GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Paaschvreugde, ook in „overblijfselen"  van „Christus'" verdrukking

Bekijk het origineel

Paaschvreugde, ook in „overblijfselen" van „Christus'" verdrukking

34 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij vieren paaschfeest, en zitten met een hoofd vol zorgen. Wat wordt het met de wereld? Indië? Rusland? Atlantisch Pact?

Nu kwelt ons de vraag: kan ons feest het gezicht op die mogelijk spoedige en in feite reeds aanwezige verdrukking verdragen? Moet ons feest die aanstaande en reeds aanwezige verdrukking een oogenblikje vergeten? Of haar op het programzetten misschien?

Een feest zonder programma is in elk geval zoo iets als een roes. Dat weten wij allen. Niet altijd trekken we echter de consequentie van, die gedachte. Ze is eigenlijk geen andere, dan dat het feest dan ook zelf O P een programma moet staan. Feesten moeten niet maar programpunten hébben, doch ook behooren ze zelf programpunten te z ij n. Wil een feest van óns zich inordenen in een schoon geheel, en niet de ellende van een glimmenden knoop op een versleten uniform zonder knoopsgaten vertoonen, dan moet het programmatisch zich laten inordenen iil een levenscontinuum, dat homogeen is in zijn feestelijkheid. Dat wil dus, als wij nog één stap verder doen, die dan meteen de beslissende stap zal zijn, dat viril dus eigenlijk zeggen: het moet zich kennen en belijden als een onderdeel van Gods programma, welks afwerking voor Hém zélf altijd festijn beteekent; als ónze sabbath is een ingaan tot Gods sabbath, dan is meteen daarmee gezegd, wat een feest ons is, zoolang het goed is.

Nu, wij kennen een man, die eens het eerste en laatste werkwoord van „het feest" vervoegd heeft: k verblijd me (Col. 1 : 24). „Nu verblijd ik me"; dat woordje „nu" geeft hier de deining: het" feeste-Hjke is er immer, maar 't is „nu" „een" feest. Een hoogtepunt in dat homogene continu van zoo­ even. De haam van den spreker is Paulus. En zijn status is 'die van een gevangene van J.ezus Christus. Een man in ketenen: ij is zoo b 1 ij.

Wat mag deze wonderlijke feestvierder-op-zijn-eentjc dan toch wel hébben, daar in den kerker, dat hij zoo vrooüjk is? Wel, als we de chronologie van bevoegden mogen gelooven, dan is de man — een heelen poos geleden al — aangeklaagd door zijn voormalige kerkgenooten; eerst is hij verdacht gemaakt bij het groote publiek, en daarna ook, want het komt maar op de macht aan, bij de bezettende macht. Zóó wordt het ons geteekend in de Handelingen der Apostelen. Die voormalige kerkgenooten van dien Paulus waren Joden, uit Asia, en vooral uit de residentie, het joodsche centrum, Jeruzalem. Ja, ja, het centrum. De Joden zeiden het zóó' nog eens met nadruk; want die Paulus had durvcn'beweren, dat het opgehouden was, centrum te zijn, sedert er n.l. een tempelgordijn gescheurd, en een beweerd Geesteshiaat bij galileesche visschers aangevuld heette te wezen. Dit Centrum der „religie" dan had Paulus aangeklaagd bij een ander centrum: Rome, centriun der macht, der bezettende macht. Het is dus zoo iets, alsof bij ons in de oorlogsdagen van onlangs een conglomeraat van voormalige kerkgenooten een anderen voormaligen kerkgenpot, nog wel een die later zeide, voor zijn broeders naar het vleesch wel te willen verbannen zijn, was aangeklaagd, eerst bij de massa, toen bij de officieele repraesentanten van het Aloude Centrum hunner hiërarchische kerk, en toen bij den rijkscommissaris van Berlijn. De o n d e r h a v i g e vertegenwoordiger van de toenmalige bezettende macht, van Rome dus, was ijlings toegeschoten om de onrustin-bezet-gebied te smoren; en toen had hij besloten, over al die vreemde theologenzaakjes, die er aan bleken vast te zitten, van de nu eenmaal van rijkswege erkende en getolereerde kerk de daartoe bevoegde instantie, het Sanhedrin, te gaan hooren. En die Paulus

was toen officieel door dit lichaam aangeklaagd. Daarna was Paulus in Schutzhaft genomen.

En, let nu op, in den nacht na zijn arrestatie en zijn opsluitüïg in de kazerne, had hij bezoek gehad van zijn „Kurios", d.w.z. zijn Eigenaar, zijn Heer. Zijn Heer was Christus, verhoogd ter rechterhand Van. God, en gezeten in nog weer een ander „centrum": het Centrum van de hemelpolis, d.w.z. van dien Staat, waarvan verdachte zich een burger noemde, den hemelstaat dus, maar dan niet naar het project van Plato of zoo'n anderen „ongevaarlijken" filosoof. Er zat blijkbaar toch wel een gevaarlijk luchtje aan dien wonderlijken hemelstaat; de beweerde Koning daarvan was dan ook zelf geëxecuteerd vanwege het begeeren aanrichten van secten en muiterij in kerken en wereldlijke regeeringen.

