GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beteekenis van „De Reformatie” voor eenzamen en verstrooiden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beteekenis van „De Reformatie” voor eenzamen en verstrooiden

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen de Hoofdredacteur mij vroeg, of ik vanuit Zuid-Afrika ook een artikel wilde schrijven voor het. Jubileumnummer, heb ik niet alleen zulk een artikel in mijn hart toegezegd, maar ook het onderwerp, waarover ik zou schrijven, stond onmiddellijk voor mij vast. Ge vindt het hierboven.

Nu ik voortdurend op reis ben, kom ik telkens weer onder den indruk van den grooten geestelijken rijkdom, waaronder men in Holland door de genade des Heeren nog steeds leven mag. Er is waarschijnlijk geen land ter wereld te bedenken, waar men over zooveel geestelijke schatten en zoo grooten rijkdom beschikt. We zijn aan ons bezit maar al te gewend geraakt. Het is daarmee, als in den oorlog, toen de dagen van de voedselschaarschte er waren. We hadden alles, wat ons hart begeerde, en we genoten ervan, zonder meer iets te verstaan van het wonder van Gods voorzienige zorg daarin. We vernietigden zelfs groote voedselvoorraden. Deze parallel wil ik trekken: we beseffen veel te weinig van den grooten rijkdom, dat we een blad als „De Reformatie" kunnen hebben. We klagen wel eens over moeilijke artikelen. We vinden misschien sommige artikelen wat zwaar. We moeten ons inspannen. Andere artikelen zijn ons misschien wat te lang.

Voor „De Reformatie" moet je nu eenmaal gaan zitten.

Zouden we den HÉERE niet eens hartelijk gaan danken voor de mogelijkheid van het bestaan van zulk een blad? In allerlei opzicht zijn de meeste, volkeren dezer wereld zulk een stadium al lang voorbij. Waar de valsche kerk haar triumfen viert, daar kan zulk een blad niet meer bestaan. Niet alleen, omdat men daar geen belangstelling meer voor heeft, maar ook, omdat de menschen het daar werkelijk niet meer lezen kunnen. We vergeten maar al te vaak, dat, als wij het licht verwerpen, het oordeel des Heeren dan is, dat de HEERE het licht WEGNEEMT. Waar men den kandelaar niet laat lichten, daar raapt de Heere den kandelaar weg. Het is geen wonder, dat vele synodocraten „De Reformatie" niet meer lezen KUNNEN: de Heere heeft hun oogen verblind: is bezig naar Zijn Woord hun een kracht der dwaling te zenden. Als we dat alles zoo zien, dan zullen we niet zoo gemakkelijk de inspanning meer schuwen om „Dte Reformatie" te lezen. Ik zeg vanzelf niet, dat het eisch des Heeren is, dat we op „De Reformatie" geabonneerd zijn •—• wij zijn nu eenmaal niet het volk van de bindingen — maar het is wel zoo, dat de Heere in zijn oordeel zal oordeelen naar het licht en naar de genadegaven, die Hij heeft geschonken aan een volk, ook in een bep.^alden tijd. En als we dat weten, dan zullen we er de inspanning voor over hebben om ook in dit opzicht, natuurlijk in Christus, onbevlekt voor den rechterstoel des Heeren te staan. We leven zoo graag en zoo gemakkelijk en zoo zorgeloos en zoo onbekommerd verre beneden onzen stand.

