GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerk en Koninkrijk Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Koninkrijk Gods

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(XV slot)

SAAMVATTING EN CONCLUSIE.

We hebben in deze serie het artikel van Dr H. J. Westerink over , , Kerk en Koninkrijk Gods", verschenen In den 48e(i jaargang van het „Gereformeerd Theologisch Tijdschrift", aan een breed onderzoek onderworpen.

Dit onderzoek was tevens aanleiding om ook zelf de Schriften na te speuren, teneinde het onderwijs van den Heiligen Geest inzake de verhouding van kerk en koninkrijk Gods beter te verstaan.

Het ging daaröij niet om een louter theoretische behandeling van deze „kwestie", maar om een leeren kennen van den wil des Heeren voor de geloovigen vandaag in Nederland.

Ook Dr H. J. Westerink had zijn artikel geschreven met het oog op „de kwestie van de samenwerking van geloovigen op alle levensterreinen", gelijk die kwestie acuut is geworden, door de tuchtprocedures, welke in grooten getale in de Gereformeerde Kerken in en na het jaar 1944 zijn gevoerd.

Juist ook met het oog op deze actueele kwestie is een samenvatting en conclusie aan het einde van onze artikelenserie op haar plaats.

Het is uit de betoogen van Dr Westerink volkomen duidelijk geworden, dat hij uitgaat van de gedachte van een scheiding van terreinen.

Hij plaatst het gebied van de kerk naast dat van het koninkrijk Gods of van de andere „levensverbanden".

Hij ziet een scheiding tusschen de positie van Christus als Hoofd en die van Hem als Heer of Koning; het eerste is de Christus in de kerk, het laatste is Hij in de andere „levensverbanden.

Parallel daarmee loopt de scheiding van de christenen als geloovige kerkleden en van hen als geloovige burgers van den staat, geloovige arbeiders enz.

Uit deze constructie van een scherpe scheiding van kerk en koninkrijk Gods vloeit voort, dat er geen sprake van is, dat de tucht der kerk beteekent een zetten buiten de breede Christelijke activiteit van Gods Koninkrijk. Zij is niet meer dan een afbreken van de kerkgemeenschap.

De slotsom van het artikel van Dr Westerink luidt dan ook:

„En wie dus uit de kerkelijke censuur de conclusie trekt van het gezet zijn buiten het Koninkrijk Gods, kan dat alleen doen door de ontkenning van de Schriftuurlijke, duidelijk door de belijdenis uitgesproken en in de kerkelijke practijk gehandhaafde onderscheiding van Kerk en Koninkrijk.

Hij kan dat alleen doen door een onjuiste exegese van Matth. 16 : 19.

Hij kan dat alleen doen in navolging van het, via Luther van Rome afkomstige schema van natuur en genade.

Hij kan dat alleen doen door een uitdrukking in het avondmaalsformulier zonder Schriftuurlijke onderscheiding te lezen.

Maar al deze elementen beteekenen een vervreemding van het Geref. belijden en de Geref. practijk, en wat het ergste is, de miskenning van een Schriftuurlijke onderscheiding, wat in feite neerkomt op een vervreemding van het Woord Gods".

Deze beweringen hebben wij aan een onderzoek onderworpen.

Daarbij is o.a. komen vast te staan: a. Zoowel in het Oude als in het Nieuwe Testament wordt herhaaldelijk de naam Koning aan den Christus in Zijn relatie tot de kerk toegekend en ook zakelijk wordt Zijn koningschap over de kerk op vele plaatsen en op velerlei wijze geleerd.

De bewering van Dr Westerink, als zou het tegendeel het geval zijn, is volstrekt onschriftuurlijk.

Het is ook in strijd met de Schrift op deze onjuiste bewering de leer van een scheiding van kerk en koninkrijk Gods als aparte „terreinen" te fundeeren.

b. Gods Woord gebruikt den naam Hoofd voor den Christus niet alleen in het spreken over diens relatie tot de kerk, maar ook in dat over Zijn verhouding tot het koninkrijk Gods.

De bewering van Dr Westerink, als zou het tegendeel het geval zijn, is beslist onschriftuurlijk.

Het is ook in strijd met de Schrift op deze onjuiste bewering een leer van scheiding van kerk en koninkrijk Gods als aparte „terreinen" te fundeeren.

c. Al is er verschil in beteekenis, al naar gelang de Schrift de benamingen Hoofd en Koning gebruikt van den Christus in Zijn relatie tot de kerk dan wel tot heel het rijk Gods, de nevenstelling kerk-koninkrijk Hoofd-Koning, door Dr Westerink geponeerd, is tegenover de Schrift niet te handhaven.

d. De Schriften van Oud en Nieuw Verbond beide leeren ons, dat de kerk is de volksvergadering van het koninkrijk der hemelen.

