GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beteekenis van de vrijmaking voor theologie en leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beteekenis van de vrijmaking voor theologie en leven

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(XIV)

KEBK EN CONFESSIE.

Om te bewijzen, dat wij hier inderdaad niet fantaseeren, wil ik thans' een kort excurs geven over het spreken van onze belijdenisgeschriften over de kerk. Ik doe dat niet met de bedoeling om daarmede een uitputtend overzicht te geven van hetgeen de Confessie ons over de kerk voorzegt, maar om slechts op bepaalde concrete punten te laten zien, wat wij met den mond aangaande de kerk belijden in de gemeenschap met de kerk der Reformatie als het geloof van onze harten.

Tevens zullen we dan gelegenheid vinden om te wijzen op de schriftuurhjke basis van de Confessie.

In den Catechismus komt de kerk verschiliendn malen ter sprake'. In Zondag 19 belijdt de Catechismus, dat Christus daarom ten hemel gevaren is, opdat Hij Zichzelve daar bewijze als het Hoofd van Zijn Christelijke kerk, door wien de Vader alle ding regeert. In Zondag 21 wordt het geloofsartikel aangaande de eene heilige algemeene Christelijke kerk nader uitgelegd in den bekenden volzin, dat de Zone Gods uit het gansche menschehjke geslacht zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, door Zijn Geest en Woord, van den beginne der wereld tot het einde, vergadert. beschermt en onderhoudt en dat ik daarvan een levend lidmaat ben en eeuwig zal blijven.

Zondag 27 zegt, dat de kinderen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn en dat zij door den doop als door het teeken des verbonds de Christelijke kerk - worden ingelijfd. Hier valt op, dat de Catechismus uit denzelfden gedachtengang geschreven is, die het doopsformulier doet spreken van de leer, die in de Christelijke kerk alhier geleerd wordt.

Zondag 30 belijdt, dat de Christelijke kerk schuldig is, naar de ordening van Christus en Zijn apostelen, de goddeloozen, totdat zij betering huns levens bewijzen, door de sleutelen des hemelrijke uit te sluiten. Zondag 31 werkt dit thema verder uit, door te stellen dat door den Christelijken ban dezulken door het verbieden der sacramenten uit de Christehjke gemeente en van God zelf uit 't rijk van Christus gesloten worden.

Ook bij de uitlegging van de geboden komt de kerk ter sprake. Zondag 38 zegt, dat de trouwe naleving van het vierde gebod vordert, dat de kerkedienst en de scholen zullen onderhouden worden en ook bij de uitlegging van de gebeden van het Onze Vader wordt de kerk nog eenmaal genoemd. Het is in den bekenden Zondag 48, waar bij de exegese van het Uw Koninkrijk kome, gezegd wordt, dat die bede o.m. beteekent: bewaar en vermeerder Uw kerk!

•Wanneer we deze plaatsen overzien, vallen verschillende punten op. In de eerste plaats, dat de Catechismus hier voortdurend spreekt van de Christ el ij ke kerk. Daarmee stelt de Catechismus zich niet op het vals oecumenische standpunt, dat er een Christelijke kerk is, als een soort overkoepeling van de verschillende „denominaties", maar belijdt hij het geloof der Reformatie, dat de kerk van Jezus Christus niet is een secte, niet is een Gereformeerde onderafdeeling van het grootere „Christelijke" geheel, maar de kerk van Jezus Christus, die Hij vergadert van het begin der wereld tot het einde, de groote gemeente, waarin de Psalmist van Psalm 22 begeerde God lof te zeggen.

Men kan nu echter vragen: wat bedoelt de Catechismus met deze kerk? De zichtbare vergadering van de kerk of het z.g. onzichtbare lichaam van Christus? We laten nu het gebruik van deze termen een oogenblik voor wat het is.

Dan is het aan geen twijfel onderhevig, dat de Catechismus het oog heeft op de concrete Kerkvergadering van Jezus Christus door ambten en bedieningen. Daarop wijzen duidelijk de door den Catechismus gebruikte termen en de ter bewijs aangehaalde teksten.

Zoo verwijst b.v. Zondag 19, waar Christus beleden wordt als het Hoofd van Zijn Christelijke kerk, naar Efeze 1 : 22, waar Paulus schrijft, dat Christus gegeven is aan de gemeente tot een Hoofd boven alle dingen en met deze gemeente bedoelt de apostel die vergadering waarvan hij in denzelfden brief zégt, dat zij gebouwd is op het fundament van apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus de uiterste hoeksteen is.

Duidelijk spreken ook de teksten, aangehaald in Zondag 21. De Catechismus verwijst daar naar Johannes 10 : 11: k ben de goede Herder. De goede Herder stelt Zijn leven voor de schapen, een tekst, dien de N.G.B, aanhaalt bij artikel 29. Het is trouwens frappant hoe vaak de Reformatoren voor de kerkkwesties verwijzen naar Johannes 10 met het prachtige beeld van den goeden Herder.

