GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET EENIG NOODIGE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET EENIG NOODIGE

PROF. C. VEENHOF

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zonder twijfel hebt tJ bij het lezen van den titel van mijn toespraak onmiddellijk begrepen waar hij op zinspeelde. Op één van zijn reizen kwam Christus met z'n discipelen in een dorp. Daar ontving Hem een vrouw, Martha geheeten, in haar huis. De zuster van Martha, Maria, zet zich aanstonds als Christus daar begint te spreken aan de voeten van den Hieere en, zoo lezen we dan, ze luisterde voortdurend naar wat de Heiland sprak. Ze hing aan zijn lippen, steeds door, eu liet zich door niemand of niets storen! Martha daarentegen maakte zich uitermate druk met haar gastvrouv/elijke besognes. Ze sloofde zich uit om haar gasten van het noodige te voorzien. Als ze daarmee een poos bezig is wendt ze zich tot den Heere met een verwijt en een bevel! Ik zeg er even bij: zooiets is zeer gevaarlijk! Wie ter wereld heeft bevoegdheid den Zone Gods te verwijten eu te bevelen! Martha waagt het evenwel. Ze zegt tegen Jezus: Heere gaat het U niet aan, laat het U koud, ergert U het niet, dat mijn zuster mij maar laat dienen? Dat is het verwijt. En dan komt onmiddellijk daarna het bevel; Zeg haar dan, dat ze mij komt helpen.

Zooals altijd, spreekt onze Heiland óók in deze situatie het verlossende woord. Hij antwoordt Martha in deze woorden: Martha, Martha, gij maakt u bezorgd en druk over vele dingen, doch slechts één ding is noodig. Dat eenig noodige deed Maria. Daarom zal Ik Maria niets verwijten en niets bevelen, want Maria heeft het goede deei uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen.

Zoo sprak onze 'Heiland van het eenig noodige. En wis de Schrift in deze woorden goed hoort verstaat onmiddellijk den zin van dit messiaansche woord. Christus, de Zone Gods, was gekomen in het huis van Martha en Maria. Dat was iets groots. Daarin glansde Goddelijke genade voor Martha en de haren. Maar daarbij bleef het niet. Christus begint te spreken. Hij gaat het evangelie verkondigen. Dat wil zeggen: Hij gaat het grootste verrichten wat Hij aan menschen doen kan! Hij spreekt immers woorden van Geest en leven. En zie, als onze Heiland dat gaat doen, dan moet alles wijken. Dan moet ledereen alles, alles laten staan. Dan moet ieder alleen maar oog en hart hebben voor den sprekenden Heiland. Dat is dan het eenig noodige. En wie dan het eenig noodige zoekt, die heeft het goede deel gekozen.

Misschien zegt iemand: maar dat begrijp ik toch niet goed. Is niet dat het eenig: noodige, dat wij vergeving der zonden ontvangen, vernieuwd worden door den Heiligen Geest, deel krijgen aan de eeuwige zaligheid? Maar wie zoo spreekt is er toch naast! Zeker, zeker, al dat genoemde is noodig, noodig ter zaligheid. Maar dat alles is effect, resultaat. Dat alles is vrucht! 'Vrucht van < 1fe prediking. Wij moeten de vrucht niet verwarren met de oorzaak, het middel! Om vruchten te ontvangen, moet gs eerst een boom hebben. Om licht te ontvangen moet er eerst een zon schijnen. Welnu, zal er ooit van vergeving der zonden, eeuwige zaligheid sprake zijn, dan zal er eerst gepredikt moeten worden! En daarom is de prediking het eenig noodige en is het hooren, het geloovlg hooren van het gepredikte woord het goede deel. In dat geioovi^p, hooren van het gepredikte woord ligt de zaligheid, worden ons Christus eu al zijn schatten geschonken.

Op grootsche wijze heeft onze Heiland eenraaEil aan zijn jongeren de ontzaglijke beteekenis van de prediking getoond.

•Vlak voor Hij naar dén hemel voer, zoo lezen we namelijk in Luc. 24, opende Christus het verstand der discipelen, opdat ze de Schriften zouden verstaan. Ze zouden zoo iets dieps en veelomvattends hooren, dat een speciale verstandsopening noodig is. En dan zegt onze Heiland deze woorden: aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden, en ten derden dage opstaan uit de dooden, en dat in zijn naam moet gepredikt worden bekeering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem.

