GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De eenheid van het regeerambt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eenheid van het regeerambt

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(II)

Verba valent usu. Woorden krijgen hun beteekenis door het gebruik. Zoo is het met de taal eigenaardig gesteld; men kan er zijn gedachten zoowel mee openbaren als verbergen. Diplomaten , schijnen b.v. de laatste kunst te moeten verstaan.

Men kan ook met woorden .spelen'; dat kan uit louter speelschheid, doch ook met boos opzet. Men maakt dan gebruik van de bewegelijkheid van den inhoud ten aanzien van het woordbeeld. De uitdrukking , voor geen tweeërlei uitlegging vatbaar zijn' is daaraan niet vreemd.

Het is onze bedoeling niet op dit overigens interessante onderwerp in te gaan. Wij willen er alleen mee vaststellen, dat de inhoud van een bepaald woord niet altijd dezelfde is, nader gezegd, niet steeds eenzelfde begrip vertegenwoordigt. Uiteraard is zulks, behalve bij werkwoorden, meestal het geval bij abstracte zelfstandige-naamwoorden.

Door deze veranderlijkheid, die er in de verhouding van het woordbeeld tot zijn beteekenis kan liggen, is het te verstaan, dat een bepaald woord door een eeuwenlang gebruik een begrip is gaan vertegenv/oordigen, dat de oorspronkelijke bedoeling of beteekenis niet geheel meer dekt. De gedachte, waarvan men dat woord als drager is gaan zien, is dan het resultaat van de wijziging of vergroeiing van de oorspronkelijke beteekenis.

Als een t3T> isch specimen daarvan moge hier dienen het woord , regeeren', zooals het in onze kerkelijke terminologie een plaats heeft gekregen. Er zijn redenen om aan te nemen, dat dit woord , regeeren' reeds bij de opstelling van het Formulier tot bevestiging van ouderlingen belast is geweest met het begrip, als waartoe het nu is uitgegroeid. Ben eeuwenlange ontwikkeling en toepassing van het nevenbegrip heeft het overige gedaan om tot het thans practisch gangbare te komen.

De grondfout zoeken we hierin, dat men in het régeerambt een tweespalt heeft aangenomen, waardoor de ouderling, zooals hij op den kansel hooger staat, ook ambtelijk zooveel hooger kwam te staan dan de ouderlingen, die hun ambt op huisbezoek bedienen, lager zitten. De laatsten zijn daardoor veelal, zooal niet geworden, dan toch beschouwd geworden als politie-agenten, m.a.w. een groot deel der gemeente zag in dit ouderlingschap niet meer dan een congruentie met de burgerlijke politie. En het ontzag, dat daarbij te pas kwam, was meer een magische angst voor , de ouderlingen', die, als je niet goed oppaste, alles op den kerkeraad vertelden, dan de erkenning van het schriftuurlijk ambtelijk gezag, waarinede zij door hun herders (moesten) worden bezocht.

Wij gelooven op grond van de Schrift, dat er één ouderlingschap of regeerambt is. Dit puderlingschap of regeerambt kent tweeërlei bedieningsvorm, nl. een ambtsbediening in het openbaar en een ambtsbediening niet in het openbaar, maar ten huize van de kerkleden.

Al heeft de bediening des Woords op den kansel o.a. een opzettelijk openend karakter, die haar eigen eischen stelt, en de bediening van' het Woord, die naar 'de gelegenheid op huisbezoek geschiedt, en die ook haar eigen eischen stelt, o.a. een toepassend ondervnjzend karakter, nochtans zijn beide bedieningen des Woords in wezen één, met eenerlei gezag. Het is in beide bedieningen één welden met denzelfden staf in dezelfde weide. De ouderling op huisbezoek is, hoewel met een anderen bedieningsvorm, niet minder herder en leeraar dan de ouderling op den kansel. Het ééne ambt van ouderling, ongeacht in welken vorm bediend, is het drievoudige ambt in bijzonderen zin, door Christus ingesteld met eenerlei doel en roeping, nl. de volmaking der heiligen en de opbouw van het lichaam van Christus. Dit is de schriftuurlijke inhoud van het regeerambt.

Het karakter van , regeeren' in de kerk ligt niet in het nemen van maatregelen en in al die zaken, die een geregeld en ordelijk verloop van het kerkelijk leven dienen en bevorderen. Ook niet in , politioneele, diensten' met betrekking tot den wandel der gemeente in den zin als hierboven bedoeld, of in periodieke bezoeken voor conversatie over kerkscheuring, vrijmaking, dominees en ouderlingen, en onderwerpen, die nog verder af liggen.