Nu, volgens verdachte's eigen zeggen had die Koning hem des nachts bezocht in de kazerne. En hem gezegd, dat Paulus' reisprogramma, en zijn werkprogramma door deze onaangename arrestatie wel in de war scheen gestuurd te zijn, maar, meer dan schijn was dat niet. Hem was immiers tevoren gezégd, door een (overigens ietwat duisteren) profeet, met name Agabus, niet „erkend" overigens, en dit ten huize van een nieuwbakken „evangelist" met vier dochters, dat die heele kérkerlng op het programma stond? En de verdachte had, hoewel zijn vrienden hem adviseerden, liever het gevaar uit 'den weg te gaan, dit' harde programma aanvaard. Hij was gegaan naar het vijandig Joden-Centrum, en had zich, daar laten arresteeren, zonder het uit te lokken overigens. Tot zoover was hij dus planmatig, zeg maar: pro* gramgetrouw, gearresteerd. Het was hem net gegaan als zijn vreemden Kurios: toen die gearresteerd was in Gethsemané, toen waren, zei ook hij, zijn arresteerders zelf gearresteerden Gods. En nu was die Koning, die zijn van eeuwigheid vastgestelde programma's altijd alleen maar bij stukjes en beetjes voorleest, in dat nachtelijk bezoek in den kerker het naaste, het eerstkomende programgedeelte komen dicteeren aan Paulus. Het programpunt voor de naaste toekomst luidde: naar Rome t o e, en daar van uw Koning uit dien hemelstaat getuigen. Want Paulus was een apostel gemaakt; en apostelen, dat zijn getuigen-v oor-één-keer in de geschiedenis van de wereld.

Zoudt U, lezers, misschien een paar jaar geleden in bezet gebied er tegen zijn geweest, u op den Führer van Berlijn te beroepen tegenover de aanklacht van voormalige kerkgenooten? Nu, ik ook; ik zou zoo iets liever aan anderen overlaten, als U het naadje vande kous wilt weten. Ik denk, dat wij van dienzelfden Paulus, arrestant, geleerd hebben, dat wij zoo iets niet moeten doen, wij, bij het licht, dat ik heb, en dat U hebt. Maar deze getuige-van-één-keer stond er a n d e r s voor dan wij. Om te beginnen: wij waren kortgeleden nog in oorlog; maar Paulus' land niet meer. Het was onderworpen. Bovendien: hij ontving een ander licht dan u en ik. Hem was, ge hebt het zooeven gehoord, als programpunt door zijn Koning in de hemelpolis geopenbaard : ge moet naar Rome toe. Programpunt I, dat had geluid, bij monde van Agabus: naar Jeruzalem, het centrum van den thans misduiden Mozes. Paulus had toen niets anders gedaan dan doodeenvoudig zijn gewonen gang gaan; en kijk, hij was door den natuurlijken loop der dingen vanzelf in Jeruzalem, Centrum I, gearresteerd. Planmatig! O Heere. God, ik dank U, het program wordt afgewerkt; wat is 't vooruitzicht schoon, hij die op u vertrouwt, zich heel gewoon verhoudt, vindt nu den kerker schoon. En hoor, nu was die Koning, want Agabussen werden in de kazerne niet toegelaten, zélf in de cel gekomen. En had gezegd: programpunt n dat is: Naar Rome, Centrum Tl. Toen begreep Paulus: weer niets doen, dat eigenmachtig en eigenwlllig wezen zou, maar heel gewoon de logica der feiten van het proces volgen.

Nu, óók zóó was het alles weer van een leien dak gegaan: het proces, dat had, na veel hangen en wurgen, op zekeren dag zich in een impasse zien dringen; — en toen was het hooge woord eruit gekomen bij den arrestant: ik wil naar Rome toe, ik beroep m ij op den keizer. Bij h é m was dat dus anders dan bij u en mij. Bij ons ware zoo iets in oorlogstijd gemeen verraad geweest, zoo'n beroep op Berlijn; de kerk zou in zoo'n geval bij óns gezegd hebben: hij heeft óns feest in rouw veranderd. Maar Paulus, buiten oorlog, en den keizer onderworpen, en door kerkgenooten-van-vroeger voor de rechtbank gesleept, Paulus zei, en de engelen zeiden het óók daar in die hemelpolis: o wat een feest; het program wordt afgewerkt. De ambassadeur van Jezus Christus komt volgens de plannen in Rome. Hij die op God vertrouwt, zich aan 't programma houdt, vindt ook in boeien loon. En hij was op transport gesteld, en in Rome aangekomen, en hij zei al maar: 't is feest, ze loopen allen aan den leiband van mijn Kurios.

Ze hadden — schappelijk genoeg — hem h u i s - arrest opgelegd voorloopig, meer niet. Hij mocht ook wel bezoek ontvangen; en ook schrijven. En zoo had hij in conferenties met de broeders naar het vleesch de tong daar geroerd, en voorts had hij de pen genomen, en brieven geschrevëii, ook aan Colosse, aan de kerk aldaar. Let op: de man is van zijn program gansch opgetogen: „nu verblijd ik m ij". I n m ij n 1 ij^ d e n, want dat blijft het. Want: het is g e e n Hjden zonder zin: het is i n u w belang, geloovigen van Colosse. 't Komt u ten goede. En wilt ge weten, vraagt hij, hoe ik dit huisarrest, en dat toezien van die schildwachten, om wie mijn Koning zijn engelenwacht heeft opgesteld, hoe ik heel dien krommen handel, waardeer? Wel: ik werk nu verder het laatste gedeelte van het program van onzen Peestelijken Koning in zijn Hemelresidentie af. D!at programpunt luidt: suppleer van uw kant nu de r-est van het program, dat Ik u stelde. Onderga de verdrukkingen, waarvan eerst Agabus, en toen Ik zelf daar in dat kazemehok, u zei: dat God ze had gezet op uw program, wijl ze stonden in het z ij n e van voor de grondlegging der wereld. Want het zijn verdrukkingen van Christus, en heelemaal niet zaakjes van u zelf. Nu, zegt Paulus, nu weet ge het dan, waarom ik hier zoo'n feestelijk huisarrest heb: de Koning zorgde voor een kamer, en een kachel in den winter, en voor papier, soms voor een secretaris zelfs. En Hij komt ook in dit huis hier in Rome op Bezoek. O ja, wel anders dan destijds in de kazerne, want Hij komt nu door en in zijn Heiligen Geest. Maar — de Kurios is de Geest; en als de Geest korat, dan komt de Koning; en als de wind blaast, zoo maar in mijn hart, en mij de woorden in den mond legt en ze uit de pen drijft, dan ben ik, die getuige-van-één-keer geïnspireerd, met die wonderbaarlijke inspiratje, die óók maar v a n - één-keer is. De inspiratie van den bijbelschrijver. 'Vanwaar die wind komt? Ik weet het niet. Maar gij, Colossenzen, gij hoort zijn geluid: DIB BRIEF HIER! En ik begrijp de wijze van de werking van dien Geesteswind wel niet; maar ik tast en laat u tasten haar vrucht: DIE BRIEF HIER! De Koning, of de Geest, geeft mij zóó maar een autoriteit als vroeger Mozes had. Mozes, dien ze in het Centrum I, Jeruzalem, vandaag in eere zeggen te houden en krachtens monopolie te beschermen tegen mij, die vindt zich daar miskend. Ik weet het. En in den hemel juicht ook hij het toe, dat de Kurios mij tot een getuige-naast-enboven Mozes stelt; want, door de groeiende üchteffusie Gods, wéét ikveel meer aan u te zeggen dan Mozes tot mijn vaderen sprak. Mozes heeft er trouwens verstand van, dat programmatisch sterven feest der kerk is, feest voor het gansche lichaam van Christus. Hij heeft, mét Elia, mijn Koning zelf dat eenmaal voorgehouden, op een metamorfoseberg, die tot annuntiatieberg geworden is, annuntiatie van den uitgang, dien de Koning zou volbrengen in Centrum I.