Ga merkt het; in drie woorden — lijden, opstaan, prediken — vat Christus al zijn werk van den Kerstnacht tot den jongsten dag samen. Hij moest in dien tijd eerst lijden. Dat wil zeggen: Hij moest het heil voor zijn volk bij den 'Vader verdienen. Daarna moest Hij opstaan. Dat wil zeggen: Hij moest het door Hem op den bodem der hel verdiende lieil van zijn 'Vader ontvangen. En daarna moest Hij laten predilcen, daarna moest Hij gepredikt worden. Dat wil zeggen: daarna moest Hij het verdiende en ontvangen heil uitdeelen, distrlbueeren aan allen, die de 'Vader Hem gegeven had.

Dit woord van Christus moet ons nu geheel en al vervullen. Prediken is de uitdeeling, de distributie der volkomen verlossing welke Christus verdiende en verwierf.' Van deze wondere waarheid is Paulus vol! Ze is een centraal moment in de prediking der Reformatoren. Het verstaan van en leven uit deze waarheid is een levensbelang voor de kerk.

Ge moet Calvijn over deze zoo-verstane prediking hooren roemen en zingen! Hij kan er niet over uitgedacht en uitgesproken raken. 'Voor hem is het wonder der prediking gaan leven! Als er gepredikt wordt, zoo verzekert hij, daalt Christus tot ons neer en verschijnt Hij van aangezicht tot aangezicht onder ons. In de prediking richt onze Heiland zijn koninklijken troon op onder zijn volk en Hij reikt het zijn schepter toe als teeken van zijn genadige aanneming door den Vader. Ja, in en door de predtking breidt Christus zijn armen naar ons uit om ons in liefde te omhelzen. Geweldig is de kracht van de prediking. Christus doet daardoor niets minder dan het bewegen van hemel en aarde. Ja, hij formeert daardoor een nieuwen hemel en aarde. Als in Christus' Naam gepredikt wordt, druppelt in en door de woorden van den prediker het dierbare bloed van den Heiland op de zijnen. Daarom is de prediking de distributie van zijn uitnemende genade! Is het een wonder, dat Calvijn de heerlijkheid van de prediking zóó beseffend de verachters daarvan verwaande kinkels noemt, die door hun gedrag bewijzen, dat ze geen droppel christendom bezitten? Het is duivelsche arrogantie de samenkomsten van de gemeente te verzuimen. Wie het doen zijn discipelen van den duivel.

Groot en heerlijk is zoo het geschenk Gods dat wij in de prediking ontvangen. Daar gaat niets boven! Want in en door de prediking geeft God zich in'Christus door zijn Geest aan zijn volk. Het woord der prediking is het voertuig van Gods groote alles omvattende genade!

Maar — deze prediking geschiedt door menschen, door zondige menschen! Het „water" is goed, zuiver, hemelsch, maar het „kanaal" is altijd onrein, verdorven. Omdat God de prediking door menschen laat geschieden is er de mogelijkheid en, helaas, ook de werkelijkheid van een prediking die geen bedienen, maar een krachteloos maken van Gods woord is. Is de valsche profetie niet altijd een enorme macht in de wereld geweest? Ja, is het legioen van de valsche profeten niet altijd grooter geweest dan de schare van Gods trouwe herauten? Men voelt, als men dit alles overweegt soms de vraag bij zich opkomen: waarom laat God zijn woord op zulk een gevaarlijke wijze naar ons toekomen? Had God niet een wijze van spreken kunnen bedenken, waaraan niet zulke huiveringwekkende risico's verbonden zijn?

We zullen aan deze vragen evenwel géén plaats geven! Want we staan voor het feit, dat het Gode behaagd heeft om door middel van de prediking zijn volk zalig te maken. God wil niet anders met ons m gemeenschap treden en staan, dan door het gepredikte woord en op geen andeze wijze dan daardoor scheiLkt Hij ons de vergeving der zonden en het eeuwige leven.

Uitgaande van dezen wil, deze beschikking Gods, mogen we alléén vragen wat de HBERE daarmee beoogt, dat Hij ons door de prediking van zwakke, domme, zondige menschen zalig wil maken.

Ik geloof, dat niemand daaromtrent zulke goede, geestelijke dingen heeft gezegd als Galvijn.

