GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland

Bekijk het origineel

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland

34 minuten leestijd Arcering uitzetten

Woensdag' 10 October—Dinsdag 16 October.

DE AFLOPENDE TAAK OP SOEMBA.

Woensdagavond 10 October las Ds Jongeling een rapport voor over de „aflopende" taak op Soemba.

De commissie stelde voor geen uitspraak te doen over de aflopende taak op O.-Soemba, daar dit behoort tot de competentie van de zendende kerk.

Ds Schilder is het met de strekking van het voorstel wel eens. Doch er is niets gezegd van de uitspraak van de Synode van .Amersfoort, dat de arbeid op O.-Soemba aflopend is.

Ds de Graaf f stelde voor te lezen: geen uitspraak te doen over het al of niet „aflopend" zijn van de taak op O.-Soemba en Savoe.

Prof. Schilder steunde de laatste opmerking, doch was het niet eens met de overweging. Het oordeel over het al of niet aflopen van de zendingstaak, behoort aan de samenwerkende kerken.

Ds Jongeling had geen bezwaar iets op te nemen over Amersfoort, maar vond het overbodig. De redactie wijziging van ds de Graaff nam spr. over. Tegenover prof. Schilder betoogde spr., dat de overweging algemeen gelaten is.

Oud. Laning zei, dat het pas genomen besluit inhoudt de verwijzing van de zendingsarbeid van de Gen. Synode naar de Part. Synoden. Hetgeen prof. S. wil, is weer de beslissing overlaten aan de Gen. Synode. Ds Vink vond, dat prof. S. de overweging te zwaar belastte.

Prof. Schilder zegt, dat de formulering te veel macht geeft aan de plaatselijke kerk zonder de samenwerkende kerken te kennen.

Ds Cnossen merkte op, dat door de pas genomen beslissing, de beslissing niet meer bij één kerk kan liggen.

Als we de besluiten van Amersfoort laten vervallen, dan mag dat niet omdat de inhoud niet meer juist geacht wordt. Dat moet in 't midden gelaten worden. De vergadering werd daarna verdaagd tot Donderdagmorgen.

In de vergadering van Donderdagmorgen was ds Doornbos, die enkele dagen afwezig geweest was, weer aanwezig. Oud. Rooze was vervangen door oud. C. F. Mill van Gorinchem. Voor Zuid-Holland was tevens aanwezig oud. J. Poppe van Rozenburg.

Tevens waren i.v. met de behandeling van de zendingszaken enkele afgevaardigden van de kerkeraad van

Zwolle aanwezig, o.m. ds Bremmer en ds Vreugdenhil. Verder werd gegaan met de behandeling van de „aflopende" taak op O.-Soemba en Savoe.

Ds Schilder vestigde de aandacht op een schrijven van de kerk van Djakarta. Spr. diende een amendement in op de overweging en het besluit.

Ds Jongeling bestreed de mening, dat de Synode zou kunnen beslissen over de zendingsarbeid op een bepaald zendingsterrein, derhalve vond spr. het amendement van ds S. onjuist. Spr. had geen bezwaar om aan het besluit toe te voegen: „De uitspraak van de Synode van Amersfoort niet meer voor haar rekening te neme^". Prof. Schilder gaf de voorkeur aan de redactie van ds Schilder, omdat daarin de samenwerking van het verbond van kerken beter uitkomt.

Ds Cnossen zegt, dat de Synode niets kan en mag uitspreken over de arbeid op O.-Soemba.

Oud. Laning vond het amendement van ds Schilder innerlijk tegenstrijdig. Eerst wordt gesproken over het praematuur zijn van de besluiten van Amersfoort, doch daarna volgt dat een oordeel over de arbeid op Soemba t.z.t. dient te worden geveld door de daartoe bevoegde kerkelijke vergadering.

Ds Doornbos vond deze laatste uitspraak vanzelfsprekend, tenzij er achter zit de vraag welke vergadering er toe bevoegd is dit uit te spreken. Dan wordt de uitspraak een bron van twist.

Ds Hettinga vroeg of er nu meer licht is over de stand van zaken op Soemba dan in Amersfoort. Ds Schilder verdedigde zijn amendement.

Oud. de Vries las daarna een vertaling voor van een brief van de kerk van O.-Soemba.

Ds Jongeling beantwoordde in 't kort de sprekers. Hij deelde mede, dat de brs Laning, v. Dijk, Vink een amendement hadden ingediend, waarbij de overweging gelezen wordt:

„dat het recht en de roeping om een beslissing te nemen aangaande het aflopen van de zendingsarbeid op enig zendingsterrein staat aan en rust op de op dat zendingsterrein arbeidende kerk — al naar gelang van de in dezen aangegane stipulaties — de met haar samenwerkende c.q. de haar steunende kerken."

Ds Vreugdenhil steunde namens de kerk van Zwolle het voorstel van ds Schilder.

Ds Schilder vond het beter dat de commissie eerst een rapport, opstelt over de formele en materiële bezwaren tegen de besluiten van Amersfoort. Ds Vink vond dit laatste niet nodig.

Het voorstel van ds Schilder om de zaak naar de commissie terug te verwijzen, vond slechts 2 stemmen in de vergadering.

Ds Jongeling beantwoordde nog de opmerking door de kerk van Zwolle gemaakt.

Hierna werd tot stemming overgegaan. Met alg. stemmen en één onthouding, werd het volgende besloten:

De overweging van de broeders Laning, v. Dijk, Vink over te nemen. (Tegen dit onderdeel afzonderlijk waren 12 stemmen.)

Verder uit te spreken dat de uitspraak van Amersfoort niet meer voor onze rekening wordt genomen en geen uitspraak te doen over het al of niet „aflopend" zijn van de taak op O.-Soemba en Savoe.