O ja, dat uur van dien annuntiatieberg! Mijn Koning had gewerkt, naar Gods gemaakt bestek, dat is: naar het gesteld program, drie-en-dertig jaar lang. Er was toen een rest nog van zijn levenstijd, een kleine rest nog. Toen had Mozes met Elia tot den Koning, destijds een slaaf nog, in ontlediging, gezegd: suppleer nu, Jezus Christus, uw verdrukkingen.. Breng ook het laatste restje op. En doe het programmatisch. Suppleer uw 1 ij den en verdrukking voor uw lichaam, hetwelk is de gemeente. En kijk, nu komt die Koning, door zijn Geest, bij mij. Hier in dat huis van Rome, kadastraal bekend bij de lictoren en bij God. Hij zegt mij: Mijn apostel. Ik heb u boven Mozes verheven, suppleer uw 1 ij den, werk het laatste deel nu af, en wéét: dit kamertje hier, dat is annuntiatiekamer. Vervul uw uitgang te Rome, Centrum II, en doe het om het Centrum, dat hierboven is. Centrum III, dat boven alle is. De staat, waarvan gij burger zijt, is bij Mij in den hemel.

Komt, laat ons nu maar even stilstaan. Die kamer in Rome, waar de Geest van Christus Paulus het program van den Koning vóór Paulus, zijn getuige. had indachtig gemaakt, en waar hij door den Geest van Christus, er zoo echt f ij n van schrijven kon, och, die kamer is allang begraven onder 't stof. Die was daar ergens in de buurt van 't Vaticaan, dat heden alle Centra van de Macht afzoekt, om hen te doen gedenken aan een man, die in een hongaarsche kerker zit, een kardinaal. En Rome zegt, wat die kardinaal, stel, dat hij zelf 't nog zeggen wilde, toch niet m.eer zeggen kan; Rome zegt: miserere, miserere, en maak kabaal met groot rumoer: hij suppleert de resten der verdrukkingen van Christus. Nu, 4*6 Vaticaanstad, die wordt nog zoo wat gehoord: ^e is toen óók nog een zeker centrum van een respectabele diplomatenmacht. Maar wie met balansen werkt — want de machtsrelaties zijn steeds balanceerend, — die zal door zijn balansen straks vergaan. Keert naar uw eigen kamertje terug, studenten, dominees, boeren, burger.", buitenlui, professoren, vrijgestelden, kamerleden en vaklieden, gij hebt geen centrum achter u, en, „vrijgemaakt", hebt gij nog pas gezegd, dat inüwkerkje men van een „centriun" niet veel weten wil. Als het zoover is, dat gij in een nieuw arrest komt. God weet, hoe gauw, dan zal geen krantje over u schrijven, en geen radio het voor u opnemen. Keert terug^ en vraag^t il ingespannen af, wat Paulus eigenlijk bedoelt, als hij in hoofdstuk 1 vers 24 zegt: ik vervul in mijn vleesch de overbHjfselen van Christus' verdrukkingen, in het belang van Christus' lichaam, dat zijn kerk is, de kerk, de kerk in singularis. Wat wil die man, wat wil die man? Wat wil hij met zijn: jubilate, jubilate, en ma^k geen kabaal met groot rumoer, doch gejuich met groiyt geschal: ik suppleer de rest van mijn program*. ^ Wait die man wil? Wel, i nrf i e n ifc hi^ college geven zou, ik z o jj, 'traöhfcenj u een overzicijït te geven van de vete ; meeiJiii}genifj hefciis) /Zoóapte'Pïof. Jager onlangs in ander verbaaïdgBeKiBliei iSaiiiefcEfateêt

voor dns, die graag kerk-onder-het-kruis heeten, als we over de naaste beteekenis van een bijbelwoord nog steeds de geleerden het met elkander zeer oneens bevinden te zijn. Ze hebben allemaal hun vragren; en in een ommezien kan ik een karrevracht latijnsche citaten u voorzetten, gelijk velen uwer het mij kunnen doen. Wat beteekent dat woord: „overblijfsel"? ^)