Het is allereerst een blijk van Gods goedgunstigheid, zoo leert Calvijn de kerk ook vandaag nog, dat Hij menschen, héél kleine menschen, roept, om voor Hem het gezantschap op deze aarde waar te nemen, uitleggers te zijn van zijn verborgen wil, en zijn persoon op de aarde te vertegenwoordigen ! Maar behalve, dat het een teeken van Gods groote gunst Is, dat Hij menschen voor dezen hoogen en heiligen arbeid gebruiken wil, is het Instituut der prediking ook voor heel de kerk een zeet nuttige oefemng in de nederigheid! Want we moeten nu Gods woord hooren vdt den mond van menschen, die ons geheel gelijk, ja, soms In waardigheid zelfs onze minderen zijn. Als God rechtstreeks tot ons sprak zouden we het goddelijke woord wel eerbiedig ontvangen, huiverend voor zijn macht, neergeworpen door zijn majesteit, ontsteld door zijn onmetelljken glans. Maar zoo doet Goa niet. Hij spreekt ons toe „door een of ander menschje uit het stof opgerezen". En we worden nu opgeroepen vroomheid en eerbied te toonen door Gods boodschap aan te nemen van een mensch, die in geen enkel opzicht boven ons uitsteekt! En' tenslotte is deze dienst des woords door menschen volgens Calvijn bijzonder geschikt om de onderlinge liefde te voeden. Deze band bindt de menschen nu muners samen, dat er één herder is, om de anderen te zamen te onderwijzen en allen uit één mond de gemeenschappelijke leer ontvangen.

Het is wel een zeer zware, een uiterst verantwoordelijke taak door God geroepen te zijn in dezen dienst des woords werkzaam te zijn.

Want vooreerst eischt deze dienst, dat de prediker altijd, en alleen, en geheel, Gods woord zal doorgeven, ledere eigen menschelijke gedachte moet meedoogenloos uit de prediking worden geweerd! Maar — de verzoeking om 's Heeren wil ten aanzien van de prediking te overtreden is misschien nergens zoo groot als juist ten opzichte van wat juist deze regel voorschrijft.

Want de diep in het menschenhart gewortelde hoogmoed, onder de drijving waarvan een mensch altijd zichzelf wil handhaven en tot gelding brengen, wil zich ook en vooral in de prediking ontplooien. En dan komt het vroom of geleerd of gevoelig of interessant veutileeren van eigen ideeën, gedachten, beschouwingen, schema's. Deze zonde is hét gevaar dat predikers bedreigt. Niet voor niets waarschuwt Calvijn de predikers tallooze malen voor het lanceeren van „songes et resverles" (fantasieën en droomerijen) in de bedlening van het woord. Om deze bedreiging het hoofd te bieden zal de prediker moeten worden de éérste hoorder naar, de éérste gecritiseerde door en de éérste overwonnene van het woord, dat hij brengen za!. , Hij moet liever duizendmaal zwijgen over een zaak, dan er éénmaal zijn eigen gedachten over te etaleeren.

Het komt er voorts voor lederen preeker op aan zich steeds voor den geest te houden dat Gods woord gepredikt moet worden. Op den kansel mogen geen wetenschappelijke, exegetische betoogen, geen heilshistorische of openbaringshistorlsche of v/at voor andere historische verhandelingen worden geleverd. Evenmin mag de gemeente vandaar af vergast worden met dogmatische uiteenzettingen of „leer-redenen". Neen, prediken is het aandringen, opheffen, openleggen van het levende woord des Heeren. Het is het wegblazen van het stof dat eeuwenoude ketterij op het woord Gods heeft gebracht, zoodat het weer gaat schitteren in eigen glans. Door de prediking wil God zijn woord, zijn eigen, machtige, altijd gelijke woord tot een levend heden maken. Hij wil, dat daarin de boodschap van toorn of genade en zijn ordinantiën voor het gansche menschelijke leven en handelen, zooals Hij die eenmaal In een bepaalde situatie liet brengen door apostelen en profeten, zal getransponeerd worden in het leven der menschen van onzen tijd.

