaan samenleven, dan zou er alle hoop mogen worden gekoesterd, dat we niet voor nieuwe conflicten worden geplaatst.

Er zullen er zijn, die zeggen: als de zaken zo staan, had Ds Bos indertijd niet mogen worden geschorst en afgezet als ambtsdrager, 'k Ga hier niet diep op In, maar ontken de juistheid er van. Ds Bos meende indertijd zich niet aan de kerkelijke uitspraken te kunnen houden en kon dus niet als ambtsdrager worden gehandhaafd. Konden er nu nieuwe uitspraken komen, die het voor Ds Bos aanstotelijke van de vorige niet hebben en het voor ons wezenlijke van de vorige bewaren — dat, dit mogelijk moet worden geacht, bewijst het wonderlijke van de situatie! — dan zou op grond van het bovenstaande Ds Bos ook zonder voorafgaande schuldbelijdenis weer als ambtsdrager kunnen worden erkend."

Tot zoover dr N. H. Ridderbos over ds B. A. Bos.

Ds Bos wete dus:

a) een synodocratische dominee heeft heelemaal op zijn eentje (hoe weet hij het eigenlijk zoo precies? ) verklaard, dat ds Bos wel een DAAD van scheurmaking verrichtte, doch geen prmcipleele SCHEURMAKER is. Als hij zich zoo Iets zou laten aanleunen (het is intusschen weer een zooveelst kommentaartje op artikel 78/79 K.O.), dan zal hij moeten vragen: en Greijdanus dan, en D. v. Dijk dan, en Veenhof, en de door P, opma c.s. geschorste broeders Holwerda en v. d. Bom dan? Was het bij hen „een" daad, of waren zij prlnclpleele bedrijvers van zulke daden? Dat wordt wat: al die gevallen uitzoeken. Maar blijkbaar kan 't op een afstand, zonder herderlijk toezicht. Ds Bos krijgt al vast een attest van een synodocratischen kerkeraad. Ik heb het liever van mijn eigen kerkeraad.

b) Ds Bos mag dus zijn zaaksgerechtlgheld handhaven, OP PAPIER. Maar o wee, als hij weer begint, en zaaksgerechtige HANDELINGEN gaat doen, en handhaven. B.v. leeren, dat men de kinderen niet voor wedergeboren houden mag. Dan zal hij weer de Vereenigingslaan uit moeten. Wis en zeker.

c) Wis en zeker, stuift iemand daar op ? Man, hoe kunt ge het zeggen? Zoo'n broederlijke dr Ridderbos! Ik zou hem antwoorden willen: lees verder, lees verder. Er staat Immers: we moeten nieuwe uitspraken hebben, en wat voor uitspraken? Hoor toe: ZULKE, DIE HET VOOR ONS (SYNODOCRATEN) WEZENLIJKE VAN DE VORIGE BEWAREN. Dus ds Bos weet het wel, als u niet het WEZENLIJKE van de uitspraken van 1942 leert, dan moet u weer de laan uit. Via de Schoone Poort der Kerkelijke Tucht. En het WEZENLIJKE van die oude uitspraken, nou, wat zou dat anders zijn dan Prae-advies, Prae-advies, Prae-advies? Dat is toch ronduit gezegd öoor dr J. Ridderbos èn synode?

d) Dat dit mogelijk moet worden geacht, bewijst het , , wonderlijke" van de situatie, zegt dr Ridderbos. Wij zeggen: dat gij zoo iets mogelijk acht, bewijst het onzedelijke van uw kerkelijke situatie. Gij hebt gezegd: zóó moet het en anders moogt ge niet. Gij, dr Ridderbos, hebt geschreven: de LEER der synode is GEIJKTE leer, zij alleen. En nu draait en keert ge, maar dan met een passertje dat in de lucht opereert, net zoo lang tot ge zegt: naar den éénen kant: iets nieuws, en naar den anderen kant: het wezenlijk oude. De Januskop van '46, nog in '49. Och, och, ik wou niet graag zoo verloochend worden door mign eigen geestelijke kinderen. En 41s ze het een keer gaan doen, laat ze het dan royaal doen, , en niet onder het zeggen, dat het heelemaal-geen-verloochening doch alleen-maaraffirmatie is. Hier vsflllen de ultwerpers het aansootelijKe

wegnemen, èn het aanstootelrjke laten blflven. Want het aanstootelijke WAS juist wat zfl het WEZENLIJKE noemden.

Dr N. H. Ridderbos noemt zijn gedachte een nood-weg. Heelemaal niet prachtig, erkent hij zelf. Maar hij spreekt nóg te veel.

Het is wel „nood", maar het is nog heelemaal geen „weg". Het is ja-en-neen; schorsenswaardig woordengerammel. Het eindigt zelfs met de kreet: IN HET ALGE­ MEEN (!) gesproken, mogen de ambtsdragers zich niet afmaken van ds roeping om tucht te oefenen door esn beroep op den Koning der kerk." Ik dacht dat tucht oefenon v/as: een uitroepen van den Naam van den Koning der kerk.

Hoe het zij: men is gewaarschuwd. Men wil hier de sukkelaars wel hebben, maar niet degenen, die zich aan de feiten houden.


1) Een synodocratlsch orgaan acht deze vergelijking niet op haar plaats. Wij wel, maar dan om die WETS­ BEPALINGEN, die m geding zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's