Deze dingen gaan tot je spreken, als je in aanraking komt met menschen, die vanuit Holland gekomen, of daar hun bakermat hebbende, in den vreemde moeten leven en temidden niet alleen van een hun vijandige en vreemde cultuurwereld, maar ook temidden van een kerkelijk leven, waarin ze niet vinden de verzadiging van hun honger en dorst. Het gevaar is dan zoo groot, dat je jezelf gaat aanpassen; en dat beteekent zoo heel gemakkeHjk een loslaten van je uit Holland meegenomen, en daar verkregen, rijkdom. Je loopt het gevaar, dat je de lamp gaat uitdoen, omdat in den vreemde het licht van de lamp zoo • scherp is, en dat je bij een kaarsje gaat zitten, omdat men nu eenmaal in de omgeving allemaal bij kaarsjes leeft. Men komf'er zoo gemakkelijk toe, de problemen niet meer zuiver te stellen. We zijn hier niet in Holland. In Holland is alles zoo zwaar. Daar gaat men zoo diep op de zaken in. Hier is het anders. Zoo redeneerden vele soldaten op eenzame posten in de rimboe. 2k)o praten yele verstrooiden, ver levende van een kerkgemeenschap, waarin de Heere hun een plaats gegeven heeft. Zoo zeggen het vandaag vele geëmigreerden. Ze kunnen het leven van het vreemdelingzijn in het vreemde land niet aan. Ze willen zich ergens thuis gevoelen. Ze MAKEN het zich gemakkelijk. Dat is niet zoo moeilijk. Het zwaarste is altijd, trouw te blijven. Maar dat vraagt het opnemen van het kruis, dat je in je emigratie hebt te aanvaarden.

In die situatie mist men ook veel. Natuurlijk — hier is, wat men met het Woord des Heeren doet, allesbeslissend. Niet genoeg kan worden aangedrongen op het zenden van preeken naar eenzamen en verstrooir den in alle mogelijke oorden van de wereld.

Maar nu in zulk een situatie is „De Reformatie" van ontzaglijke beteekenis. Ik noem maar een paar dingen. Men blijft door dat blad in de noodzaak om de problemen zuiver te stellen. De menschen leeren zoo, dat een beetje varen over zee je niet afhelpt van het zuiver stellen van de problemen. Ik noem maar ar­ tikel 27, 28 en 29 van de geloofsbelijdenis. We zijn daar als verstrooiden even sterk aan gebonden als de menschen in Holland. We zullen ook in den vreemde alleen uit het Woord kunnen zien, wat de kerk is. Het groote gevaar is, dat zoovele verstrooiden en eenzamen gaan leven uit de praktijk; maar de praktijk laat ons dingen zien, maar verklaart en opent ons nimmer den weg. Ik noem de kwesties, die samenhangen met het sociale probleem. Natuurlijk, — de artikelen van Groen zijn vooral van beteekenis voor de HoUandsche situatie, maar ze laten toch overal zien de werkelijkheid van het sociale en economische leven, waarin de afvallige wereld gekomen is. We kunnen dan niet meer aan de vragen voorbij. We weten, dat we ook in den vreemde ons leven onbesmet hebben te bewaren naar het Woord des Heeren en dat we ook daar zullen hebben te rekenen, dat er een tijd komt, dat niemand meer zal kunnen koopen of verkoopen, dan die het merkteeken van het Beest aan zijn voorhoofd of aan zijn rechterhand heeft. Ik noem de artikelen van Holwerda. Velen zouden door het wereldleven en de intematio-. nale verhoudingen niet zoo uit het lood geslagen zijn en worden, en zoo in hun maag zitten met de vraag, wat ze moeten doen, bijv. verhuizen of niet, als ze zich maar eens rekenschap wilden geven van wat Holwerda in die artikelen zegt. Ik accentueer nu de waarde van dat alles voor levens in de verstrooiing, waarin de geheele wereld hun tegen is. Er zijn er vandaag zoo velen, die leven als de verstrooiden, aan wie Jacobus zijn brief schreef, en dan nog geaccentueerd hierdoor, dat in het elfde uur van Christus' gang over de wereld de afval zooveel verder is voortgeschreden. Ik wil met dankbaarheid gewag maken van alles wat Schilder met zijn staf van medewerkers doet en gedaan heeft. Niet alleen worden zoo de problemen zuiver gesteld, maar de weg van het Woord wordt gewezen in den wirwar van dezen tijd.

Welnu: vele verstrooiden zijn den Heere dankbaar voor de hulp, die ze in hun worsteling van „De Reformatie" hebben gehad. Ze zien er niet tegen op, zich te zetten tot lezen, en onderzoeken. Als ze zich hebben ingespannen vinden ze zich rijk beloond.