Het voorstel van ds Schilder was hierdoor verworpen. Ds de Graaf f las daarna enkele wijzigingen voor t.a.v. de voorstellen op een bezwaarschrift van br. J. K. te Z. Aan de discussie werd deelgenomen door prof. Schilder, ds Lok, ds F. de Vries, ds Jongeling, oud. de Vries, ds Schilder en de rapporteur.

De bezwaren werden daarna afgewezen met algemene stemmen.

Tijdens de vergadering feliciteerde de praeses namens de Synode ds W. de Graaff van Giessendam met diens 12%-jarig huwelijksfeest en zijn binnenkort te herdenken 12%-jarig ambtsjubileum.

's Middags vergaderden de commissies.

In de avondvergadering kwam de zaak der z.g.n.

„SAMENSPKEKING" AAN DE ORDE.

In de vergadering van Donderdagavond was ds J. v. Bruggen weer aanwezig, die de plaats van assessor weer innam. Voor ds den Boeft was aanwezig ds T. de Haan van Oldehove.

De praeses dankte ds Vink voor de waarneming van de taak van de assessor. Er waren ongeveer een 100-tal belangstellenden voor deze zitting.

Ds Vink las nu als rapporteur van commissie I het rapport van de commissie voor. De voorlezing van dit rapport nam één uur in beslag. Hierna volgde de bespreking.

Ds F. de Vries had geen bezwaar tegen de besluiten, doch wel tegen de redenering, dat er in de gebonden kerken ook sprake is van hetgeen rechtsgeldigheid heeft. Dit laatste acht spr. overbodig te vermelden. Beter ware een appèl te doen op de gewetens. De taak van het ambt der gelovigen wordt wel in het rapport genoemd, doch niet in de conclusies. Dat de bekeringstaak niet op ssoiodale deputaten rust, achtte spr. zeer juist.

Ds Jongeling had enkele wijzigingen wat betreft de aanduiding van de naam van onze kerken in de besluiten.

Ds Meester betuigde zijn volle instemming met rapport en voorgestelde besluit, doch vond het voldoende alleen het besluit aan te nemen, aangezien dit duidelijk genoeg is. Spr, had een redactiewijziging t.a.v. punt c van de eerste constatering! In de overweging c. wil spr. enigheid des waren geloofs invoegen.

Ds V. Bruggen vond dat wel met 1/5 van het geheel had kunnen volstaan worden, hoewel hij waardering had voor het rapport. Men is in de lijn van Groningen en Amersfoort gebleven. Het voorstel gaat uit van de Schrift en niet van de feit.en. Spr. stelde voor onder a van de constateringen de woorden: „welke geleid hebben tot de kerkelijke breuk" te vervangen door „welke de enigheid des waren geloofs schonden en oorzaak waren van de kerkelijke breuk".

Verder had spr. graag nog enkele verwijzingen naar Schrift en belijdenis opgenomen gezien in de overwegingen, opdat duidelijk zij, dat we de Schrift naspreken.

Ds Visée lichtte toe waarom de kerkeraad van Kampen geen vervroegde Synode bijeengeroepen heeft. Er was geen verzoek van twee Part. Synoden, doch de kerkeraad heeft zich geen oordeel aangematigd tot grond van een besluit voor het al of niet bijeenroepen van een vervroegde Synode.

De spr. is het van harte eens met hetgeen voorgesteld is.

Oud. de Vries vestigde de aandacht er op, dat in de besluiten geen antwoord gegeven is aan ds Staal, die een concept-antwoord inzond.

Prof. Deddens vond het een mooi rapport. Spr. had een redactiewijziging. Ook stelde spr. voor om toe te voegen, dat de Haagse Synode van ons terugkeer vraagt. Hierop moet geantwoord worden.

Ds Vink was dankbaar dat allen, die gesproken hebben, instemden met de zaak zelf. Daaruit blijkt, dat we allen de Heere dankbaar zijn voor het werk, dat Hij in de vrijmaking heeft gewrocht.

Als we hier alleen te doen hadden met de Haagse Synode, dan zouden we misschien met een kort appèl hebben kunnen volstaan. Doch we hebben te maken met 200 stukken en daarom moest uitvoeriger worden ingegaan op deze zaak. Als gezegd wordt: we willen samenspreken op basis van Schrift en belijdenis, dan raken er mensen onder de indruk en daarom moest de commissie uitvoerig ingaan op het andere gegeven, dat we te maken hebben met wat in de gebonden kerken rechtsgeldigheid heeft. Spr. had geen bezwaar tegen de voorgestelde redactiewijzigingen van ds Meester en nam gaarne de verwijzingen naar de Schrift, die ds van Bruggen noemde, over. Een aanvulling van de besluiten t.a.v. de handelingen van de kerk van Kampen, voorgesteld door de praeses, nam spr. over.

Het concept-antwoord van ds Staal is zakelijk terug te vinden in de voorstellen. Wat prof. Deddens gevraagd heeft, staat zakelijk al in het voorgestelde.

Ds H. J. de Vries maakte als tweede voorzitter van de commissie nog enkele aanvullende opmerkingen. Spr. merkte nog op, dat de 200 stukken vnl. te wijten zijn aan een gelijkluidend stencil, dat door verschillende particulieren werd ingezonden. Slechts een paar kerkeraden richtten zich tot de Synode en alle Part. Synoden staan zakelijk achter hetgeen nu voorgesteld is. De voorstellen van de commissie vinden dus grote weerklank in de kerken.

Ds Visée verduidelijkte nog even de houding van de kerkeraad van Kampen.

Ds F. de Vries vond de methode van de commissie wel te begrijpen, doch te lang. Er wordt te veel geredeneerd en degenen die niet scherp inzien in de situatie, hebben er toch niets aan.

Spr. stelt voor om de herinnering van de Amersfoortse uitspraak in onze uitspraak te laten vervallen om het aldus een uitspraak van deze Synode te maken, waarbij spr. nog een redactiewijziging voorstelde.