De leden der kerk zijn burgers van den hemelstaat. Het Woord, door de kerk gepredikt, is het evangelie van het koninkrijk.

De dienaren van het Woord treden in de volksvergadering van het rijk op als herauten en ambassadeurs van den Koning.

De tucht der kerk is bediening van de sleutelen van het hemelrijk.

Arbeid voor het koninkrijk Gods bestaat allereerst in onderwerping van eigen leven aan het Woord en den Geest van Christus, in institueering van plaatselijke kerken en het zich stellen en brengen van anderen onder de prediking van het evangelie.

e. De samenhang van de waardigheden van den Christus ten aanzien van kerk en koninkrijk Gods is nauwer dan bij een gewone „personeele unie".

De Schrift legt allen nadruk op de eenheid van Christus' koningschap in het rijk van God en over de kerk.

De Christus wendt al Zijn koningsmacht aan ter vergadering en bescherming van Zijn kerk.

f. Het onderricht der Schrift, welks verwerking de formuleering van de punten c—e tot resultaat had, leert ons, dat de constructie van de verhouding van kerk en koninkrijk Gods als aparte terreinen in strijd is met Gods Woord.

g. Zondag 19 van den Heidelbergschen Catechismus beUjdt op voorgang van de Heilige Schrift dé nauwe verbondenheid van de waardigheden van den Christus ten opzichte van kerk en koninkrijk Gods.

De bewering van Dr Westerink, dat deze Zondagsafdeeling de door hem geconstrueerde scherpe scheiding van kerk en koninkrijk steunt, moet als niet in overeenstemming met de feiten worden afgewezen. Het tegendeel is het geval.

h. Terecht heeft Dr Westerink aangevoeld, dat zijn ' beschouwingen indruischen tegen de belijdenis in de Zondagen 12, 31 en 48.

Zijn poging om door een bepaalde uitlegging de Zondagen 12 en 31 met zijn theorie in overeenstemming te brengen, is totaal mis'ukt. De „uitlegging" is met den tekst van deze Zondagsafdeelingen in strijd.

i. De exegese van Matth. 16 : 19, welke Dr Westerink in het verband van zijn bespreking van Zondag 31 heeft geleverd, moet als geheel willekeurig en onjuist worden verworpen.

Inzonderheid de stelling, dat het koninkrijk der hemelen niet hetzelfde is als het konink-

Tijk Gods, strookt niet met de Heilige Schrift.

De Catechismus beschouwt terecht het koninkrijk der hemelen, het koninkrijk Gods en het rijk van Christus als identiek.

j. De voorstelling, dat Zondag 48 wrange vrucht is van verkeerde Luthersche en Roomsche invloeden, is een historische speculatie, die met de werkelijkheid geheel in strijd is. De formuleering van deze Zondagsafdeeling is tot stand gekomen onder sterken invloed van de Institutie van Calvijn.

k. Tegenover Dr Westerink moet de belijdenis van •de Zondagen 12, 31 en 48 inzake de verhouding van lerk en koninkrijk Gods met kracht worden gehandhaafd als geheel in overeenstemming met de Heilige Schrift.

Zij rust op de verkondiging van de enge verbondenheid van de bevoegdheden van den Christus ten aanzien van kerk en rijk en op de prediking van het karakter van de kerk als volksvergadering van het koninkrijk.

1. Er is geen tegenstelling tusschen de leer van de •Geref. Kerken in den Heidelbergschen Catechismus en in de Nederlandsche Geloofsbelijdenis, doch een zeer sterke overeenkomst.

De uitleg, welken Dr Westerink van de artikelen 27 •en 36 biedt, doet geen recht aan den tekst van de belijdenis.

In artikel 27 wordt van de kerk gesproken als van de vergadering van de trouwe burgers van het rijk der hemelen. Artikel 36 belijdt op gelijke wijze als Zondag 48 van den Catechismus den nauwen samenhang van kerk en koninkrijk Gods.

m. In de liturgische formulieren wordt over de verhouding van kerk en koninkrijk Gtods gesproken, zooals deze verhouding in de Schrift wordt, verkondigd •en in de formulieren van eenigheid is beleden.

De exegese van Dr Westerink van de uitspraken dezer formulieren is in strijd met den tekst der uitspraken zelf.

Ziehier een samenvatting van de voornaamste resultaten van ons onderzoek.