O zegt er eentje, ik weet er alles van: Christusmystiek. Paulus weet zich één met Christus; Christus is één met Paulus; de eenheid is er een van in-woning; draai het woord een halven slag om, meer niet, hoor, en zeg dan maar: wederzljdsche dóórwoning, wederzijdsehe doordringing. En daarom staan de zaken, zegt hij, zóó: als Christus met het lijden klaar is, dan is hij toch nog lang niet klaar; het generale subject van ds kerk, dat theologiseert, dat glorieert, en óók: dat UJDT. DAT lijdt. Het offer, ja, dat is algemeen, God maakt in het mystieke lichaam der unlverseele kerk, of misschien wel, der universeele menschheid, met haar „in-en uitwendige zijde", het lijden gansch gemeen, den oorlog gansch gemeen. Hij doet zijn Zoon, dien Puer Aetemus, nóg deze smaadtaal hooren: God zal u nimmermeer, verlossen als weleer, u is-geen heil beschoren, — althans zoolang deze wereld nog zoo wonderlijk draait, zoolang de klokken van den tijd nog slaan de uren.

Houd op, zoo roepen anderen: hier is de troostelijke leer van de verdienstelijkheid der goede werken: als Paulus nog een poosje lijdt, en ook het resteerende deel van Christus' wereldsmarten uit kan houden, dan zal hij ipso facto") en de c o n - gruo"), deelen in de Christusglorie: de wet der methexis'') is mystisch: elk offer heeft zijn loon i n zich; de keerzij van het eene is het ander.

Onderscheid liever ietwat scherper, zegt de ander, die den roomselien gedachtenkraam met calvinistenkalk komt pleisteren: voor Christus de verdrukkingen die satisfactie geven, voor de kerk daarna de resten, die de promulgatie daarvan doen; en zóó is dan „eenerzijds" gehandhaafd, dat de Christus waarlijk is verhoogd, en buiten schot gesteld, en toch, ook anderzijds, dat Hij nog immer lijdt'), maar dan in mystieken-anagogischen zin: Hij Lijdt mystiek in de mystieke kerk; want het lichaam van Christus, dat is de mystieke kerk, zij is de inwendige zijde van de kerk, die overigens registers vol schrijft met een massa namen van den burgerüjken stand.

Wij voor ons zeggen nu op onze beurt: houd op, en antwoord eerst op deze vraag: is een mystieke kerk hetzelfde als een mystieke Christus? En is zichtbaar lijden van de kerk onzichtbaar glorielijden van haar Hoofd? Was dat bezoek daar in dien kerker soms mystiek? Is de kerk een generaal subject, zóó versubjectiveerd, dat de kategorieën, die daar gelden voor het verheerlijkt Hoofd, óók gelden voor de leden, wien

i) De Gothische vertaling van Paulus' brieven heeft voor het woord (overblijfsel of: „husterema" drie verschillende, termen, om het weer te geven, u.l. wanisassus (1 Cor. 16 : 17 en 1 Thess. 3 : 10), parba (2 Cor. 8 : 14 en 11 : 19) en gaidw (2 Cor. 9 : 12, Phil. 22 : 30 en Col. - 1 : 24); vgl. G. W. S. Friedrichsen, The Gothic Version of the Epistles, Oxford Univ. Press, Loudon, 1939, p. 129. Westcott Hort geeft twee beteekenissen, niet andere combinatie van teksten: eficiency (Luc. 21 : 4; 2 Cor. 8 : 14; 9 : 12; 11 : 9) en what is lacking (Col. 1 : 24, Filipp. 2 : 3U, 1 Cor. 16 : 17); vgl. The New Test., met Greek English Lexicon to the N.T., New York, 1946. Grimm geeft nog andere beteekenissen, met weer andere combinaties van teksten: electus, id quod deest adlluc (Col. 1 : 24, 1 Th. 3:10); voorts (c. gen. pers.) absentia alicuius (1 Cor. 16 : 17, Phil. 2 : 30); en penuria, inopia (Luc. 21 : 4, 2 Cor. 8 : 14 en 9 : 12 en 11 : 9); vgl. Grimm; Lexicon Graeco-Latinum in 1. N.T., ed. 4a, Lipsiae, 1903, s. v. In den tekst van Col. 1 : 24 ziet Grimm de gedachte uitgesproken: uae Christi calamitatibus mihi sustinendis desunt, ea suppleo ad rependenda beneficia, quae Christus explenda calamatitaum sibi exanclandarum mensura in me contulit; daarnaast evenwel staat voor wat het eerste begrip betreft de opvatting: alamitates quae Christo sustinendae erant (ideoque etiam ejus cultoribus perferendae sunt); zie resp. p. 33 en 203.

-} door en in dat feit zelf.i ^

") naar betamelijkheidsregel.

•1) methexis: het deelhebben aan, deelgenootschap in.

, 5) Vergelijk Coccejus: abet Christus patiendas afflictiones etiam in Ecclesia et in membris suis Daarna, nadat Gethsemané genoemd is: ae passiones Christi in membris suis sunt definitae. Ideo dicuntur husterêmata. Hoc enim significat reliqua, quae scilicet ad summam deficiunt sive desunt. Sunt distincta tempora thlipseoon & anapsuxeoos. Actorum 14 : 22. Actor. 3 : 19 Reliqua igitur passionum desunt passionibus Christi non ad Idlasmon pro peccatis, sed ad gloriam Dei, ad utilitatem Ecclesiae & ad probationem fidei singulorum & sic ad fructum justitiae & experimentum Christi in ipsis habitantis. Sic pertinent ad sacrificium Christi, ut spondai, Phil. 2 : 17. 2 Timoth. 4 : 6 (Comm. in Epist. ad Coloss., Opera, t. VI, 25, a. Elders (Diagrammata Dicendonun in Ep. ad Col., Opera, t. II, 245, a) zegt hij, dat de ferendae afflictiones reliquiae afflictionum Christi In Carne Apostoli zijn, en geeft hij van Paulus' woord deze parafrase: k heb nu gepreekt, etc, restat nunc altera pars mei cursus, sell, ut gratitudinis causa erga Servatorera meum, qui pro me passus est, impleam & absolvam passiones meas, quas in carne mea habeo dlvina dispositlone sustinendas: uanquam non tarnen meae, quam ipsius Christi, cui Pater admensus est, quantum etiam in Membris suis debeat pati, passiones sunt een zwaard boven 't hoofd hangt, terwijl de spinnen in hun cel op vliegen azen?