Preeken is laten zien, dat Gods woord eenmaal door Hem toepasselijk gesproken in het bonte leven van oud-Israël en de eerste christengemeenten ook en ten volle toepasselijk is voor de kerk van vandaag. Want In verleden en heden is God dezelfde. En ook de menschen, engelen en duivelen bleven steeds dezelfde. In alle eeuwen waren en zijn eveneens Gods genade, woord, verbond en kerk dezelfde. En hoe ook de tijden veranderen: het hart en de zonde, de verlossing en het verderf, de strijd en de overwinning der menschen veranderen nooit! En daarom „past" het eenmaal door God gesproken woord ook altijd. Van het allergrootste belang is het voorts te zien, te beseffen dat het woord Gods, dat gepredikt moet worden, steeds geladen is met zijn liefde en genade. Neen, we zul­ len nimmer over het hoofd zien dat God ontzaglijk toornig kan wezen en ook dikwijls is op zijn kerk en zijn kinderen. Juist in hen kan hij de zonde niet zien. Uit alle geslachten der aarde heeft Hij zijn volk verkoren, daarom zal Hij voor alles hun zonden bezoeken. Maar dat vasthoudend zullen de predikers er van doordrongen moeten zijn, dat God in en met zijn spreken, ook als dat zijn toorn openbaart en zijn gericht aankondigt, heilsbedoelingen heeft. Dat Gods toom moet gepredikt worden, zei Calvijn eenmaal, is verschrikkelijk, want dat werd noodzakelijk door de zonden der menschen. Maar dat Gods toom GE­ PREDIKT wordt, dat is genade! Want daardoor zoekt Hij nog de bekeering van zijn afvaUige kinderen. Deze wetenschap, dat God met zijn woord heil bedoelt, genade wil schenken, verlossing wil werken, geeft aan de prediking een gansch eigen diepte, een geheel eigensoortige dimensie. Verschrliikelijk is het als de prediking wordt verminkt en gedenatureerd tot dorre verhandelingen, wettische betoogen, moralistische redeneeringen of vrome keuvel-praatjes. Er zal, als prediking werkelijk predikins is Iets in zijn van de oneindige haat Gods tegen de zonde, die sidderen doet, maar ook iets van dat wonderlijke lokkende en trekkende en verteederende dat aan Gods genade eigen is. Ze zal de gemeente er toe moeten brengen, dat ze haar zonde in alle gruwelijkheid ziet en het uitkreunt: Ga uit van ons Heere, want wij zijn zondige menschen. Maar ze zal tegelijk ook zóó moeten zijn, dat Gods volk niet van zijn Heere wegloopt, maar zich steeds inniger aan Hem vastklampt. Ze zal zoo moeten zijn, dat Gods kinderen het in groote ontroering beleven, dat tegelijk met, ja in het gepredikte woord het bloed van Christus op hen neerdruppelt, ter verzoening van al hunne zonden.

Ten slotte' wil ik nog opmerken, dat ware prediking eenvoudig is. Alle geleerdheldsvertoon, alle vreemdewoordenpralerij is uit den booze! Neen, eenvoud is niet oppervlakkigheid! Misschien wèl precies het tegenovergestelde daarvan! Eenvoud Is dit, dat de simpelste geloovlge de boodschap hoort en verstaat en den rijkdom m Christus ziet en geniet. Maar eenvoud is tegelijk ook dit, dat voor de verst gevorderde de onpeilbare diepten van Gods genade opengaan en hij in oprechtheid kan spreken over de diepte van den rijkdom, de wijsheid en de kennis Gods en over Gods ondoorgrondelijke beschikkingen en onnaspeurlijke wegen. Zóó hebben de waarlijk grooten onder de trouwe predikers het steeds gedaan en gevrtld. Ik preek niet voor Melanchton, Bugenhageu, of Jonas, zei Luther eens, want die weten het zelf wel. Neen, Ik preek voor mijn Hansje en mijn Elsje (Luthers kinderen). Die heb ik voor oogen als ik preek. En Calvijn verzekerde op zijn sterfbed: Als Ik gewild had, had ik in mijn preeken best fijnzinnigheid en diepzinnigheid en scherpzinnigheid kunnen ten toon spreiden. Maar ik heb dat alles onder den voet gehouden, en ik heb me altijd op eenvoud toegelegd (me suis toujours estudié è simplicité).

Er zou natuurlijk nog heel veel meer over de prediking gezegd kunnen en eigenlijk ook moeten worden. We moeten het thans hierbij laten. We zullen ons allen al meer moeten reallseeren de ontzaglijke beteekenis daarvan. Met haar staat of valt de kerk. Want zij is de oorsprong, de voortzetting, de voleinding, de regel, het brandpunt en de primaire taak van de kerk van onzen Heere Jezus Christus op deze aarde, in deze bedeellng!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 oktober 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

HET EENIG NOODIGE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 oktober 1950

De Reformatie | 8 Pagina's