GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Radiotoespraak.

Van de Redactie van „De Hervormde Kerk" ontving ik — dit ten vervolge — dezen brief:

's-Gravenhage, 28 Juli 1949. De Hoog: geleerde Heer Prof. dr K. Schilder, Vloeddijk 14, KAMPEN.

Hooggeleerde Heer,

Ue concrete £: e? evens. waarvan U spreekt in de aanhef van Uw brief van 23 Juli, putte Ik uit het per soonlijk voor de radio gehoorde. U moogt echter niet van mij verlEingen, dat deze gegevens nu, s-even weken later, voor mij nog even concreet zijn als op het ogenblik, waarop 'i mlju door U gewraakte beschouwing schreef. Andere indrukken hebben ze verdrongen.

Wanneer U nu van mij een herwaardering van mijn Indruldcen verlangt, dan ben Ik, zoals Ut ook in mijn brief van de 15e dezer verklaarde, gaarne bereid omaan Uw alleszins redelijk verzoek gevolg te geven, voor zover zulks In mijn vermogen ligt. U zult echter, na het hierboven gestelde, willen begrijpen dat een reconstructie van de gedaclitengang, welke mijn artikel In de pen stuwde, met de dag moeilijker wordt. Is het dan onredelijk dat ik tot U, als de direct belanghebibeude, het verzoek richt, mij door toezeudtag van Uw tekst de in Uw macht Uggende mogelijkheid te openen om mijn bereidheid te tonen?

Met de meeste hoogachting.

Redactie DE HERVORMDE KERK

(w.g.) N, G. J. v. SCHOUWENBURG.

Daarop antwoordde ik als volgt:

Kampen, 30 Juli 1949.

Redactie „De Hervormde Kerk''^ Scheveningsche weg 72, DEN HAAG.

Geachte Redactie,

In antwoord op Uw brief van 28 Juli jl. moet Ik U melden, dat Ik met met Uw „Indrukken", doch met Uw concrete stellige bewertogen, gedaan in. Uw nummer van 25 Juni, te doen heb. Eveneens heeft daarmee te doen.de N.C.R.V., die U opwekte, wat meer „critiek en oordeel des onderscheids ten aanzien van een bepaald soort rechtzinnigheid" aan den dag te leggen. Eu dus ook die niet nader omschreven „soort rechtzimiigheld" zelf. Thans beroept U zich op verbleekte herinnertogen. Maar U publiceerde m Uw nummer van 25 Juni en ik schreef U, aangeteekend, 29 Jum. Toen waren de „Indrukken" nog versch. Maar is het goed, dat U thans Uw „indrukken" ter sprake brengt? Ik meen: neen; wie doodgewone rechtzinnigheid als een „zeker soort" ervan afdoet, en de N.C.R.V. naar aanleidmg van een concrete toespraak tot koerswijziging publiek aanspoort, en' dan nog durft spreken van getemperde (pinkster)feestvreugde, die moet niet op „indrukken", doch op feiten afgaan. Als U zelf Uw indrukken kwijt bent, dan kunt U, ik herhaal dit, anderen vragen. Maar hebben die „heel wat teksten", die „heel wat feestvreugde hebben getemperd" (toch zeker niet alleen bij U, maar ook bij de anderen, die U onder de „heel wat" vreugde zult hebben willen aanduiden) ook Uw geheugen verlaten? Ik vroeg U: noem er eens een paar van die „heel wat" ? En als U dat met kunt, zou het dan geen tijd worden voor Uw erkennmg, dat U een artikel hebt geschreven, zwaar van klank, en scherp. van veroordeeling, en suggestief van vermaan, maar zonder concrete basis? Wat voor bezwaar zoudt U trouwens hebben tegen wat Ik van U vraag? Indien ik zijdelmgs én rechtstreeks (zoo staat het er) op dien dag heb „gezegd, hoe goddeloos de synodocratisch getoonden gereformeerden wel zijn", en indien ik daar „heel wat teksten" aan „te pas heb laten komen", dan zullen, als U publiceert, dat ik dit ten stelligste ontken, de getuigen U toestroomen om Uw vermaan aan de N.C.R.V. en Uw dlsquallficatie van zeker soort van rechtzinnigheid alsnog kracht te geven.

(w.g.) K. SCmLDER.

K. S.

„Vereenigt u".

Ds E. T. V. d. Bom schrijft in „Ons Kerkblad":

Mij werd toegezonden een overdruk van een artikel van Prof. Zuidema: „Einde van het Christendom" uit Jiet Maart/Aprllnummer 1949 van het Maandschrift Antirevolutionaire Staatkunde, geschreven naar aanleiding van Dr C. J. Dippel's boek: „Kerk en wereld In de crisis".

Ik weet met wie allemaal deze overdruk toegezonden kregen. Mijn hoop is, dat het nu maar allereerst

gezonden is aan de verdedigers van de 2gn. „doorbraalcgedachte". Ik geloof, dat zij wel de eerst geadresseerden moeten zijn, al zal het daar een storm van verontwaardiging opwekken.