Laat onsi maar zeggen hoe wij zelf het zien. Die verdrukkingen van Paulus zijn verdrukkingen „van Christus". Niet zóó, dat de Persona Publica van Christus i n zijn knechten nog persoonlijk lijdt, maar zóó, dat zij door Woord, wijl meteen door Geest, aan Hem, die 't ambt hun gaf, en dit uit kracht van 't Zijne, aan Hem in .geloof en hoop en liefde verbonden zijn naiar de wijze van slaven, die een .Heer, soldaten, die een Koning, getuigen, die een Persoon met heel diens werken te proclameeren en te dienen hebben. Als zij dood gaan, in en met'hun ambt, dan dragen zij b.v. naar Paulus' inzicht de „n e k r ó s e - .v a n-Jezus" rond, en doen dit al hun tijden. Dat is: ze dragen het levend-dood-zijn om zijnentwil overal met zich mee. Ook van moeder Sara zegt Paulus, dat Abraham alles af vsdst van haar „nekrose"; de moeder was in haar. verstorven, ze was, om zoo te zeggen: een wandelend graf; hoe konden daaruit nu vele volkeren gaan opbloeien? Maar Abraham lette op die nekróse van Sara, die trouwens, mutatis mutandis, ook bij hem zelf te constateeren viel, niet: hij wist, dafc de belofte roepen zou een leven dat niet was alsof het was, en dooden, nekrose-wrakken, om te leven. In Izaak zou hem zaad geroepen worden; uit een dubbele nekrose dus. Zóó weet Paulus alles af van zijn eigen nekrose: zoon Paulus is als moeder Sara: een wandelend graf, die man met al die sporen van striemen en verguizing, in zijn lichaam. Stigma's „van Jezus" waren het. Niet c o p i e ë n van die Jezus: geen helften daarvan, geen transparantie ervan. Hij kende geen mystiek doorboord zijn in Hem naar de handen en de voeten. Neen Paulus' eigen nekrose: vergane vrijheid, geboeide handen, kerker-isolement kende hij; — maar dit a 1 1 e s „van J e z u s", „van Christus", die nu eenmaal in de nekrose van zijn soldaten, als ze bèk-af zijn, zich als generaal g e d i e n d vindt, omdat ze zijn bevel met vreugde namen. Neen, hun nekrose was geen , ; m ystieke ópnemi n g" in die van Christus: wie praat hier eigenlijk van de nekrose van den gen e r a a l ? Wie waagt zulk spreken IN den stiijd, als hij 't commando hoort? Wie waagt het, n a d a t de generaal al vast met emeritaat voor wat het in-denkruitdamp-staan betreft naar Huis gegaan is? Nekrose van Jezus, dat beteekent: de soldaten zijn levende dooden, maar óm en mèt en van en vóór hun Heer. En zoo zijn ook de verdrukkingen van Christus niet diens persoonlijke contemporaine verdrukkingen; het woord persoon sluit dat al uit. Doch het zijn de contemporaine verdrakkingen van gearresteerde soldaten van Christus, tot krijgsgevangenen soms«gemaakt; soldaten in den kruitdamp of achter de tralies, maar die zelf van uit de residentie in dienst van Christus blijven, ook als ze krijgsgevangen zijn. Soldaten^ totdat het program is afgewerkt. De rest van dat programma óók. Gevangen genomen soldaten van Hitler, Wilhelmina, hebben niets meer te doen van 't rijksprogramma. Soldaten van Jezus hebben óók als ze krijgsgevangenen zijn, nog een REST van 't p r o g r a m m a af tewerken.

Ja, daar staat het woord weer: die rest. Paulus zegt: er is nog EEN OVERBUJFSEL. Neen, meervoud staat er: o v e r b 1 ij f s e 1 e n. Hij bezigt hier een woord, dat hij wel meer gebruikt: en, merkwaardig genoeg, ook meer dan eens in e e n z e 1 f-de verbinding met ongeveer hetzelfde werkwoord dat ook hier wordt aangewend. Epafroditus, zoo zegt hij ergens, moet in eere worden gehouden; die man heeft het bestaan, zijn leven op het spel te zetten, om het „diensTtekort" der Filippenzen aan te vullen. De Filippenzen hadden naar de oeconomie van het rijk der kerk, het hunne gedaan om Paulus te helpen. Maar er bleef nog wat over om te helpen, de dienst had, zou het programma heelemaal worden afgewerkt, nog wat meer te doen. En daarvoor zorgde Epafroditus nu; hij zorgde voor het supplement. Hij b r a c h t suppletie.

In gelijken zin betuigt de apostel elders, dat Stefanus, Fortunatus en Achaicus hebben aangevuld, gesuppleerd, wat hij van de Corinthiërs miste. Die Corinthiërs worden hier evenmin beschuldigd(als menschen-die-te-weinig-opleverden) als die Klippenzen van daarnet. Alleen maar dit wil Paulus zeggen: wat de ééne combinatie, of de ééne situatie niet van het gestelde plan weet af te werken, dat wordt aangevuld van de a n d e r e combinatie of 1 n een andere situatie. Het Suppletiefonds van het Rijk van Christus Kurios zorgt altijd weer, dat er komt, wat er komen moet. Dat Rijk is „selfsupporting", maar dan vanwege 't Koninklijk Beheer. Daarom is het den éénen keer een e e n 1 1 n g als Epafroditus, den anderen keer een dri emanschap als van zooeven, een volgenden keer zelfs een h e e 1 e g e m e e n t e van Corinthe, in de organisatie van een collecte voor de armé broeders in het Centrum van de Kwade Joden, Jeruzalem, die hebben aan te vullen.