Ds Vink zei, dat we door onze argumenteringen geen bekering kunnen bewerken. De gebonden kerken kunnen de wet lezen in het Woord des HEEREN. Het rapport is dus zo kort mogelijk gelaten. Alles wat we tot deputaten zouden kunnen zeggen, kuimen deze lezen in Woord en belijdenis. Spr. had bezwaar tegen het amendement van ds de Vries. .

Ds commissie kreeg daarna gelegenheid zich even te bezinnen op enkele redactiewijzigingen.

Ds Vink deed daarna mededeling van de voorgestelde redactiewijzigingen. O.a. werd een overweging ingevoegd, luidende: „dat het tot de roeping der gelovigen behoort allen die voor de bedreven kerkelijke zonden verantwoordelijk zijn op te roepen tot bekering, voorzover de Heare dezen op hun weg plaatst". Het amendement van ds van Bruggen werd aanvaard.

De verwijzingen naar de belijdenis en de Schrift zullen de volgende zijn: ij overweging Ia — Ned. Gel. Bel. art. 29; bij Ib:1 Thess. 5:21, 2 Tim. 2:19; bij Ie: oU. 1 : 23, Joh. 10 : 4b, Joh. 18 : 37 en bij I d: f. 1 : 22.

Daarna komen de voorstellen in stemmuig. Deze worden met algemene stemmen aanvaard.

De praeses wil niet zeggen, dat deze beslissing de belangrijkste is van de besluiten van Kampen, doch de beslissing is wel gewichtig. Er is droefheid dat dit besluit moest genomen worden. Dit is de derde maal, dat een Synode een dergelijk besluit nam. Geve de Heere hierover Zijn zegen. Met erkenning van eigen zonde in ons kerkelijk leven mogen we dankbaar zijn voor hetgeen de Heere ons gaf in de vrijmaking. In de gebonden „kerken" zijn enkele stemmen (doch ze zijn als roependen in de woestijn) die het gevaar zien. Omdat we de eenheid begeren naar het Woord des Heeren is onze bede, dat God de ogen moge openen. Van kracht blijft hetgeen onze vaderen zeiden in de Acte van Afscheiding en hetgeen wij zeiden in de Acte van Vrijmaking. De roepstemmen daarin vernomen, vonden geen gehoor. Als men door het Woord niet gewonnen wordt, moge dan het leven in eigen kerken zo trouw en zo vroom zijn, dat men het aan onze wandel ziet, dat God met ons is en daarom met ons wil gaan. Moge elk horen onze vreugdestem zoals Ps 102 : 12 (berijmd) dat zegt.

De Heere zij met onze Kerken.

Op voorstel van ds H. J. de Vries wordt besloten het rapport in de acta op te nemen. Ds F. de Vries stelt voor om ook het persoonlijk woord van de praeses in de acta op te nemen. Dit werd aanvaard. Hierna werd de zitting gesloten. Hier volgt de tekst van het besluit betreffende de samenspreking:

„De Generale Synode der Gereformeerde Kerken in Nederland, te Kampen bijeen A.D. 1951

A. kennis genomen hebbende van

1. een schrijven van de „Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland", bijeer; te 's-Gravenhage, aan „den kerkeraad der Gereformeerde Kerk (onderh. art. 31 K.O.) te Kampen" (met bijlagen), inhoudende het verzoek aan genoemden kerkeraad „te willen bewerken, dat deze gewichtige zaak" (in de bijlage genoemd) „zoodra zulks mogelijk is, in een vergadering van Uw synode kan worden behandeld"; 2. een antwoord op bovengenoemd schrijven van den kerkeraad te Kampen, waarin deze bericht: „Uw brief met de daarbij behoorende bijlage aan de eerstvolgende Generale Synode voor te leggen, zoodra deze zal samenkomen";

overwegende

dat de roepende kerk van Kampen terecht aan de Haagsche synode antwoordde gelijk zij deed en terecht oordeelde niet méér te kunnen doen, wijl geen enkele daartoe bevoegde kerkelijke vergadering — waarover in de besluiten der generale synode van Amersfoort art. 89 sub 3, b gesproken wordt — haar had aangeschreven om een vervroegde synode;

besluit

de handelwijze van den kerkeraad van Kampen in dezen goed te keuren.

B. kennis genomen hebbende "" ~

a. van een schrijven van de „Generale Synode van De Gereformeerde Kerken in Nederland" bijeen te 's-Gravenhage, d.d. 13 Maart 1950, waarin deze synode tegenover den kerkeraad van Kampen, aan wien dit schrijven gericht is, den wensch uitspreekt, dat er „tusschen Uw en onze kerken zoo spoedig mogelijk een samenspreking komen mag, " die onder Gods zegen moge leiden tot een weer samenkomen in één kerkverband; b. van een bij dit schrijven gevoegd rapport waarin melding gemaakt wordt

1. van het besluit om „ondanks de afwijzende houding van de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken (onderh. art. 31 K.O.) gehouden te Amersfoort 1948, zich nu reeds tot deze kerken te wenden met het verzoek om een samenspreking";