Het karakter van , regeerfen' ligt in de eerste plaats in de bevoegdheid, waarmede het bijzondere ambt bediend wordt, in het gezag, waarmede het van Christus' wege optreedt. Daarom moet het zijn effect hebben in een positieven en actieven, d.w.z. doelV.ewust aanvattenden arbeid van , de volmaking der heiligen en den opbouw van het lichaam van Christus'. Zoo is het een dienend regeeren.

Deze opbouw en volmaking geschiedt in dfen weg van prediken, ondenvijzen, vermanen, vertroosten, ontdekken, bidden, leiden, bestraffen, enz. Dit is de aard en de daad van het , regeeren', ten eerste omdat Christus op deze wijze Zijn gemeente door Zijn Woord en Geest regeert, dus in den middellijken weg van het regeerambt; en ten andere, omdat de gemeente zich onder het opzicht en de tucht van dit ambt gesteld heeft. .

Deze arbeid geschiedt, en moet geschieden, zoowel op huisbezoek als op den kansel. Het onderscheid in de bediening, al naar gelang het in het openbaar voor de gansche gemeente, of bij de huizen individueel geschiedt, doet in het ambt geen tweespalt ontstaan, want beide ambtsdragers hebben in wezen eenerlei opdracht en roeping.

Voor het besef der gemeente is het , dominee zijn' geheel iets anders dan , ouderling zijn'. De plaats, die de dominee in de gemeente inneemt, ziet ze als geheel eenig, ja, ten aanzien van den ouderling zelfs als andersoortig, (bij de bespreking van het bevestigingsformulier komen wij op dit soortbegrip terug) tervsdjl zij toch beiden een en hetzelfde ambt bedienen. Dat enkele ouderlingen , zich belasten met de prediking' (1 Tim. V : 13 Vert. N.B.G.) in het openbaar en de overigen het Woord op hun vwjze (moeten) bedienen bij de huizen, is niet in tegenspraak met de eenheid van het ambt van ouderling. Want de prediking in het openbaar is niet het minst dienst des ouderlingschaps. Zoo schrijft ook ds C. Vonk^) , Men moet nooit scheiding maken tusschen het ambt der ouderlingen en dat der predikanten. Oorspronkelijk was het opzienersambt, zegt Prof. H. Bavinck, geen leerambt, maar een r e g e e rambt. '-*) Er waren aanvankelijk niet dan regeerende ouderen. Het leeren stond aanvankelijk aan ieder vrij, evenals in de synagoge. Dé behoefte aan mannen, die in het bijzonder hun werk moesten maken van het 1 e e re n, van het onderwijzen uit Gods Woord, kwam pas toen de buitengewone gaven van den eersten tijd ophielden, en vooral toen de ketterijen kwamen. Toen werd het noodig, dat een der opzieners zijn levenswerk maakte van de ondervsQJzing door Gods Woord.'

, Het werk van den predikant en dat van den ouderling, die vooral opzicht houdt, moeten dus thans wel o n d e rscheiden. Maar scheiden moet men die twee nooit. Het is noodig, dat wel gelet wordt op de innerlijke eenheid van beider werk.' (Laatste spatieering van mij. L. G.)

Dat het ambt van ouderling zich reeds vroeg in deze richting ontwikkelde, hebben wij ook zeker te zien als een wijze, waarop de overste Herder van den hemel uit Zijn Kerk leidde en bestuurde. Doch meer dan een doelmatige en ordelijke werkverdeeling mogen wij er o.i. niet in zien. De oorspronkelijke eenheid van het regeerambt bleef gehandhaafd. Immers er werd niet opnieuw een afzonderlijk am.bt ingesteld. Dat allengs zich eenigen gingen belasten met de prediking in het openbaar naast het brengen van het Woord bij de huizen, veranderde aan die eenheid niets, doch vloeide voort uit de behoeften en omstandigheden.