Wij weten allemaal wel, wat de „doorbraak-gedachte'-betekent. Zij betekent niet de doorbraak van de „kerk" naar de „wereld", maar de doorbraak van het christelijk front, een van binnen uit oprollen van het leger, dat in zijn banier heeft gescnreven het „Pro Rege". Met het schrijven van dit artikel heeft Prof. Zuidema een goed werk gedaan. Wij zijn het hierin met hem eens, dat de alarmklok geluid moet worden. En wij kunnen het ook van hem begrijpen, dat hij verzamelen blazen wil. Want deze' „doorbraak-gedachte" Is geen strijd op het front van het rijk des lichts tegen het rijk der duisternis, maar is een verraad van binnen uit aan den Koning en Zijn heerlijk koninkrijk, terwijl de Satan hier verschijnt als een engel des lichts Nu vermoed ik, dat anderen en mij dit artiltel is toegezonden om daarmee uitvoering te geven aan wat Prof. Zuidema in het slot van zijn artüjel schrijft:

„Schriftgelovigen aller landen en aller kerken verenigt U. Laat varen Uw onderling gekrakeel, staat op uit Uw lethargie en beseft Uw dure roeping. Want de zaak van het christendom staat op het spel. D.i. de zaak van het Evangelie in de wereld".

Hoe dat ook zij, juist dit slot is voor mij aanleiding om een enkel artikel te schrijven. Wane ik vraag mij af, gezien den ernst der situatie, gezien het verraad van binnen uit, ook door Prof. Zuidema gezien en aangewezen: Heeft hij né. zijn scherpe analyse van dezo „doorbraak-gedachte", nu niet iets anders te zeggen'' Waarom analyseert hij nu ook de kerkeiyke situatie in ons vaderland niet, om van daaruit de „dure roeping" op de consciëntie te binden van allen, „die den naam van Christus noemen"? Waarom blijft hij nu in dit ernstig tijdsgevsrricht staan bij een exclamatie, welke niets zegt, en ook niets uitwerkt?

Want wij komen toch onmiddellijk voor de vraag te staan: Waarom mag een man als Dr Dippel, en waarom mogen vele anderen met hem „de dijken doorsteken", en alzo het land van Immanuël laten overstromen? Waarom mogen zij de fundamenten ondergraven, zo zelfs, dat Prof. Zuidema uitroept, dat wij hier staan „bij het einde van het christendom"? Waarom is daar geen kerk, welke zich verzet, en zulk een boek als van Dr Dippel veroordeelt, en den man zelf vermaant om zich te bekeren? De vraag stellen is haar ook beantwoorden. Want deze „doorbraak-gedachte" wordt met name in de Herv. Kerk niet alleen getolereerd, maar ook gesanctioneerd en gepropageerd. Een man als Dr Dippel is ouderling van deze kerk te Eindhoven, heeft vrije toegang tot het avondmaal des Heeren. Hem wordt dus openlijk verkondigd de vergeving der zonden. En door hem to^ het ambt van ouderling te roepen, en hem een plaats te geven aan de tafel des Heeren, wordt dus openlijk betuigd, dat de Heere Christus zijn boek niet veroordeelt, en hem geen kerkverwoester vindt. En als wij vragen, hoe dat mogelijk is, dan krijgen wij ten antwoord, dat wij de vrijheid, die de gelovigen in Christus hebben niet mogen aantasten, en dat het niemand toekomt een medechristen principieel te veroordelen. Gij kunt, zo zegt men in de Herv. Kerk, wel persoonlijk bezwaren hebben tegen de gedachten van Dr Dippel, en het persoonlijk wel helemaal niet eens zijn met hem, maar igij moet bedenken, dat in alle christenen de wil Gods zijn eigen vormgeving krijgt. En zulk een vormgeving, hoe vreemd, hoe bizar die U ook moge schijnen, mag nimmer principieel veroordeeld worden. Daarom willen wij ook een man als Dr Dippel eren als een goed christen, en wiUen wij zijn vrijheid in Christus niet bespieden, maar geëerbiedigd zien.

Ik zou hierover nog wel wat meer kunnen schrijven, , maar ik wil Prof. Zuidema bewijzen, dat zijn uitroep „Schriftgelovigen aller landen en aller kerken verenigt U" in deze situatie niets uitwerkt. Want alle „Schriftgelovigen" — om dit woord dan maar even over te nemen — in de Herv. Kerk zijn het misschien persoonlijk niet met Dr Dippel eens, en vinden misschien ook, dat hier „de dijken worden doorgestoken", maar zij doen kerkel^k niets, kerkelijk aanvaarden zij het zgn. Hervormd beginsel van de volstrekte vrijheid der individuele gelovigen voor wat betreft het zelf bepalen van den wil Gods tn hun leven. Dus kerkeiyk gebeurt er niets. En omdat er kerkelijk niets gebeurt, helpt ook een eventuele vereniging van aJle Schriftgelovigen niets.