2. van een begeerte „dat door deze samenspreking de eenigheid des geloofs op een dergelijke wijze zal blijken, dat kerkelijke gemeenschap mogelijk zal zijn";

gelezen hebbende

de stukken met betrekking tot deze aangelegenheid bij de generale synode ingekomen (vgl. hieronder sub D);

constateerende

a. dat dit verzoek uitgaat van en deze begeerte uitgesproken wordt door een vergadering, die in haar besluiten en handelingen — waardoor zij ten principale alle door haar voorgangsters genomen besluiten en verrichte handelingen, welke de eenigheid des waren geloofs schonden en oorzaak waren van de kerkelijke breuk, ten volle voor haar rekening heeft genomen — bewezen heeft, dat zij den door de generale synode van Amersfoort naar Gods Woord aangewezen weg van bekeering van binding aan valsche leeruitspraken en andere daden van kerkscheuring niet heeft willen bewandelen;

b. dat deze vergadering onverzwakt van kracht deed blijven zoowel het synodale oordeel van 24 Augustus 1944, dat de vrijmaking van de binding aan valsche Jeeruitspraken en andere daden van kerkscheuring een revolutionnair en kerkontbindend bedrijf moet worden genoemd, alsook de synodale opwekking van dien datum om de door of namens de synode geschorste ambtsdragers niet te erkennen en wederom te ontvangen als wettige ambtsdragers in Gods kerk;

c. dat deze vergadering door de opdracht, welke zij aan de door haar benoemde deputaten verstrekte, de pogingen van haar voorgangsters heeft voortgezet om op indirecte wijze de vrijgemaakte kerken en haar leden te brengen tot daden, welke naar de door haar zelf aangenomen normen voor de regeering van Christus' kerk als revolutionnair en kerkontbindend gekwalificeerd moeten worden en dat zij op deze wijze het door haar gedane verzoek tot samenspreking met deputaten onzer synode doorkruist;

d. dat deze vergadering, blijkens haar handelingen inzake de „hereenigingspogingen" van Ds B. A. Bos c.s. als basis voor kerkelijke „hereeniging" en dus voor jkerkelijke gemeenschap alleen en ten volle datgene erkent wat in de door haar vertegenwoordigde kerien „kerkelijke geldigheid" heeft, waartoe ook behooren de dogmatische en kerkrechtelijke uitspraken van de generale synoden der laatste jaren;

e. dat deze vergadering wel als basis voor samenspreking aanwijst de Heilige Schrift en de drie formulieren van eenigheid, maar dat zij tegelijkertijd blijkens haar besluiten en handelingen kerkelijke „hereeniging" en dus ook kerkelijke gemeenschap alleen mogelijk acht en voor haar deel tot stand bracht met diegenen, die als' basis voor de kerkelijke „hereeniging" en gemeenschap alleen en ten volle al datgene aanvaarden, wat in de door haar vertegenwoordigde kerken kerkelijke geldigheid bezit;

f. dat deze vergadering door haar besluiten en handelingen op deze wijze al datgene wat ons gescheiden heeft en nog gescheiden houdt niet verminderd, laat staan weggenomen, maar veeleer vermeerderd _heeft;

overwegende

I. a. dat de Heere Christus de eenheid dergenen, die de Vader Hem gegeven heeft, bindt aan het blijven in de Waarheid (Joh. 17) en deze eenheid dus alleen bewaard wordt waar men zich aanstelt naar het zuivere Woord Gods, verwerpende alle dingen, die daartegen zijn (Ned. Gel. Bel. art. 29);

b. dat de Heere daarom allen, die den Naam van Christus aanroepen, maar desondanks vasthouden aan wat niet met den onfeilbaren regel van Gods heilig Woord overeenkomt (art. 7 N.G.B.), oproept deze dingen te verwerpen (1 Thess. 5:21, II Tim. 2:19);

c. dat overal waar men het Woord des Heeren bewaart en alles wat daartegen is verwerpt, maar ook alléén daar de eenigheid dès waren geloofs wordt gevonden en deze als vanzelf ook zal blijken (Coll. 1 : 23, Joh. 10:4b, 18 : 37);

d. dat daarom het najagen van de eenigheid des geloofs vóór alles moet bestaan in het wegdoen van wat niet is naar 's Heeren heiligen wil (Ef. 1 : 22);

II. a. dat in de kerken, welke in de Haagsche synode zijn samengekomen, veel van wat kerkelijke geldigheid heeft niet met den onfeilbaren regel van Gods Woord overeenkomt en daarom de eenigheid des geloofs verstoort;

b. dat de Heere de vergaderingen en personen, welke de Haagsche synode volgen, vóór alles blijft oproepen tot het zich vrijmaken van de valsche leeruitspraken van 1942 en volgende jaren en van wat verder in die jaren de kerk van Christus heeft gescheurd;

c. dat de Haagsche synode dóór hare besluiten en handelingen deze vrijmaking evenwel heeft weerstaan en de roeping daartoe heeft geloochend;

. d. dat de Haagsche synode wel een samenspreking heeft verzocht om tot kerkelijke hereeniging te komen, maar naliet dat wat vóór alle dingen noodig is, namelijk het opheffen van de binding aan valsche leeruitspraken en het wegdoen van wat verder de kerk heeft gescheurd;

e. dat de Haagsche synode als basis voor deze samenspreking wel aangaf de Heilige Schrift en de drie formulieren van eenigheid, maar dat zij, door tegelijk als basis voor kerkelijke „hereeniging" en samenleving vast te houden aan al datgene wat in de door haar vertegenwoordigde kerken „kerkelijke geldigheid" bezit, deze basis feitelijk heeft verloochend;

III. a. dat blijvende dankbaarheid verschuldigd is jegens den HEERE, die ons door Zijn Zoon heeft vrijgemaakt van de gebondenheid aan al wat naar Zijn Woord in Zijn kerk geen geldigheid bezitten mag;

b. dat op grond van al het genoemde een „hereeniging" met de kerken, welke de Haagsche synode volgen, niet naar het Woord en het recht des Heeren zou zijn en een vergeten zou zijn van Zijn daden in de vrijmaking gewrocht;

c. dat op grond van al het genoemde ook een samenspreking als door de Haagsche synode werd bedoeld en verzocht ongeoorloofd, zinloos en onvruchtbaar moet worden geacht;

