GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE KOUS IS AF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KOUS IS AF

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit Amerika (en Canada) bereiken me enkele berichten, deels publieke, deels niet-openbare, die me nopen tot onderstaand artikel. Ze betreffen de Prot. Ref. Churches. Wat daar de laatste weken gebeurd is, geeft me aanleiding tot volgende opmerkingen: a) ik heb nog geen ogenblik spijt gehad van wat ik in het verleden ten aanzien van deze Prot. Ref. Churches heb geschreven en gedaan en gepleit, en geloof nog, dat het goed geweest is;

b) maar nu ze daar het roer hebben omgeworpen, tegen alle broederlijke raadgevingen en theologische argumentatie in, aanvaard ik de consequentie van deze hun koerswijziging, en acht het nu niet verantwoord, nog langer het woord terug te houden, dat als het enige thans nog rest: die kous is af, we zetten er een streep onder, en nemen afscheid. Met een gevoel van spijt. Maar toch zeer beslist.

A. Onze lezers weten, dat ik reeds jaren lang vóór de Vrijmaking heb gezegd: houd die Prot. Ref. Churches voor de aandacht, en maak van uw kant een onrecht goed, dat tegenover hen gepleegd is. Ik ineende, en meen nog, dat de Chr. Ref. Church in Noord Amerika door haar ongelukkig geleide en met hier en daar (a Mastricht!) bespottelijke argumentatie opgejaagde synode van Kalamazoo een gruwelijk onrecht gepleegd heeft tegenover — om niet meer te noemen — een van haar beste predikanten-theologen, Rev. H. Hoeksema. Men herinnert zich: het liep over de z.g. gemene gratie. Alles, wat hierover Hoeksema schreef, zal geen mens van a tot z onderschrijven; maar wat

die .synode tegenover hem in het geweer bracht, raakte kant noch wal, en was te lichtvaardig: tóch maar schorsen, en wat daar verder volgt. Een misère van onverstand, zoals in Nederland ook zijn orgie gevierd heeft in 1944.

Reeds bij mijn eerste bezoek aan Amerika was ik onder de indruk van de aangerichte schade: en toon op een conferentie van predikanten Hoeksema gewapend voor de dag kwam, waar de anderen vrijwel niets daartegenover hadden te stellen, en tenslotte — voor een deel — maar in de krant gingen zitten lezen, zonder verder een poging te doen, hem te begrijpen (daar was nu een samenspreking, maar met éénzijdige schriftelijke vastlegging!!), begreep ik: dat wordt niet meer goed. Ik begreep ook: Hoeksema gaat ons in Nederland aan, want we hebben het onrecht van de corresponderende Chr. Ref. Church niet voor onze rekening te nemen. Natuurhjk was een deel van de V.U. kwaad (kom anders vandaag daar eens kijken, wat er van de gemene gratie terecht kwam). Maar dat hinderde niet. We zijn overtuigd, dat voor een beetje de V.U. toom, geUjk die zich ontladen heeft in 1944, óók een gevolg was van de boze bui, die daar hing sedert ons bezoek aan Amerika. We weten genoeg van de achter onze rug om gevoerde correspondentie. De Prot. Ref. Churches mogen het onthouden, of anders ook wel vergeten, dat kan me niet schelen, want we hebben er nooit op gestoft, dat wij hier in Nederland een b e e t j e óók de op haar g e w o r p e n smaad op ons genomen, hebben. Dat was geen verdienste van ons. Het was alleen maar gevolg van de aangedurfde propagatie van het onverstand van bepaalde instanties aan de V.U.

