GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ons aller Moeder over de Paapsche Mis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons aller Moeder over de Paapsche Mis

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is over de tachtigste vraag van den Heidelbergschen Catechismus héél wat te doen geweest: Wat is het onderscheid tusschen het Avondmaal des Heeren en de paapsche mis?

Schotel, in zijn „Geschiedenis van den oorsprong, de invoering en de lotgevallen van den Heidelbergschen Catechismus" wijdt er een geheel hoofdstuk aan. Aan het antwoord op die tachtigste vraag is herhaaldelijk aanstoot genomen. In denzelfden Paltz, waar de wieg van den Catechismus heeft gestaan, beweerde later een niet excellente Excellentie, dat deze vraag „lasteringen en beschuldigingen" bevatte. En het kwam zelfs zoover, dat de Catechismus in het eigen vaderland \'an den Heidelberger door het drijven van roomschen verboden werd.

De gedachte, dat de Catechismus „lasteringen" en vooral ook „beleedigingen" aan het adres van anderen behelst, is een grondig en taai misverstand. Dat naar twee kanten werkt.

Aan den eenen kant inspireerde het voorgangers om „in de middagpreek" nog eens duchtig anti-papistisohe stokpaardjes te berijden. Zoo indertijd den bekenden Dr H, J. de Groot in de dagen toen Kuyper er aan meende te moeten herinneren, dat Calvinisten en Roomschen, „stoelden op één wortel des geloofs" en anderen de coalitie meenden te moeten typeeren als het „monsterverbond tusschen Rome en Dordt". Hij vertelt er zelf van in „Schaap en Bok", in één hok". De muren van de Hervormde Kerk in Leerdam hebben er van gedaverd. Vergissen we ons niet, dan is er dien avond politieke munt geslagen uit wat geen politieke strekking had.

En aan den anderen kant heeft de gedachte, dat de inhoud van vraag tachtig toch wel beleedigend was voor onze roomsche landgenooten, meer dan één prediker, ook op Gereformeerde kansels, verleid een haastig excuus te stamelen: „wij zouden het tegenwoordig toch niet meer zoo zeggen".

We gelooven, dat de partijen ter eener en ter anderer zijde den Catechismus onrecht doen.

Om te beginnen, de vraag is niet zoo onvriendelijk als ze schijnt. Het woord „paapsch" heeft de kleur van een scheldwoord. Maar in de dagen, toen Datheen het in zijn vertaling van den Catechismus schreef, had het de gewone beteekenis van „pauselijk", , , roomsch". Liever Turksch dan Paapsch, zeiden toen de Gfeuzen. Liever mohammedaansch dan roomseh. En het Duitsche origineel spreekt van „der papstlichen Messe", de pauselijke mis. Prachtig is hier de nevenstelling: het Avondmaal des Heeren en de mis van den paus. Maar er komt nog wat bij.

De tachtigste vraag en het antwoord moeten gelezen worden in het verband met den opzet van het geheel. De Catechismus is niet opgesteld om degenen die buiten zijn, in dit geval aan de roomschen, de waarheid te zeggen, maar om aan hen, die binnen zijn, de waarheid te leeren.

En voor degenen, die binnen waren, dreigde het gevaar van terugkeer naar Rome. Het Concilie van Trente was achter den rug, de Contra-Reformatie op komst. Het is in dit verband van beteekenis, dat vraag 80 eerst in de tweede uitgave van den Catechismus, na het einde van de Trentsche vergadering, werd opgenomen.

De roomsche vogelaars begonnen alom te lokken. En er was in vele landen, waar de reformatie door een beslissing van den landvorst een feit was geworden} een groote hoop „gemengd volk" bij wie dat zoete fluiten een ontvankelijk hart en dus een toegenegen oor vond. Temeer, waar de verdeeldheid in den boezem der reformatie ook hen, die nu een kerk van schier Chiliastische heerlijkheid verwachtten, had „teleurgesteld".

En in die situatie heeft de Heidelbergsche Catechismus een zeer pastoraal woord gesproken, saevis tranquillus in undis, onbewogen temidden der woedende baren, maar zéér bewogen over de arme schapen, om wie de wolven slopen, om ze te verslinden: Weet wat ge doet. De weg van het Avondmaal des Heeren naar de pauselijke mis is de weg van het geloof in de eenige offerande van Christus naar de verloochening daarvan; het is de weg van de aanbidding in Geest en in waarheid naar de afgoderij, die van God vervloekt is.

Zoo heeft de kerk toen niet „dikke" woorden gesproken tot degenen, die buiten zijn.

Maar de kerk heeft haar eigen kinderen met den vloek des verbonds gedreigd indien zij den HEERE en Zijn heilige ordinantiën den rug mochten toekeeren. Zij heeft in vraag tachtig een stormbal geheschen.

En als een getrouwe Moeder haar kinderen gewaarschuwd.

Wie ver van God de weelde zoekt, vergaat eerlang en wordt vervloekt.

Gelukkige kerk, die zóó nog vloeken kan! Zij alleen kan waarlijk zegenen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Ons aller Moeder over de Paapsche Mis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's