Dat klopt.

Dat klopt. Ja, ja D A T klopt óók voor deménschelijke rekenmeesters. Wat IS 't een feest, als een Suppletiefonds te rechter tijd kan worden ingeschakeld!

Maar hoor nu toe, welk g r ó ó t e r feest aan Paulus wordt gegund: de man is krijgsgevangen, en hij hééft het zuur. Achter de tralies, meneer, en dat binnen Rome. Het vonnis is al in de maak, net als men' onlangs al te voren vreesde in 't Vaticaan voor dien hongaarschen bisschop. Die man is uitgerangeerd: en nu hij niet meer openlijk belijdt, dat zijn Kurios in hem het wint-in-rechten, nu zegt men in en buiten 't Vaticaan: de suppletie, die moet voor zijn kerk wel van een ander komen; er komt een nieuwe kardinaalshoed wel op een ander hoofd allicht. Och ja, millioenen andere krijgsgevangenen zijn óók zoo uitgeschakeld: nog pas lazen we, dat er een paar slordige millioenen hunner zoek zijn. Steriel. Wandelende graven; en het Rijk, waarvan zij burgers hier BENéDEN zijn, dat heeft hun liturgie, h ü n rijksdienst, dan maar a f geschreven: een ander moet suppletie geven.

Maar Jezus Christus heeft een krijgsgevangene, en kijk, die man kan ZELF nog de suppletie in-Tojj kerk-rijk gaan verzorgen. Z ij n gevangenschap, d i M was planmatig. In vollen, vollen ernst; lach nu maar niet, maar huiver: zijn Koning heeft dezen generaal, want dat was hij eigenlijk, p l a n m a t i g g e d i s t a n c i e e r d . Weet ge nog wel van dat bezoek daar in de kazerne, die kerker-kerk-visitatie? De gevangene zal méér doen dan de niet-gevangene. Toen hij preekte, wel, toen kreeg hij af en toe een paar tientalletjes in zijn synagoge, of ergens anders in een zaaltje. Maar in zijn gevangenschap schrijft hij brieven, door de drijving van den Geest. Die brieven zijn homilieën, en homiletische bronnen, en homiletische stoffen, voor de schare, die niemand tellen kan, de honderd vier en veertig duizend van de laatste dagen, waarin zich Paulus weet; en voor de anderen die h ü n nog hebben voor te gaan. Wij putten allen uit het Suppletiefonds, dat Paulus mocht bedienen in den kerker. Korach, die voer ter helle, en pas later roemde men, dat veel later, zónen-van-Korach als levietenzonen psalmen dichtten, dat ook zij door den (ïeest waren ingeschakeld, om te geven de anaplerose, ja de antanaplerose, de vervulling, ja de p e n d a n t-vervuUing, de suppletie, jadeirespondeerende suppletie van den dienst, dien hun booze vader onderlaten moest toen de God van Mozes hem door het zwaard uit zijnen mond geëxcommuniceerd had. Maar Paulus, Paulus, die mag ZELF voor de suppletie zorgen; en dat is maar goed, en een groote genade; want Abraiam. had kinderen, en Korach ook nog, maar Paulus had kind noch kraai in deze wereld: geen zoon kon later vader Pa.ulus' brieven van een voorwoord voorzien. Hij is ook een „wandelend graf", en Sara was het ook, en Abraham. Doch Abraham, kreeg kinderen door de belofte, beloftekinderen, en teelde hen in het geloof langs wegen, die „natuur" wel beschrijven, doch maar niet doorgronden kon. Paulus is ook een wandelend graf; maar hij teelt kinderen door het evangelie. Simson heeft in rfjn leven een maar slordigen handel gedreven in en met de onderdrukkingen van „Christus". Maar in zijn dood? Wel, in zijn dood waren zijn verslagen filisters meer dan in zijn leven, zoo roemt één van 's HEEREN chroniqueurs. Die Simson dorst het niet te zeggen, maar het is hem na zijn dood wel gezegd: toen hij een blinde man in arrest geworden was, met een lang niet blank register, o ja, hij weet het wel, toen heeft hij niet vergeefs in zijn doodsuur geroepen, - en hij werd verhoord: hij riep: o God, mag het nog, mag het nog één keer? Grod van alle genade, mag ik in dit ééne uur, waarin filisters FEEST hebben, ook m ij n feest voor U? Een feest door een dood, die dienst is? Mag het, mijn God Jahwe? ' Mag ik nu antanaplerose doen van Uw verdrukking door in mijn laatste verdrukkings-, ja, mijn doodsuur, meer vijanden te verdoen dan in mijn leven? Hij kromde zich, hij strekte zich, hij strekte en sterkte zich in Jahwe zijn God. Hij deed suppletie in zijn dood, anti - suppletie. Wat was 't vooruitzicht schoon; hij, die Jahwe vertrouwt, 't program in het hart nu houdt, vindt zóó nog knechtenloon. Simson, Simson, Korach, Korachieten, meer dan gij allen is hier in Rome. Paulus strekt zich, hij rekt de leden, hij grijpt de pen. „Chaire", wees gegroet, oorlof mijn arme schapen. „Chairoo", ik heb feest, want ik word programmatisch geslacht, en ik geef a n t anaplerose van de resten van dat UJDENSPROGRAM van mij, voor mij bezorgd vanwege aller Heer. In zijn gevangenschap heeft deze krijgsgevangene meer vijanden geslagen en meer kinderen geteeld dan in zijn leven.