Nu meenden we, en we menen nog, dat het onze taak was, primo, om het aantal kerken in Gods wijde wereld zo klein mogelijk te houden, althans binnen regionale verbanden. Geografische kerkgrenzen eerbiedigen is nodig; andere moeten z o v e e l het aan ons ligt, worden uitgewist, of voorkomen. We verwachtten, wat ook uitgekomen is, dat de stroom van emigranten, die we met groot verdriet uit onze kerken zagen wegtrekken, speciaal ook naar Canada, niet meer zich „onder" ons kerkverband (in Nederland) zouden organiseren, (zoals b.v. lange tijd de kerken in Indië gedaan hadden, en nog bij ons doen), doch zich in een naar de geografische gesteldheid van hun nieuwe „vaderland" zouden gaan inrichten. Toen dachten we: als 't even kan, moeten we èn hen én de Prot. Ref. Churches, die krachtens historische rechten ons aangingen, ervoor te bewaren, nodeloos het aantal instituten te helpen uitbreiden. Rekening houdend met het feit, dat die P.R.C., historisch gezien, ons aangingen (als ten onrechte door de Chr. Ref. Church geïsoleerd, en toen terecht vrijgemaakt), zochten we hulp voor onze emigranten, toen het nog tijd was (ze werden eerst overstelpt met vriendehjkheden van mensen, bij wie ze beter niet konden inwonen), en we waren blij, dat aanvankelijk die hulp verleend werd. We waren blij, óók om de P.R.C. zelf. Wie verstandig is, en gehoorzaam, heeft geen binnenvetters-pleizier vanwege een niet nodig isolement; dat moet ALTIJD de schuld van de anderen wezen (b.v. van heden, die permanent weigeren, op duidelijke en noodzakeUjke vragen een duidelijk antwoord te geven).

En toen na een uiterst brede en geduldige eindconferentie coll. Hoeksema zelf voorstelde, nu maar een punt te zetten achter de theologische besprekingen, verklarende (na ons gehoord te hebben ook in repliek) : dat is gereformeerd, toen togen we welgemoed naar Nederland terug. We dachten: ziezo, er zijn nog mensen, die iets voelen van het goddelijk verbod, om het aantal „denominaties" met pleizier uit te helpen breiden.

We hebben nog geen spijt van wat we destijds deden. We zeggen nog: dit móest gebeuren, en dit mocht gebeuren. In die omstandigheden.

B. Maar de geesten zijn niet tot rust te brengen. Tot mijn niet geringe verbazing heeft ook coll. Hoeksema, die zelf van dwaze bindingen de misère aan den lijve (en erger) gevoeld heeft, geen dam opgeworpen tegen een in zijn kring toch óók weer opgekomen neiging, om te „binden". Hij heeft een „Declaration" helpen opstellen, en aanbevelen, waarvan ik breed heb aangetoond (men kan 't stuk spoedig afzonderlijk kopen), dat ze niet noodzakelijk is, dat ze niet is de goede uitlegging der Belijdenis, dat ze, voorzover ze die belijdenis door nieuwe formuleringen wil verscherpen of verduidelijken, laboreert aan misverstanden, en dat ze, als ze eenmaal aanvaard zou zijn, een kerkje zou laten ontstaan met een versmalde basis. Zó versmald, dat je, nota bene, mensen moet gaan „behandelen", en dit op grond van wat „bij hen k e r-kelijke geldigheid heeft" (je hóórt de nederlandse synodocratie in Den Haag!!), mensen, die zouden willen naspreken, wat de hooggeloofde vaderen vóór ons spraken in de voorrede op de Statenvertaling van het Nieuwe Testament.

Het i s gebeurd. De Declaration i s tenslotte geaccepteerd. De knappe theoloog Hoeksema heeft zich in een net verstrikt, waarmee contra-Kalamazoomanipulaties (inplaats van anti-Kalamazoo-praestaties) kunnen worden verricht. En straks onvermijdelijk werden. We hoorden al van tucht, och arme, op lieden, die de taal der Statenvertaling dorsten blijven spreken, en geen droppel remonstrantisme in het bloed hadden. We oordelen niet over alle mogeUjke histories, of historie-tjes, waarvan het naadje-van-dekous ons niet bekend is. We oordelen alleen over de consequenties van de aanvaarding der Declaration.

Wij oordelen zelfs niet over de juistheid van volgend bij onze administratie ingekomen schrijven:

Grand Rapids, 10-23-'51.