Zoo ongeveer komt het ook voor bij Martin Bucer. ^) Nadat Prof. Biesterveld heeft opgemerkt, dat Bucer de eerste Pastoraal schreef, vervolgt hij: „Bucer denkt zich zeer terecht het episcopaat (opzienersambt) het eerste ambt, dat alles omvat, en het pastoraat (herdersambt) in engeren zin daaruit en om den wil der, noodzakelijkheid opgekomen om de voornaamste stukken van den dienst meer speciaal te oefenen. Hieruit volgt weer, dat alles wat hij leert van de , Zielszórg' zeker niet minder de verplichting der Djienaren des Woords, als die van de ouderlingen in engeren zin geldt".

Ook vermeldt Prof. B. ^) bij Joh. a Lasco, dat bij de bevestiging van ouderlingen wordt verklaard: „Het ambt van ouderlingen en der dienaren des Woords is duidelijk hetzelfde, behalve dat den eersten niet toekomt de bediening des Woords en der Sacramenten".

De eenheid van het ambt is gegrond in de eene roeping om de kudde van Christus te weiden en opzicht over haar te hebben. Dit weiden omvat alle bedieningsvormen van het ambt: het leeren, regeeren, vermanen, vertroosten en alles wat voor een gezonde ontwikkeling en den opbouw der gemeente noodig is. Of dit geschiedt in het openbaar of bij de huizen is eenerlei; het is altijd weiden in en met het Woord Grods. Daarom moeten beide vormen der bediening zoo nauw met elkander verbonden zijn, dat ze elkander in de practijk volkomen insluiten.

Dit brengt eischen mee voor derf ouderling op den kansel en voor den ouderling op huisbezoek. De be^ diening op den kansel bedoelt de opzettelijke opening des Woords en houdt daarbij rekening met den geest

der eeuw en met het leven der schapen van de kudde. De tijd, waarin geleefd wordt, moet profetisch worden verstaan, wil de bediening des Woords ook haar profetisch effect erlangen. Hoe dichter het Woord daarin bij de gemeente gebracht wordt, wat ook een kwestie is van „natuurlijkheid" en „onbevangenheid" in het profeteeren, hoe gemakkelijk het huisbezoek daarop zal aansluiten; het zal daardoor aan doelmatigheid en vruchtbaarheid winnen. Het spreekt vanzelf, dat de natuurlijke onbevangenheid der prediking geen schade mag doen aan haar ernst, aan logischen opbouw en uitwerking van het geheel. Wij herinneren ons eens een preek gehoord te hebben, waarbij als vanzelf de gedachte opkwam: Daar hebben wij nog eens wat aan voor ons huisbezoek.

De ouderling, die zijn ambt op huisbezoek bedient, benadert de gemeente op geheel andere wijze. Ten eerste is zijn aanraking individueel; dan draagt zijn werk eerst een informatief karakter, om dan voorts het Woord Gods te bedienen al naar gelang de omstandigheden zulks vorderen en zoo leiding te geven in de gezinnen.

Dat dit werk zijn eigen eischen stelt, blijkt wel hieruit, dat, wanneer "de ouderling zich niet laat ophouden bij de oppervlakte, doch de leiding in handen neemt en houdt, hij rechtstreeks voor concrete vragen kom-t te staan, de leer en het leven betreffende. Het is duidelijk, dat hij dan aan een prediking als hiervoor bedoeld, directe steun en aansluiting kan hebben. Wij gelooven zelfs, dat er een prediking kan zijn, die in niet geringe mate kan bijdragen in de scholing van het ambt.

De ouderling kan zich geplaatst zien voor een directe toepassing van de prediking, of om daarover in bijzonderheden te moeten treden, wat des te gereeder zal geschieden, naarmate het ambt in zijn onderscheiden vormen er naar staat de innerlijke eenheid in zijn respectieve bedieningen tot uitdrukking te brengen.

In vroeger jaren is reeds op dit verband gewezen. Prof. Biesterveld citeert met instemming het volgende van Martin Bucer: ®) , , Daarom moet men de Christelijke leer en vermaning niet tot de publieke samenkomsten beperken, want er zijn er zeer velen, die hetgeen als er in het algemeen geleerd en vermaand wordt, algemeen laten blijven, en alles meer op anderen, dan op zichzelf toepassen, waarom het ook noodig is de leden tehuis en een ieder in het bijzonder te onderwijzen, te leeren en te bouwen in Christus".

Het huisbezoek is dus die vorm van bediening van het ambt, waarin de ouderling zich belast met de individueele bearbeiding der gemeente. De eenheid met den anderen vorm van bediening komt vooral daarin uit, dat het een verbijzondering van de algemeene Woordbediening is in concrete situaties.