spreekt uit

dat zij in de huidige situatie de kerken, welke de Haagsche synode volgen, blijft herinneren aan de uitspraak van de Amersfoortsche synode (Acta, art. 89 Cb), „dat de gemeenschap, die ons uitstiet en van Godswege blijft opgeroepen tot bekeering van binding aan valsche leeruitspraken en andere daden van kerkscheuring, aanstonds door ons zal kunnen en moeten aangehoord worden, zoodra zij in bondige besluiten betering des levens zal hebben beloofd en bewezen en dus óók zal opgehouden zijn met het pogen, onze plaatselijke kerken, gelijk ook haar eigen kerken, te doen vergeten, dat geen enkele plaatselijke breuk waarlijk geheeld worden kan, zonder dat de zonden van en in het kerkverband herroepen worden in welk geval iedere daartoe bevoegde kerkelijke vergadering de roepende kerk kan aanschrijven om een vervroegde synode";

en besluit

op grond van bovengenoemde constateeringen, .overwegingen en uitspraak aan het verzoek der Haagsche synode om de door haar bedoelde samenspreking te doen plaatsvinden niet te voldoen en daarvan onder overlegging van het desbetreffende rapport mededeeling te doen aan de door genoemde synode benoemde deputaten.

C. kennis genomen hebbende

van een aantal brieven van kerkeraden en leden onzer kerken, waarin verzocht wordt om besluiten te nemen, die kunnen leiden tot een samenspreking met deputaten der Haagsche synode; verwijzende

naar alles wat onder B reeds is genoemd;

overwegende

a. dat het tot de roeping der geloovigen behoort, allen, die voor de bedreven kerkelijke zonden verantwoordelijk zijn, op te roepen tot bekeering, voor zoover de Heere dezen op hun weg plaatst;

b. dat echter het, in deze stukken vele malen aangevoerde motief, dat we ons tot samenspreken geroepen moeten weten, opdat door onze deputaten aan de deputaten der Haagsche synode den eisch tot bekeering zal kunnen worden voorgehouden, niet gelden kan, omdat dit geen zaak is waarvoor een deputaatschap voor samenspreking ingesteld moet worden;

besluit

aan het verzoek van deze kerkeraden en van deze broeders en zusters niet te voldoen.

D. kennis genomen hebbende

a. van de missives van die kerkelijke vergaderingen die voorstellen om op het verzoek der Haagsche synode niet in te gaan;

b. en van nog andere stukken, die op de zaak der „samenspreking" betrekknig hebben;

besluit

aan al die kerkelijke vergaderingen en aan al degenen, die zich in deze zaak tot de synode gewend hebben mededeeling te doen van haar besluiten in dezen, onder toezending van het rapport over deze zaak.

GEEN GENERALE ZENDINGS-DEPUTATEN MEER!

Ds Cnossen was Vrijdagsmorgens vervangen door ds F. van Dijk te Heerenveen. Aan de orde kwam een rapport van de commissies II en III inzake de overgangsbepalingen voor de Zending.

De commissies stelden voor geen nieuwe zendingsdeputaten te benoemen en een vijftal deputaten aan te wijzen voor de verdeling van de generale Zendingskas en de afwikkeling van de uitgave van het Zendingsblad „De Geopende "Deur" en de gelden te verdelen in de verhouding van 1 : 3 tussen de zendende kerken van Drachten en Zwolle.

Verder werd voorgesteld er bij de kerken op aan te dringen tot 1 Januari 1952 op dezelfde voet voort te gaan met het inzamelen van de bijdragen over het volle jaar 1951 en aan de deputaten-curatoren te verzoeken zich te wUlen bezinnen op een voorstel aan de G.S. inzake de vraag hoe de kosten, verbonden aan het lectoraat voor de Zendingswetenschappen, na 1 Jan. 1952 dienen te worden bestreden.

In het bijgevoegde minderheidsrapport werd voorgesteld te besluiten, de zendingsgelden aldus te verdelen, dat de Friese kerken het bedrag uitgekeerd krijgen, dat door Amersfoort aan die kerken is toegezegd, maar dat nog niet is verbruikt en hierbij in mindering te brengen naar rato het bedrag, dat minder dan ƒ 1.75 per ziel in de jaren 1949, 1950 en 1951 is opgebracht. Het resterende bedrag uit te keren aan de kerk van Zwolle.

Namens de commissies II en III rapporteerde ds J. ten Hove, namens de minderheid ds F. van Dijk.

In de bespreking constateerde prof. Schilder, dat we niet in 't algemeen kunnen zeggen, dat er geen taak overblijft voor generale zendingsdeputaten, daarom adviseerde spr. in te voegen, dat er thans geen taai; overblijft. Spr. meende, dat we te zijner tijd toch wel weer terug zullen komen bij generale deputaten.

WAT TE DOEN MET DE ZENDINGSGELDEN?

Ds Doornbos was van oordeel, dat het geld uit de gen. Zendingskas bestemd moet worden tot betaling ''van de zendingslector. Het geld is immers voor dit doel bijeengebracht.

Spr. acht het een verheugend verschijnsel, dat Groningen en andere kerken geen aanspraak maken op de erfenis.

Ds Hettinga verdedigde het standpunt van de minder-heidsnota. Drachten heeft het door Amersfoort toegestane bedrag niet kunnen gebruiken. Volgens spr. heeft Amersfoort een bepaald bedrag beloofd en dit diende nu dan ook gehonoreerd te worden.

Br. van Veen, sprekend namens de kerkeraad van Zwolle, zei, dat Zwolle Drachten niet wil beknibbelen. Het minderheidsrapport beroept zich ten onrechte op de besluiten van Amersfoort. Het behoefte-element moet maatstaf zijn. Spr. stelt aan de rapporteur enige wijzigingen voor.

Ds F. van Dijk achtte het minder correct de Zendings­ lector voor rekenmg van de kerken te brengen.

Ds ten Hove verdedigde het meerderheidsrapport. Spr. geloofde, dat de commissie wel een bUlijk standpunt heeft ingenomen. Het behoefte-element mag niet uitgeschakeld worden.