Mijne Heren,

Sedert geruime tijd bestond er hier in Grand Rapids een gebroken kerkelijk leven tussen broeders van lietzelfde huls, die een behoorden te zijn daar zij op dezelfde basis van Schrift en belijdenis stonden, omdat de kerk waar nog geen onschriftuurlijke censureringen en schorsingen hadden plaats gevonden en waar wij ons het dichtst bij verwant voelden, door zekere verschijnselen van Kerkontbinding en binding het voor sommigen onzer heel moeilijk, voor anderen onmogelijk maakte zich bij haar aan te sluiten en liever wachtte op een officiële beslissing van Synodewege. Anderen daarentegen zagen het hun roeping hun reformatorische stem. daar te laten klinken in die kerken om hen zo in de crisis te brengen, waardoor tot openbaring zou komen welke kant zij op zouden gaan, terug naar het woord of verder de' weg van verval op.

Het is thans voor allen die zich geïnstitueerd hebben als Orth. Ref. Church duidelijk dat een samenleving in het verband van Prot. Ref. Churches zondig is, aangezien de Synode 1951 de verklaring van beginselen officieel heeft aangenomen en zo allen die het met haar inhoud niet eens zijn, en dit zeggen, als muiters en ketters buitengesloten worden. Dat dit werkelijk een feit is blijkt uit de censurering vEin de broeders H. R. de Balster en H. de Raad. Deze broeders hadden bezwaren tegen de verklaring van beginselen en toonden'op schriftuurlijke gronden het onware aan van genoemde verklaring-. De, kerkeraad besloot echter dat het protest in strijd was met de Prot. Geref. waarheid en dat genoemde broeders er vooral niet over mochten spreken in het midden der gemeente. Natuurlijk weigerden deze broeders aan het 'bevel van de kerkeraad te gehoorzamen, aangezien zij dan het ambt, hetwelk Christus ons gegeven heeft, niet meer konden uitoefenen. Censurering volgde wegens agitatie. Een der gronden voor het besluit was, dat de verbondsgedachte welke zij naar voren brachten eigenlijk inhield een algemene verzoening, een ontkenning van de algehele verdorvenheid van de mens en van het borgtochtelijk lijden van Christus.

Om deze redenen maakten degenen die zich met dat besluit niet konden verenigen zich vrij van de P.R.C, en organiseerden tesamen met anderen, welke het niet verantwoord hadden geacht zich te voegen bij genoemde kerken, de wettige voortzetting van de kerk van onze Here Jezus Christus m Amerika, welke kerk de Orthodox Gereformeerde Kerk werd genoemd.

Zou U zo vriendelijk willen zijn bovenstaande op te nemen in het eerstvolgende nummer van „De Reformatie" ? U bij voorbaat dankend voor de te nemen moeite verblijven wij, met hartelijke br. groeten, namens de kerkeraad:

J. LAND,

706 Alexander S. E. Grand Rapids (Mich.)

U.S.A.

We rekenen met de mogelijkheid, dat hier factoren buiten bespreking bleven, die ons onbekend zijn. Hetgeen te goeder trouw kan zijn: we beledigen niemand.

We hebben het ook niet nodig, de détails van deze brief uit te pluizen. De Standard Bearer behoeft ons doorgeven — onder reserve van zoeven — van dit epistel dan ook niet te beschouwen als een daad van onvriendeUjkheid.

Want we hebben genoeg aan d i t feit: als IK in Grand Rapids woonde, zou i k ook weigeren, die Declaration te accepteren. Ik zou ook weigeren, erover

te zwijgen. Ik zou dus ook vanwege de orde — een orde, die ik wanorde noem en verfoei — moeten worden gecensureerd. De teerling is geworpen, en de Boze heeft weer eens wat moois omver geblazen: er is weer een kerkje meer en het was niet nodig, niet nodig, niet nodig. Want ik weet wat remonstrants is, en ik weet ook, dat je die hele Declaration kunt op zij zetten, zonder remonstrantisme. Integendeel — ter behoudenis van goed gereformeerde grondgedachten: belofte is-geen voorspelling, en geschiedt nooit zonder inschakehng van onze verantwoordeüjkheid. En geloof is nooit conditie in remonstrantse zin. Net zo min als die conditie, waarvan de voorrede uit de Statenvertaling spreekt.