Het blijkt, dat de opvattingen van Dr H. J. Westerink in alle deelen volstrekt onhoudbaar zijn. Deze doctor in de theologie moet zich diep schamen, dat een artikel als het door ons besprokene uit zijn pen is gevloeid.

Het is niet anders dan een mislukte poging de gevolgen te beteugelen van het kwaad, dat men zelf mee heeft bedreven en waarvan men weigert zich te beieeren.

Onze conclusie is diametraal aan die van den schrijver tegenovergesteld: Dr Westerink, die de tucht der kerk niet meer ziet als de bediening van de sleutelen van het hemelrijk en uit de voltooide kerkelijke censuur niet de conclusie wil trekken van het gezet zijn huiten het Koninkrijk Gods (dat heden identiek is met het koninkrijk der hemelen en het rijk van Christus), ian dat alleen doen door de ontkenning van den door de Schrift verkondigden, duidelijk door de belijdenis uitgesproken en in de kerkelijke practijk gehandhaafden nauwen samenhang van kerk en koninkrijk.

Hij kan dit alleen doen door een onjuiste exegese van Matth. 16 : 19.

Hij kan dat alleen doen door den Catechismus ten onrechte te betichten van een besmetting met het via Luther van Rome afkomstige schema van natuur en genade.

Hij kan dat alleen doen door de Schrift, de formulieren van eenigheid en die van liturgie inzake de verhouding van koninkrijk Gods en kerk te lezen met een bril, welke beslagen is door verkeerde wijsgeerige vooroordeelen.

Maar al deze elementen heteekenen een vervreemding van het Gereformeerde belijden en de Gereformeerde practijk en wat het ergste is, de miskenning van een door de Schrift geproclameerde enge verbondenheid, welke miskenning in feite een vervreemding is van het Woord Gods.

De beschuldigingen keeren dus met versterkte kracht als een boemerang terug tot Dr H. J: Westerink, die ze wierp.

Tenslotte willen ook wij, vanuit de thetische resultaten van ons onderzoek, nog iets zeggen over de brandende kwestie van de „samenwerking" in verband met het thema van deze artikelen: de verhouding van kerk en koninkrijk Gods.

Indien we de synodocratie der laatste jaren stellen tegenover de theocratie en christoeratie, zooals die in de Heilige Schrift inzake het koninkrijk der hemelen wordt geproclameerd, komen we tot een opsomming van de volgende ontstellende feiten:

1. de synodocratie heeft het koningschap van den Christus aangetast, een koningschap dat ondeelbaar gaat over kerk en koninkrijk Gods;

2. de synodocratie heeft aan het Woord der kerk menschenvondsten toegevoegd en het evangelie ondermijnd, dat het evangelie van. het koninkrijk is;

3. de synodocratie heeft de tucht der kerk misbruikt, die de bediening is van de sleutelen van het hemelrijk;

4. de synodocAtie heeft herauten van het koninkrijk den mond gesnoerd, omdat zij dienaren van het Woord van den Koning wilden blijven en dies weigerden als boodschap van het rijk door te geven, wat niet van den Koning afkomstig was;

5. de synodocratie heeft de kerk uiteengejaagd, die de volksvergadering van het koninkrijk is, en burgers ontrouw gemaakt aan het bewind van dien Koning, Wiens heerlijkheid ook is in de menigte van Zijn volk (vgl. Spr. 14 : 28).

Laat ons bij het spreken over „samenwerking" nimmer de „zwarte Hjst" vergeten, die in dit blad is gepubliceerd.

Laat ons bij het herlezen van die lijst bedenken, dat wij onder citeering van Gal. 5 en het Avondmaalsformulier officieel werkers genoemd zijn van tweedracht en ketterijen, terwijl van zulke werkers in de Schrift verkondigd en door de kerk beleden wordt, dat zij geen deel hebben in het rijk van Christus.

Laat ons immer voor den geest houden, dat syno-, docratie schending is van de grondwet van het koninkrijk en revolutie tegen het rijksbewind van den Christus. Ook hier geldt: iniuria in iniurato. Het onrecht en de miskenning zijn te erger naarmate de grootheid van Christus, den Overste van de koningen der aarde, die van aardsche vorsten verre overtreft.

Laten wij, die leven mogen onder de vigueur van Christus' gerechtigheid en zoo betrokken zijn in de aantasting van Zijn rijksbewind, niet ophouden hun, die eens met ons kwamen tot de vergadering van de burgers van het koninkrijk, toe te roepen: „Bekeert u!"

Immers: het koninkrijk der hemelen is nabij! Amsterdam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Kerk en Koninkrijk Gods

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's