Daarom is, zie ik wel, het nu ook 'geen vraag meer, wat dat kleine bijzonderheidje, dat ik tot nu toe uit den tekst slechts even noemde, toch wel bedoelt. Ik heb het oog op het feit, dat Paulus niet zegt: ik doe anaplerose, vervulling, maar: ik doe ANTanaplerose — tegen-vervulling — van de resten van Christus' verdrukkingen. Wat wil dit „anti" zeggen? Waarop slaat dat terug? Het beteekent zooiets als: op mijn beurt, ik, van m ij a kant, althans; 1 k aan dezen kant. Wil hij zeggen: mijn H t i-land Koning heeft voor mij geleden en nu kon ik OP MIJN BEURT voor Hem lijden? Hij deed zijn deel, i k doe nu m ij n e r z ij d s het m ij n e ? Ja, we kennen, tenminste ik uit mijn jeugd, die teekening uit de woningen van onze ouders of grootouders: Christus hangt daar aan het kruis, en daaronder staat: dat deed ik voor u, wat doet gij voor MIJ? Het is zooveel als de vraag: ik had MIJ l> f verdrukking, m ij n nekrose, zoo meesmuilen de teekenaarsvrienden toch weer half verlegen, doet gijl van uw kant nu ook wat. Wilt gij van uw kant mij een wederdienst doen? Ant-anaplerose van Mijn druk?

Maar neen, zóó is het hier toch niet bedoeld. Christus het Zijne, wij het onze? ja, maar, het onze is door Hem, Hij suppleert óns dagelijks met krachten, ja, ja, maar dan uit ZIJN suppletiefonds, dat Hij verzorgt, en zelf alleen gesticht heeft en beheert. Neen, neen, dat is het niet.

Maar is het soms dan zóó bedoeld: dat Paulus zegt: Christus' 1 i c h a a m, zijn kerk, die heeft voor mij zooveel gedaan, nu kan ik vicissim, mijnerzijds, óók nog voor haar wat 3oen? Respondeert hier ce k e rk aan de kerk?

j; e> Zeker, er is iets voor te zeggen: hij heelt de k ^-rk i, V e r V ö 1 g d, het lichaam van Christus willen wonden, en hij kan nu zeggen: ik maak het weer zoo'n beetje goed, ik geef de ant-anaplerose.

Maar toch, het staat erniet. Het zijn immers niet de goederen van de kerk, die hij suppleert, als een tollenaar aan de bestolen burgers. Hij heeft toch immers op zijn diensten niet den naam der kerk, doch dien van Christus als adres geschreven?

Vraag maar niet verder: Paulus heeft met dat woordje „anti" geRéSpondeerd aan Christus, en geCóRrespondeerd o p z ij n e i g e n vróegeren dienst'. Toen hij in vrijheid en gezondheid leefde, en nog reizen en trekken koji, en nog niet achter de tralies zat, tóen heeft hij afgewerkt de EERSTE PUNTEN van het Programma, hem gesteld. Dié kous is af. Nü kan hij, op zijn zoo paradoxale gevangenenfeest zeggen: er KOMT suppletie, menschen : óók de rest komt klaar: de zaak wordt op denzelfden voet voortgezet, keizer of geen keizer. „Chairoo", ik heb feest: ik heb het «éne deel van de verdrukkingsopdraeht uitgevoerd: de profetie, naar al haar indicatieven èn imperatieven heb ik vervuld, nu komt het anti-deel. Het weder deel. Het pendant komt bij het pendant, en kijk, het is een garnituur, dat er wezen mag; want mijn God zal mij suppleeren, en u in Colosse ook, tot op den dag des Heeren.

Mannen en vrouwen van Jezus Christus, wij gaan straks in arrest. Wij vieren heden ons paasch-feest. Ik kan mij voorstellen, dat iemand het niet begrijpt, als we op ons feest van Zondag werkelijk bUj zijn. Nu, God zal ons feest zéker verwerpen, indien wij ons feestprogram hebben ingedacht, in een stiekeme ontduiking van het Zijne, wetende, dat ook wij pro-JEetische indicatieven en futura en imperatieven hebben te ver-vullen. Als wij zóó feest vieren, dat dit feest een stichtelijke oase in een onstichteüjke woestijn ons dunkt, dan zijn we weg; niet, omdat we van oases, maar omdat wij van woest ij nen repten. Want het was toch krijgsdienst. Als wij gaan feesten, los, improvisatorisch, zonder profetie, zonder martyriumsgedachtenis, dan „vervullen" wij niets; en als dan de kerker komt, en het schrale tractement, en de laster van de valsche broeders, en de aanklacht bij 't publiek, dat de radio bezet houdt en de persmenschen aan den arm houdt, wel, dan is 't feestje van ons vandaag en morgen losgeslagen van het program Van God. Maar als wij zóó werken en studeeren, en ook zóó op sabbath rusten gaan, dat het krijgsprogram ons brandt in de ziel, dan mag er komen wat wil; een invasie van russische, of van amerikaansche, of van U' n e s o o-infiltranten, of wat dan ook, maar het staat er, dat ook aan ons het feest alsdan gegund zal worden om de paradoxale „Ausnützung", die de Koning-van-ons kent en methodisch volgt in zijn arbeidsdienst : w i e w e e t, wat een geduldig dragen van het lijden van Christus in de wereld vermag?