Ds J. van Dijk constateerde, dat we het wel over een erfenis hebben, doch' er is geen dode. Het geld hoort aan de kerken en die leven gelukkig nog.

Ds van Bruggen oordeelde, dat de Zendingslector door de School moet worden betaald. Als de lector uit de Zendingskas betaald moet worden, dan kunnen we de hoogleraar dogmatiek wel uit de catechisatiebus betalen en de hoogleraar in de ambtelijke vakken uit de diaconiekas. Spreker stelde voor het geld te verdelen tussen de Stichting voor fin. verzorging van de Theol. Hogeschool, n.l. f35.000.— en de rest tussen de kerken Drachten en Zwolle in de verhouding van 1 : 3.

Ds Hettinga stelde voor om van het saldo aan Drachten te betalen waarop deze kerk recht heeft over de afgelopen drie jaren en het restant aan Zwolle uit te keren.

Ds H. J. de Vries diende een amendement in om het zendingslectoraat te laten betalen uit het aanwezige geld door de zendende kerken tot 1955 en de deputaatcuratoren te verzoeken zich te bezinnen, vóór 1955, over de vraag hoe de kosten voor het zendingslectoraat daarna bestreden dienen te worden en hierover aan de volgende Synode te rapporteren.

Tenslotte voerde de rapporteur, ds ten Hove, het woord, waarbij spr. zeide mee te willen gaan met het voorstel van ds H. J. de Vries.

Het voorstel van ds Hettinga werd verworpen met 6 stemmen voor.

Het voorstel van de minderheid werd verworpen met 7 stemmen voor. Het voorstel van de meerderheid werd aangenomen met 5 stemmen tegen.

Het amendement van ds H. J. de Vries, dat door de commissie werd overgenomen, werd aangenomen met alg. stemmen op één na.

Ds Hettinga stelde voor het minderheidsvoorstel en eigen voorstel in de acta op te nemen. Spr. verzocht aantekening in de acta, dat hij tegen het meerderheidsvoorstel had gestemd.

DE VERHOUDING TOT DE „GEREF. KERKEN IN INDONESIË".

Ds H. J. de Vries rapporteerde over een schrijven van de Synode van de „Gereformeerde Kerken in Indonesië" i.z. een verzoek om kerkelijk contact.

Ds Doornbos wilde met een heel kort antwoord volstaan, dit is veel te lang.

Ds Visée was het met ds Doornbos eens.

Ds H. J. de Vries verweerde zich met de opmerking, dat we ook te maken hebben met het verzoek van de classis Appingedam over deze zaak. Spr. nam de redactiewijzigingen, door ds F. de Vries voorgesteld, over. Ds Doornbos diende met ds Meester een voorstel in om een kort antwoord te geven.

Dit werd bestreden door de rapporteur en ds Hettinga. De laatste merkte op, dat we ook een onderrichtende taak hebben.

Oud. Laning vond het ook beter een breed getuigenis op te stellen waar de mensen iets aan hebben.

Ds Visée ontkende, dat de Synode de taak van onderwijzen heeft. Dit moeten de kerken in Indonesië doen. Dit werd onderstreept door ds Doornbos, die het met ds Visée eens is.

Ds H. J. de Vries oordeelde dat het niet de bedoeling is te onderwijzen, doch om de classis Appingedam en de Synode in Indonesië te antwoorden.

Het voorstel-ds Doornbos werd met 8 stemmen vóór verworpen.

Het voorstel van de commissie werd met zes stemmen tegen aangenomen. Het is van de volgende inhoud:

De Generale Synode

A. kennis genomen hebbende

a. van een schrijven van het moderamen van de Synode van de z.n. Gereformeerde Kerken in Indonesië, te Soerabaia bijeen, 5—7 Juli 1949, waarin namens deze Synode wordt verklaard, dat „deze vergadering besloot als grondslag onzer kerken aan te nemen de Drie Formulieren van Enigheid",

en wordt verzocht „te willen overwegen of in deze situatie het voor Gods aangezicht verantwoord is voort te gaan in deze landen gescheiden van ons in een eigen Gereformeerd Kerkverband te leven"

en voorts wordt verzocht te besluiten „aan de naar Indonesia vertrekkende leden Uwer Kerken een doopattest of attestatie mee te geven, gericht aan één onzer plaatselijke kerken van ons Kerkverband";

b. van een uitspraak van de classis Appingedam: „De Synode doorbreke in haar antwoord aan het moderamen van de Synode van de „Gereformeerde Kerken in Indonesië de waan, dat de zich noemende Geref. Kerken in Indonesië op dezelfde grondslag staan als de Gereformeerde Kerken in Nederland, waartoe ook behoren de kerken in de classis Djacarta".

B. constaterende

a. dat de kerken, die in de Synode van Soerabaia vertegenwoordigd waren, afgevaardigden hebben gezonden naar de Synode van Zwolle 1946 der gebonden Gereformeerde kerken, welke afgevaardigden hebben meegewerkt aan de totstandkoming van die besluiten dezer Synode, waardoor ze o.m. aan de „vervangingsformule" heeft gebonden en de zondige besluiten harer voorgangsters heeft goedgekeurd;

b. dat deze kerken geweigerd hebben zich van deze ook onder hun verantwoordelijkheid genomen besluiten vrij te maken en dat ook niet gedaan hebben bij hun „Zelfstandigwording" in 1948;

c. dat deze kerken de relatie van correspondentie hebben aangegaan met de gebonden Gereformeerde Kerken in Nederland en daarbij o.m. overeengekomen zijn, dat ze haar ambtsdragers willen ontvangen als getrouwe ambtsdragers in de kerk van Christus en haar leden als getrouwe Gereformeerde belijders;

d. dat deze kerken nauw samenwerken met de veels-

zins van Gods Woord afwijkende Protestantse Kerk van Indonesië en zich wensen aan te sluiten bij en reeds samenwerken met de vals oecumenische instanties als de Wereldraad van Kerken en de met haar verbonden organisaties.