Verder verwijst Zondag 21 naar Romeinen 10 : 14 —17, dat uitloopt op de bekende woorden: oo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods. En met het Woord Gods wordt hier duidelijk bedoeld het gepredikte Woord, hetwelk toch moeilijk van 'n onzichtbare kerk gezegd kan worden

Opvallend is ook de verwijzing naar Handelingen 2 : 46: n zij waren dagehjks bijeen in den tempel, volhardende en van huis tot huis brood brekende; ook dat kan toch moeilijk van een onzichtbare gemeenschap gezegd worden.

Verder spreken ook de bewoordingen van den Catechismus zelf duidelijke taal. De vergadering van de Christelijke kerk geschiedt door Zijn Geest en W o o r d en tevens ineenigheid des waren gel o of s, wat nimmer mogeüjk is, indien de algemeene Christelijke kerk een overkoepeling zou zijn van een aantal tegen elkaar in belijdende kerken. Men denke zich voorts de situatie in, waarin de Catechismus is opgesteld. Indien de opstellers ook maar in de verte de pluriformiteitsgedachte zouden hebben gekoesterd, zouden zij in ieder geval noch van Rome, noch van de Wederdoopers hebben kunnen zeggen, dat Christus mede door hun instituten Zijn kerk vergadert i n eenigheid des waren gieloofs.

Zelfs m hun gebed schakelden de vaderen Christus' kerk in. Bij de vraag naar de beteekenis van Uw Koninkrijk kome, zeggen zij immers, dat deze bede mede insluit het gebed om bewaring en vermeerdering van Christus' kerk en uit het vervolg van deze uitlegging bhjkt weer, dat zij daarmee op het oog hadden de „slachtschaepkens Christi", want zij vervolgen: verstoor de werken des duivels en alle heerschappij, welke zich tegen U verheft, mitsgaders alle booze raadslagen, welke tegen Uw heilig Woord bedacht worden. Met dat laatste hadden zij evengoed voor oogen de geheime consistories der Roomsche prelaten als de overwegmgen van diplomaten en wereldsche vorsten, die in hun dagen al evenzeer arm in arm gingen met de valsche kerk als vandaag.

Ook de plaatsen, waar de Catechismus de kerk ter sprake brengt, als hij handelt over den Christehjken ban, kunnen uiteraard slechts zien op de concrete vergadering van Christus' kerk door ambten en bedieningen.

Zoo kan de conclusie uit deze Catechismusplaatsen geen andere zijn, dat dat zij daarbij dachten aan de kerk , , a^ls" instituut, de Christelijke kerk alhier, samenvérgaderd onder de trouwe Woordverkondiging en sacramentsbediening. Dat blijkt tevens wel uit de uitleggers van den Catechismus uit die eerste tijden. Om geen andere verder te noemen, een man als Bastingius, heeft op dit punt klare taal doen hooren. Hij gaf in 1588 op k e r k e 1 ij k verzoek van Zuid-Holland en Zeeland een Catechismusverklaring uit en spreekt daarin ook over de vergadering van de kerk door den H. Geest. Hij zegt, dat de H. Geest „gebruikt tot deze beroeping en vergadering der Kerk, de middelen, daartoe bij Hem verordineerd: te weTen de reine Predicatie des H. Evangeliums, en 't wettig gebruik der heilige Sacramenten; dewelke daarom kentekenen zijn van de zichtbare gemeente, daarmede zij van andere vergaderingen der mensen, onderkend worden".

Nu echter die heilige kerk zoo gemakkelijk te onderkennen is, vloeit daar, aldus Bastingius, ook een plicht uit voort voor alle geloovigen. Hoor maar: , , Opdat een iegelijk zeker zij, zo lang, en waar deze uiterlijke kentekenen bij de zichtbare gemeente zuiver en onvervalst bevonden worden, dat zulke gemeente, Gods gemeente is, (daaronder Hij Zijn xiitverkorenen heeft) alzo dat men zich vrijeüjk tot dezelve zich voegen en houden zal" 91).


01) In Bastingius, Verclarmge op den Catechisme enz. Uitgave Rutgers, 1893, uitleg op Zondag 21. Dezelfde Bastingius verhaalt In zijn uitleg van Zondag

21, dat In zijn tijd het volgende „veers seer gemeijn" was: Non Devs hvie pater est, cvi non Ecclesia mater

Dat is: God wil niet voor een Vader svlckes zijn bekent, Die tot der Kercke sich als Moeder niet gewent.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 juli 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De beteekenis van de vrijmaking voor theologie en leven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 juli 1950

De Reformatie | 8 Pagina's