En dus — de kous is af. We moeten maar alleen blijven profeteren. We willen wel vragen, we zullen niet bedelen. We willen wel helpen, we zullen niet sjacheren. We willen niet de schuld hebben van een nieuw kerkje, nummer zoveel. We zullen echter niet, als we dwaze binding afwijzen, de consequenties van zulke gehoorzaamheid beschouwen als zonde naar art. 79—80 K.O. We zullen zeggen: Kop op, de Leider der geschiedenis is God. Wie zich isoleert, is ditmaal — voor het eerst helaas in zijn mooie leven — onze vriend Hoeksema. Van hem nemen we afscheid — niet als goed vriend, wel als „engel" der ontvangende kerk, die emigranten omvangt met zachte en in hun omhelzing beheerste annen. K. S.

Naschrift. Misschien denkt een enkele lezer nu: de titel deugt niet: er is geen kous af gebreid, maar het breien is gestaakt, de onafgewerkte stukken liggen er. Maar de titel deugt wèl. Het ging niet over anderen, noch over eventuele coöperatie met anderen, maar het ging over ónze taak. Wij waren verantwoordelijk. Hadden we niets gedaan, om als 't even kon, zover 't aan óns lag, aansluiting te zoeken bij wat er was, dan waren we van het begin af schuldig' geweest. Maar nu personen en kerken hebben gezocht naar contact, en op tijd gezegd is, wat onze mening wèl is, en welke opvattingen de onze niet zijn, en met geduld die hele Declaration ook hier bekeken is, en in Amerika men toch — hangende het contact met onze kerken! — bezweken is voor de verleiding van meer-te-willenopleggen in kerkverband, dan goed is, nu is ONZE kous af. We moeten er ook maar niet meer over praten, maar gewoon verder gaan.

Zó begreep ook — in een heel andere kwestie —• vrijwel ieder meelevend man, dat we in 1946 (synode van Groningen) (toen de „synodalen" nog niet bewezen hadden, dat hun samensprekingsverzoek b 1 ij - vend zou gepaard gaan m è t of zelfs dienstbaar zou gesteld zijn aan een poging, om ons leven van binnen uit te ondermijnen) een „eigen initiatief" moesten beginnen, om niet schuldig te staan, stel, dat er ernst was in de synodocratische vraag om een ontm.oeting met de mensen, die men had beschuldigd en bleef beschuldigen voor God en de kerk. Men kon dat verzoek wantrouwen, maar wantrouwen is geen goed raadgever. Net zo min als vrees. Vandaar, dat Groningen, om niet van zijn kant schuldige nalatigheid te tonen, zei: goed, we willen niet op uw manier, maar toch willen we wèl op de onze. Dat was het opzetten van ónze kous. Maar toen eindelijk na veel vijven en zessen officieel bleek, dat de synodale samensprekingsdeputaten rondweg' weigerden, op voet van gelijkheid op enkele nodige voorvragen het verlangde schriftelijke bescheid te geven, tóén was die kous voor ons weer af; hetgeen onze samensprekingsdeputaten meteen hebben laten weten. Ze begrepen: men wil ginds toch niet; en al wordt nu hün weigering ook nog zo hardnekkig weggemoffeld achter een beweerde weigering van óns, de verstandigen, die nog een beetje hebben gelezen, weten beter; ze begrijpen, dat ónze kous af was, toen de deputaten-Ridderbos weigerden iets vast te leggen, en daarin door hun synode werden gedekt.

Sindsdien was er wel kiekeboespelen; maar dat is geenszins een sieraad der kerken. En ons kerkelijk leven ondermijnen in stilte, onder vredesoffensieven per luidspreker, wel, dat is een kous opzetten, die het ons verboden is, te helpen afbreien. We mogen alleen maar zeggen: schei daarmee uit; als ge wat, wilt, word dan zakelijk. Verantwoordelijkstelling en tot beslissing dwingen — dat moest vaker kerkelijk breiwerk wezen.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 november 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

DE KOUS IS AF

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 november 1951

De Reformatie | 8 Pagina's