Er is nog iets, dat op de eenheid der beide bedieningen van het eene ambt wijst. We zien dat, als we inj aanmerking nemen, dat het huisbezoek evenzeer behoort tot het ambt van den ouderling op den kansel, als zulks het geval is bij den ouderling, die er zich uitsluitend mede belast. Ds Vonk zegt in zijn meergenoemd boek heel nuchter, dat een predikant huisbezoek moet doen omdat hij ouderling is. Zelfs wordt deze ouderling daarvoor het eerst genoemd, zoo b.v. bij Voetius, dat het huisbezoek moet geschieden „door den dienaar met een ouderling", ") en in Geneve, waar het huisbezoek „als regel geschiedde door een predikant, vergezeld van een ouderling".'')

Het is volkomien onjuist en een verloochening van zijn ambt en roeping, om het zoo te stellen, dat een predikant het huisbezoek „er bij" moet doen, en dit „bijwerk" dan te motiveeren met de wenschelijkheid of doelmatigheid, dat zulks zijn prediking ten goede zal komen en meer dergeUjke nuttigheidsoverwegingen. Natuurlijk wordt dit verband niet ontkend, maar daarin mag deze bediening van zijn ambt haar grond en oorzaak niet hebben. Deze liggen in zijn ambtelijke roeping om het Woord zoowel in het openbaar als bij de huizen te brengen. In de lectuur dienaangaande is het duidelijk te zien, dat het van tijd tot tijd noodig was om voor de handhaving van de vervulling dezer schriftuurlijke roeping op te komen.

In dit verband is het opmerkelijk, dat in vergelijking met het bovenstaande, op de Dordtsche synode een zekere accentverschuiving valt waar te nemen. Daar toch werd uitgesproken, „dat het huisbezoek zoo voor als na het Nachtmaal geschiede, de vertroosting en onderwijzing der lidmaten op het oog hebbe, en m e t name (spat. van mij, L. G.) den ouderlingen zij opgedragen. Dit laatste bedoelt niet, dat het niet mede de taak der predikanten zou zijn". •*)

Juist wat dit laatste „bedoelt" is niet zeer duidelijk. Wanneer de Dordtsche synode er, naar de opvatting van Joh. a Lasco, van uitgaat, „dat er niet drie ambten waren, herder en leeraar, ouderling en diaken, maar twee, nl. dat van ouderling en diaken", '•"), dan is't met name den ouderlingen" alleen een onderscheiden van het ambt van diaken; de predikanten zijn dan zonder meer in de ouderlingen begrepen. Wordt echter met de laatste zinsnede bedoeld, wat we aannemeUjker achten, dat met het voorgaande niet gezegd wil wor­ den, dat de predikant van Tiet huisbezoek niet ontheven is, maar dat zulks ook tot zijn taak behoort, dan is het „met name den ouderlingen" geen afgrenzing t.a.v. het diakenambt, maar alleen een kwestie van accentverlegging naar den huisbezoek-ouderling.

Wij meenen thans gerechtigd te zijn dit gedeelte van ons onderzoek te beëindigen door voorloopig als onze conclusie te formuleeren, dat wij, op voorgang van de H. Schrift moeten vasthouden aan de eenheid van het ambt van ouderlmg, zij het dan met tweeërlei bedieningsvonn. Doch uit deze eenheid en samengang volgt dan ook, dat de beide ambtsdragers op huisbezoek dezelfde roeping hebben te vervullen, waaraan dezelfde eischen te stellen zijn. Zij hebben daar dezelfde bediening en geen van beiden gaat mee als versiering of als iemand in den tweeden graad van het ambt. Beiden treden op in dezelfde ambtelijke bediening, krachtens dezelfde ambtelijke roeping en bevoegdheid en met hetzelfde ambtelijk gezag.


1) Huisuezaek In Gods gemeente, bl? , . 44/43.

^) Naar onze opvatting is het juist deze onderscheiding, die zooveel kwaad gedaan heeft; het „leeren" Is aan het „regeeren" inhaerent.

3) Aangehaald door Prof. Biesterveld in „Huisbezoek", blz. 85.

4) A.w. blz. 56.

5) A.W. blz. 87.

«) Prof. Biesterveld, a.w. blz. 93.

') A.W. blz. 58/59.

8) A.w. blz. T6.

9) A. M. Lindeboom, , , Ambt en Opleiding" blz. 13.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

De eenheid van het regeerambt

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's