Als in het gewone leven er mensen zijn, die de dflken doorsteken, waardoor dorpen en polders onder water lopen, en het leven van mens en beest bedreigd wordt, zeggen wij dan ook: „burgers verenigt U", terwijl men onder de hand dit verwoestend werk laat doorgaan? Of blaast men dan verzamelen om dit verwoestend werk te verhinderen, en de bedrijvers gevangen te nemen? Ik meen het laatste. Maar hier roept nu Prof. Zuidema: „Schriftgelovigen aller landen en aller kerken verenigt U", terwijl onder de hand dit „doorsteken der dijken" rustig verder gaat, terwijl er geen kerk is, die vermaant, en als het niet anders kan, censureert. En bovendien, wie zegt „Verenigt U", moet ook zeggen waartoe. Moet er soms weer een congres komen van alle Schrlftgelovlgeu ? Of moeten er weer brochures geschreven worden, zoals voor een paar jaar Prof. Severijn ook al gedaan heeft? Niemand zal ontkennen, dat deze professor uitnemend schreef, zoals ook Prof. v. d. Schuit vorig jaar uitnemend sprak op het congres van Scliriftgetrouwe kerken. En niemand zal zeggen, dat het geen uitnemend artikel is van Prof. Zuidema. Br worden inderdaad vele waarschuwende stemmen gehoord. Maar Prof. Zuidema had moeten zeggen: „alle ware christgelovigen, laten wij weer kerk zijn, en als kerk getrouw worden, dan hebben wij het Woord en de sleutelen des hemelrijks, en dan kunnen wrj weer tucht uitoefenen en weer meewerken aan de ware scheiding, en de ware eenheid, en dan kunnen wij het land van Immanuël beveiligen in Gods kracht, en kunnen wij ons samen stellen onder Gods konlngsheerschappij, en één front vormen tegen alle vijanden van het evangelie. Wat baat het ons te roepen „Schriftgelovigen aller landen en aller kerken verenigt U", als men de kerk zelf vergeet? Dat is nu precies hetzelfde als wanneer men in 1940 had gezegd: soldaten van Nederland verenigt U, want de vijand is in aantocht, zonder evenwel aan deze soldaten te zeggen wie de generaal Is, die ze aan zal voeren in den strijd. Immers wie is onze Koning? En waar blaast Hij verzamelen? En waar leert Hij ons ten strijde? En waar schenkt Hij ons Zijn wapenrusting? En waar maakt Hij ons getrouw? En waar beveiligt en beschut Hij ons? Ik dacht nog altijd: in de kerk. Heus, het helpt niet, al zouden alle Schriftgelovigen zich verenigen In congressen, in meetings, in brochures, in appèls, als zij zich niet institueren als huis Gods, als gemeente des Heeren, waar het geklank cies Konlngs is. Ik vrees, dat het weer de pluriformiteitagedachte is, welke ook Prof. Zuidema verhindert den werkelijken geestelijken nood bloot te leggen, waarin wij gekomen zijn. Het kerkvraagstuk wordt met den dag brandender. Ook een artikel van Prof. Zuidema bewijst het weer. Wat, wat zal er in ons vaderland nog te verenigen zijn, als wij niet zoeken de ware kerk? O land van Immanuël, de dijken worden doorgestoken, maar de alarmklok luidt niet ter plaatse waar het hoort: in de kerk, om toch eindelijk weer eens gehoorzaam te worden, en terug te keren tot den waarachttgen dienst des Heeren. In Genesis 4 lezen wij, ten dage als het geslacht van Kaïn zich verheft, , , toen begon men den Naam des Heeren aan te roepen". Het geslacht van Seth verenigde zich niet, maar üistitueerde zich als kerk onder het beloftewoord des Heeren, en zij riepen den Naam des Heeren aan in gebed en smeking. En als in de dagen van Nehemiar^de dijken doorgestoken worden", dan roept hij niet: alle gelovigen verenigt U, maar dan herstelt hij den waarachtigen dienst des Heeren, en reformeert hij. de erve der heiligen in het licht. En ik meen, dat dit onze dure roeping is vandaag, van allen, die den naam van Christus noemen, om nu eens op te staan uit onze lethargie, om weer te ijveren voor het huis des Heeren. Na de brochure van Prof. Severijn is alles gewoon doorgegaan. Na het congres van de Schrlftgetrouwe kerken van vorig jaar ook. En ook dit artikel van Prof. Zuidema wordt weer vergeten. Maar de man, die In Christus' Naam opstaat, en concreet zijn aanklacht formuleert, en den weg der kerk gaat, die doet iets, dat grote geweldige gevolgen hebben kan voor de kerk.

Het eschatologische „komt samen, komt samen, mijn volk" mag niet worden losgemaakt van het eschatologische : „gaat mt, gaat uit van haar. Mijn volk, spreekt de Heere".

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's