Natuurlijk: er zijn ook de bedankjes. Men zie dat als een vrucht. Een blad als „De Reformatie" sterkt je in den strijd of je vlucht. Een neutrale houding is hier haast onmogelijk. Velen willen zoo de problemen niet meer zien én ze bedanken, omdat ze geen tegenargumentatie aan het Woord ontleend hebben. Ze vinden zulk een blad te lastig. Het achtervolgt hen te veel. Het maakt, dat ze niet te verontschuldigen zijn. Ze zoeken vaak met den schijn van het geldargument de verlegenheid van de onwetendheid op. Ze gevoelen zich, als het blad niet meer komt veel rustiger, maar het is de rust van het kerkhof.

Vele anderen zijn rijk met dezen steun. In jaren van eenzaamheid weten ze zich daarin van den Heere vastgehouden, en bij de waarheid bewaard. Ze ontdekken de wereld, waarin ze leven. Daarin zien ze den koers, dien ze hebben te gaan. Ze worden bewaard in een wereld van afval. Ze weten zich getroost, als de nood van eenzaamheid en klein getal hen aanvalt.

En weet ge, wat dan zoo mooi is? Dit is vaak de reactie, als ze „De Reformatie" lezen, dat ze tégen zichzelf en tegen elkander zeggen: ja, zoo hebben we het toch eigenlijk gezien uit het Woord des Heeren. Deze dingen wisten we al. Maar we konden het niet zeggen. We wisten er geen formuleering aan te geven. Ze zien hun eigen door den Geest en het Woord schriftuurlijke levensinstelling geformuleerd in vele artikelen. Ze konden er zoo moeilijk over praten, maar nu kan het een onderwerp van gesprek worden onder elkander met de kinderen.

Het is te hopen, dat „De Reformatie" maar lang vele tauitenlandsche abonné's mag hebben. Het is een zegen en een kracht voor Vele eenzamen en verstrooiden, ook onder de geëmigreerden. En gelukkig, het bezit, dat ze zoo van den Heere ontvangen hebben, kan niemand hun afnemen. Ze kunnen de bladen desnoods verbranden en de opgegaarde jaargangen aan de vlammen prijsgeven, maar het daaruit verkregen geestelijk bezit is een blijvend bezit, en het versterkt in het bewust genieten van het goed, dat nimmermeer vergaat.

Ik wil vanuit den vreemde den Hoofdredacteur van harte gelukwenschen met het Jubileum van zijn blad. Hij moge bij veel verguizing dezen dag met blijde feestgezangen vieren om den grooten zegen, dien de Heere door zijn blad heeft willen geven, ook aan vele eenzamen en verstrooiden. Ik hoop zoo, dat de verstrooiden het hem ook eens zullen laten weten. Ook een Hoofdredacteur moet de broeders wel eens „zien", om moed te grijpen. De Heere sterke hem nog lang voor het voltooien van zijn „Catechismus", maar niet minder om van week tot week te blijven voortgaan met het zuiver trekken van de hjnen, waarlangs het persoonlijk leven in gemeenschap met de ware kerk des Heeren zich heeft te bewegen, vooral in deze in alle opzichten verworden wereld. Natuurlijk •— ik weet het — het blijft een werken en strijden ten deele; maar de Heere vervuUe, óók wat dit deel van zijn veelzijdigen en prachtigen arbeid betreft, het woord: over weinig hebt ge getrouw willen zijn en ge zijt het ook geweest, welnu: Ik ga u, mijn op aarde geschorsten knecht, mijn door kerkvervolgers uitgeworpen knecht, hun tot beschaming en u tot eeuwige ver­ wondering over veel zetten.

DEN BOEFT.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1950

De Reformatie | 24 Pagina's

De beteekenis van „De Reformatie” voor eenzamen en verstrooiden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1950

De Reformatie | 24 Pagina's