C. overwegende

a. dat het onder B genoemde betekent, dat deze kerken van de belijdenis waarop ze zeggen te staan, metterdaad zijn afgeweken en voorts deze belijdenis al meer blijken te gaan verloochenen;

b.dat derhalve zij zelf de oorzaak zijn, waardoor onze kerken en haar leden in Indonesië van de Heere geroepen zijn en opgeroepen worden geen kerkelijke gemeenschap met deze kerken te onderhouden; c. dat onze kerken derhalve ook niet voor de Heere verantwoord zijn om haar naar Indonesië vertrekkende leden attestaties mee te geven, gericht aan deze gebonden kerken, die in genoemde Synode van Soerabaia vertegenwoordigd waren.

D. besluit

a. aan de verzoeken van de Synode van Soerabaia niet te voldoen;

b. van dit besluit mededeling te doen aan de zich noemende Gereformeerde kerk van Soerabaia, als adres van de kerken, in de Synode van Soerabaia vertegenwoordigd, aan de classis Appingedam en de' Gereformeerde kerken van Djacarta en Semarang.

KEISATTESTATIES VOOR MILITAIKEN.

Oud. Haitsma rapporteerde hierna over het afgeven van reisattestaties aan militairen. De kerk te Den Helder had medegedeeld grote bezwaren te hebben tegen reisattestaties en stelde voor om voor hen, die bij de Marine zijn, gewone attestaties af te geven.

De commissie stelde voor om het besluit van Groningen 1946 met betrekking tot het afgeven van reisattestaties in te trekken.

VERHOUDING TOT DE KERKEN OP OOST-SOEMBA.

De Synode heeft Maandagavond de verhouding tot de kerken op Oost-Soemba behandeld. Met op een na algemene stemmen werd het voorstel van commissie-3 aanvaard, dat de kerken op Oost-Soemba worden erkend als zusterkerken. Voor het onderhouden van nauw contact met deze kerken wordt geen regeling der bestaande verhouding door de Generale Synode noodzakelijk geacht, aangezien dit kan geschieden door de kerk van Zwolle als zendende kerk en de met haar samenwerkende kerken.

DE ZAAK Ds W. G. F. VAN HERWIJNEN.

Vervolgens kwam aan de orde het rapport van commissie-2 inzake de kwestie ds W. G. F. van Herwijnen. Het gaat in deze zaak om de kerkelijke positie van ds W. G. F. van Herwijnen (die destijds vóór de „vrijmaking" is geschorst en afgezet) en van het overblijfsel der kerk te Rilland—Bath, waar ds van Herwijnen destijds predikant was.

Deze zaak heeft reeds een lange kerkelijke procedure en heeft ook gediend op de Generale Synode van Amersfoort. Daar is besloten de classis Zeeland te verzoeken de kerkelijke positie van het overblijfsel dgr kerk te Rilland—Bath en van ds van Herwijnen in goed overleg met deze te willen regelen, of zo zij daartoe niet kon besluiten, alsnog tegen het besluit der classis Noord-Brabant en Limburg van 21 Nov. 1945, „dat de kerkelijke positie van het overblijfsel der kerk te Rilland— Bath nadere regeling behoeft en ds van Herwijnen, wijl ten onrechte geschorst en afgezet, wederom als dienaar des Woords behoort te worden ontvangen bij deze classis", bij de Part. Synode van het Zuiden haar bezwaren wel omschreven en goed geformuleerd in te dienen.

De classis Zeeland heeft naar aanleiding van dit besluit der Generale Synode van Amersfoort bij deze Synode een bezwaarschrift ingediend, waarin zij mededeelt aan het verzoek der Generale Synode niet te zullen voldoen, daar zij zulks in strijd acht met art. 30 K.O.

Voorts verzoekt de classis Zeeland de Synode-Kampen uit te spreken, dat de Part. Synode van het Zuiden deze zaak ten onrechte aan zich heeft getrokken.

De commissie was van oordeel, dat deze zaak langs ordelijke .weg op de Particuliere Synode was gekomen; daarom mocht deze vergadering ook een besluit nemen over deze kwestie. Voorts meende de commissie, dat de Generale Synode van Amersfoort in deze niets aan zich heeft getrokken (zulks was n.l. de gedachtengang van de classis Zeeland) maar zich heeft beperkt tot een verzoek aan deze classis.

Daarom dan ook betreurde de commissie het, dat deze classis zonder nadere argumentering niet aan genoemd verzoek heeft willen voldoen; zij adviseerde nu de Synode te persisteren bij het verzoek van de Generale Synode van Amersfoort, dat Zeeland de positie van het overblijfsel van de kerk van Rilland—Bath en in verband hiermee die van ds van Herwijnen in goed overleg met deze zou willen regelen.

Ds ten Hove gaf als zijn mening, dat het hier ging over de vraag, of de competentie in deze kwestie bij Zeeland dan wel bij de Part. Synode van het Zuiden lag. Het eerste had Zeeland altijd volgehouden, terwijl ook Brabant en Limburg aanvankelijk in deze lijn gingen.

Naar sprekers mening behoorde Rilland—^Bath tot Zeeland. Daarom moest niet worden gezegd, dat zulk een mening op formalisme berustte, zoals het rapport dit deed voorkomen. Sommigen keurden de daden van Zeeland sterk af, maar waarom beriep men ds van Herwijnen dan elders niet, als men hem toch erkende? Om deze en andere redenen kon hij het rapport onmogelijk onderschrijven.