Paulus schreef aan Colosse. Daar waren dwaalgeesten aan het werk. Zij waren voor een deel van die judaïsten, die met de oude broeders van het Centrum, dat Paulus afgezet had, nog wel wilden bUjven aanpappen en zelfs: aanpakken. Paulus bevec'it hen nog in den kerker; en het Woord heeft hen verslagen. Die judaïsten konden zich nog steeds maar niet gewennen aan de gedachte, dat Simsons en Paulussen kunnen zijn als hun Heer, gekruist, geschorst, afgezet, verworpen, wandelende graven, zonder de makkelijk hanteerbare apparatuur van „menschen-inzettingen", dat vaste refugium der drukke en dribbelende luiaards, — en toch nooit steriel; integendeel: vruchtbaarder dan ooit. Maar hij waarschuwt zijn menschen in Colosse: laat uw verdrukkingen in vredesnaam van Christus zijn, en geen zaakjes, die gevolg zijn van uw eigen onverstand.

En ja, dan waren daar in Colosse óók nog van die menschen, die heetten heel erg vroom. Ze waren niet minder dan ascetisten. Ascese, onthouding, en den dienst volvoeren als geheelonthouders-op-punten, wel te verstaan. Niet zoomaar als Paulus destijds: de logica der feiten in het volle leven volgen. Weg met hen, zegt Paulus: ik heb deel I van mijn programma afgewerkt in 't drukke bont^-leven; en nu ik tot onthouding ben gedwongen, maar het program gelezen hoorde bij monde van den Koning, en diens rol gegeten heb, nu breng ik NóG suppletie.

En tenslotte, er waren in Colosse ook van die menschen, die, verwant aan esseensche, en gnostische, en ook weer judaïstische ideeën, met hun „leer der engelen" kwamen aandragen.

O neen, ze preekten geen aeonenleer, en ze waren maar heel rare filosoof jes. M a a r ze hadden toch-een zekere „feeling", dachten ze, voor „m y s t e r i ë n" „Er was meer tusschen hemel en aarde, dan de meeste menschen wisten, reken daar maar op"; vandaag zouden ze een bekend citaat van Shakespeare, , dat ongeveer zoo luidt, in hun brochures als motto nemen. De engelen praren krachten, machten, tronen, trouwens, zei broeder Paulus dat niet zelf? Welnu, als nu een christenmensch maar kleintjes bleef (de „dienst der nederigheid", van het laag bij den grond blijven"), dan was DaT de BRUG naar het contact met die geheimzinnige hemelsche machten. Dan konden die engelen hemelsche geheimen influisteren, dan werd men zelf verlicht, door enkel maar te luisteren, ' en door stil te zijn, want och zoo'n „quiet time" is zoo nuttig. Van dat intermediair der engelen konden ze dan gebruik maken, erdoor verlicht worden, verlichte oogen des verstands verkrijgen onder engeleninvloed, en met engelen-concursus. Een nieuw christelijk type, menschen! Niet zooals de Grieken wilden, heroën met hetaeren fuivend, en spelend naar den geest (met kleine g). O neen, men moest zich kleintjes houden, en wat afgezonderd. Maar het christelijk standaard-type, dat dan groeien zou op kerkdijken bodem, was 't niet mooi? Terzijde van den weg, naar boven turen („turen" en „zien" zijn verschillend), en op de invasie van engelen wachtende, die „bij oogenblikken" mystieke kennis infiltreerden! Zóó'n wind blaast waarheen zoo'n engel wil, ge kunt nooit weten. *

Ja, zegt Paulus, d a t i s 't n u j u i s t.' Ge kunt 't nooit wéten. Maar i k kon 't wel weten. Ik heb mijn program hooren lézen. Ik was van zevenen klaar. Ik had geen intermediairs onder de engelen, ik had één Middelaar Gods en der menschen, en die is nóg voor mij genoeg. Ik kreeg de oogen des verstands in verlichten staat — maar door het Woord. Ik was niet terzij gehurkt, maar ik heb-door de modder gekropen, en ik heb ook zoo'n hoogen oome van den rijkscommissaris van Rome eens publiek op zijn nummer gezet, toen hij me te na kwam, mij, burger van Rome. Het was vlak vóór mijn arrestatie. Ik ben niet op een mooien engel zoo wat gaan lijken, maar ik droeg de n e k r ó s e van Jezus overal mee, overal mee, overal mee. Ik droeg ze rond. De Geestelijke menschen — maar dan met groote G —, hebben haar onderscheiden. De anderen zeiden: we kregenhem

achterdetralies. En nu ik op een engel minder dan ooit lijk, en over mijn verrukkingsuren zwijgen moet, en een doom in het vleesch heb, nu kan ik waarlijk nóg suppletie doen. Is dat geen feest ?

Mijn vrienden, zoo was Paulus.

Ik ken een gevangene, aan wien iemand van buiten de gevangenis schreef: Lees eens Colossenzen 1. Dat was in oorlogstijd.

Ik zie heden ons allen nog in 'n overigens zeer betrekkelijke vrijheid. Ik zie echter de pers gekneveld, en de souvereiniteit van een koningin bij de gratie Gods bij rijksdecreet gedeeld met en deels gedeeld met machten die van buiten zijn, en.-die tégen zijn. Ik zie het concentratiekamp weer opengaan. God gunt ons heden ons feestje, klein, en maar kort. Maar om Gods wil, waar is ons PROGRAM? En, IS ons feest program? Spreekt dagelijks het suppletiefonds der kerk in Jezus Christus aan, en doet uw ant-anaplerose. Schapen die ter slachtbank gaat! Maar de psalm van de Korachieten, en de brieven van den nekrósemensch Paulus zijn toch maar gebundeld inéénband. •

En zalig is hij, die aan een paaschfeest, dat op een vulkaan en voor de deur van de gevangenis gevierd wordt, niet geërgerd wordt. Hij is zalig, niet door zijn theorie van 't feest, doch door het feest van ziilk een „t h e o r i a", zulk i n z i-c h t aangaande den God der programma's en de programma's van zijn God, die ons heeft gerechtvaardigd om de opstanding van Jezus Christus uit de dooden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 april 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Paaschvreugde, ook in „overblijfselen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 april 1949

De Reformatie | 8 Pagina's