Naar het oordeel van ds Lok had de commissie het zich moeilijk gemaakt, omdat zij inging op de historische achtergronden, terwijl alleen diende gehandeld te worden over de bevoegdheid van Amersfoort in deze. Deze Synode heeft meer gedaan dan noodzakelijk was, want haar was door geen enkele kerk gevraagd een verzoek te doen van zulk een aard als zij gedaan heeft. Deze Synode had alleen moeten oordelen over de bevoegdheid van de Part. Synode van het Zuiden in deze kwestie.

Terecht zou kunnen gezegd worden, dat zijn spreken op formalisme gegrond was, maar de zaak was nu eenmaal in formele banen geleid. Dat kon hij ook niet helpen.

Hij bestreed, dat deze kwestie langs ordelijke weg op de Part. Synode van het Zuiden was gekomen om de doodeenvoudige reden, dat deze zaak in de mindere vergadering nog niet was afgehandeld.

Ds Schilder vond, dat het rapport maar magertjes was waar het over de kwestie zeÉ sprak, n.l. of Amersfoort mocht doen, wat zij gedaan heeft.

Voor de rapporteur was het een verdriet om deze aangelegenheid zo te moeten behandelen als de stukken van hem eisten. Het „fijne puntje" werd omzeild met allerlei formalistische argumenten. Hij vermeldde, dat de bewuste predikant in Helpman had gepreekt; iets, waartegen Zeeland nooit een protest had aangetekend. Daaruit bleek wel, dat Zeeland de schorsingsgronden niet ernstig nam. Aan deze man moest nu eindelijk eens recht geschieden. Het was niet minder dan vermorsing van kostelijke Synodetijd alle mogelijke formalistische aangelegenheden te moeten bespreken, terwijl gezwegen werd over de al of niet erkenning van ds van Herwijnen.

Bij het nagaan van de historische situatie moest hij constateren, dat er fouten waren gemaakt en door Zeeland en door van Herwijnen. Maar dat gebeurde in het begin der vrijmaking wel vaker, en daarover is niemand gevallen. Amersfoort had nu het appèl afwijzend, een verzoek gedaan om licht te brengen. Zulk een verzoek ging volgens sommigen te ver. Maar als het zo werd in de kerken, zou het er* wel wat benauwd worden. „Er hing een dominee in de lucht. Dat feit moest tot een oplossing worden gebracht". Met grote klem vroeg spreker constaterend, dat er veel donkerte in deze aangelegenheid was: is het teveel, dat een Synode enkel en alleen maar vraagt, licht in de duister­ nis te brengen?

Ds Telder richtte waarschuwende woorden tot de vergadering. Een Synode was er ook om de Synodeleden soms hun consciëntie eens te laten ontlasten. Ook hij wilde van die gelegenheid gebruik maken. De jurisdictie moest nu eindelijk eens doorbroken worden opdat men uit de modder kwam. Het rapport was zwak omdat het ergste werd verzwegen. Ds van Herwijnen werd ten onrechte vervolgd, waaraan ook enkele Synodeleden schuldig stonden. Destijds hadden de Joden Jezus met een goed kerkrecht aan het kruis geslagen. Ds van Herwijnen werd met Gereformeerd Kerkrecht vervolgd. Dit zou door God worden bezocht.

Prof. Schilder prees de Synode van Amersfoort om haar voorzichtigheid. Zij vroeg Zeeland alleen: „Laat deze zaak niet zitten". Hij vond het jammer dat men deze hele kwestie moest beleven. De ellende was, dat men zich niet hield aan wat was besloten. Aan de andere kant begreep hij ook weer niet, waarom ds van Herwijnen niet op de smeekbede van Zeeland was ingegaan om. te komen praten. Verder sprak hij de hoop uit, dat er nooit een kerk zou ontstaan van een bepaalde „geest", maar één van de Heilige Geest. Daarom behoefde niemand op dezelfde wijze te denken en te preken als spr.. Ook ds van Herwijnen niet. Indien iemand met spreker de Drie Formulieren wilde onderschrijven, dan wilde hij deze, hoe en wat hij ook was, altijd aanvaarden.

Ds Lok meende, dat indien de Synode nu tot een ongevraagd verzoek zou besluiten, zij daarmede het recht kreeg datzelfde in eïke appèlzaak te mogen doen. Dat zou wat moois worden!

De rapporteur gaf toe, dat ds van Herwijnen door de classis Zeeland was genodigd tot een gesprek. Maar als „mijnheer" en niet als dominee. Daarom gaf hij ds van Herwijnen groot gelijk, dat hij als zodanig niet wilde komen.

In de Dinsdagavondzitting werden aan de leden der Synode ten aanzien van deze zaak door de commissie gewijzigde conclusies aangeboden. In deze conclusies wordt uitgesproken, ten eerste, dat de bezwaren van de classis Zeeland en de classis Stadskanaal tegen de handelwijze van Amersfoort ongegrond zijn. Ten tweede, dat het ernstige afkeuring verdient, dat de classis Zeeland zonder nadere gegronde argumentering uit Schrift en belijdenis niet aan het toen gedane verzoek heeft voldaan. Ten derde, dat er voor de Generale Synode geen reden is om de in deze gedane uitspraak van Amersfoort te herzien. Deze werden aangenomen.

GEEST. VERZORGING MILITAIREN.

Namens commissie-4 rapporteerde ds W. de Graaff over de geestelijke verzorging der militairen.

In de discussie kwam ook ter sprake de positie van de vrijgemaakte Geref. legerpredikanten. Er gingen verscheidene stemmen op om de gelden, die oorspronkehjk bestemd waren voor de geestelijke verzorging van de militairen in Indonesië, thans te verdelen onder de garnizoenskerken. De Synode besloot uiteindelijk de resterende gelden te bestemmen voor de arbeid onder de militairen op Nieuw-Guinea, voor de kleine garnizoenskerken en voor de arbeid der legerpredikanten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

De Generale Synode der Geref. Kerken in Nederland

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1951

De Reformatie | 8 Pagina's