GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EEUWIGE VERTROOSTING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEUWIGE VERTROOSTING

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als Herodes zag, dat hij van de wijzen bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en enigen afgezonden hebbende, heeft omgebracht al de kinderen, die binnen Bethlehem, en in al deszelfs landpalen waren, van twee jaren oud en daaronder, naar de tijd, die hij van de wijzen naarstiglijk onderzocht had.Toen is vervuld geworden hetgeen gesproken is door de profeet Jeremia, zeggende: Een stem. is in Rama gehoord, geklag, geween en veel gekerm; Rachel beweende haar kinderen, en - wilde niet vertroost wezen, omdat zij niet zijn! Mattheus 2 : 16—18.

HOOFD ARTIKEI,

(JAARWISSELING 1950—1951).

We hebben vorige week weer het Kerstfeest naogen vieren, het feest van de grote blijdschap, het feest van het lied. Engelen zijn ons daarin voorgegaan, en wie zingt er nu op het Kerstfeest niet?

Maar juist als het Kerstlied schier algemeen wordt, dreigt het gevaar en is het zaak op onze hoede te zijn. Het gevaar n.l. van het zingen naar het vlees en niet naar de Geest. Want het geloof is nu eenmaal niet aller (2 Thess. 3:2).

Kerstfeest is het feest van de grote bhjdschap, omdat het is het feest van de grote vertroosting. En alleen dat Kerstlied is tot ere van God in de hoge, niet naar het vlees, maar naar de Geest, dat opklinkt uit een hart, dat die vertroosting heeft aanvaard. Een vertroosting niet maar voor een bepaald geval, maar — gelijk Paulus schrijft aan de gemeente van Thessalonica — „een eeu-wige vertroosting"; d.w.z. een, die goed is voor alle gevallen en leert roemen: „-wij hebben altijd goede moed" (2 Thess. 2 : 16 en 2 Kor. 5 : 6).

En het is getoetst aan de aanvaarding van die eeuwige vertroosting, dat heel wat Kerstvreugde en Kerstliederen wegvallen als louter gelegenheidsuiting, natuurlijk sentiment, gewekt door een sfeer van gezellige gemoedelijkheid, welke alle narigheid voor een ogenblik vergeten doet. Maar dan ook slechts voor een ogenblik.

Welnu, het is de jaar-wisseling, welke ons beproeven komt, beproeven of ons Kerstlied metterdaad geweest is een gelóófslied, geboren uit de grote blijdschap in de aanvaarding van de eeuvnge vertroosting, die ons in Christus Jezus geschonken is. Want dan alleen klagen - wij op Oudejaarsavond niet net zo hard als - wij op Kerstfeest gezongen hebben, of ook nog harder, maar weten wij ook dan te zingen, 't zij vreugde ons deel is of smart ons verteert: „Gij hebt mij, mijn Heiland, te roemen geleerd: 't Is mij goed, wat mijn God mij beschikt".

Wanneer - wij nu boven dit artikel plaatsten het Woord der Schrift in Mattheus 2 : 16—18, neen, dan gaan we u niet schrijven uitsluitend of ook hoofdzakelijk over die vreselijke Herodus, of over het vreselijke lót dier ouders, maar over hun vreseUjke schuld. En dat ter waarschuwing van ons allen, opdat - wij niet in hetzelfde voorbeeld der ongelovigheid vallen (Hebr. 4 : 11).

Zal dat voorbeeld ons echter voldoende kunnen toespreken, dan zal het ons in alles klaar en helder voor de geest dienen te staan. Dan zullen wij op het vreselijke lot dier ouders, hi'n door die vreselijke Herodes aangedaan, niet het minste mogen afdingen. Waarom -wij dan ook beginnen willen met U te - wijzen op de noodzakelijkheid der vertroosting.

Reeds heeft ••Mattheus ons in dit hoofdstuk verhaald welke uitwerking de verschijning der Oosterssi wijzen met hun vraag naar de geboren Koning der Joden op Herodes heeft gehad. Hoe deze Edomiet op de troon van David uit zijn evenwicht geraakte, toen heidense sterrenwichelaars de Joodse Messiasverwachting blijkbaar kwamen bevestigen. En wel de vervulling ervan. Want dat met die geboren Koning-der-Joden niemand anders dan de Messias kon worden bedoeld, heeft hij heel goed verstaan; blijkens zijn vraag aan het bijeengeroepen Sanhedrin: waar de Christus zou geboren worden.

Maar al ziet hij zich wel genoodzaakt te geloven aan de Christus, hij gelooft niet in Hem, doch zoekt zichzelf te handhaven tot iedere prijs.

En 'die prijs is voor een man als hij niet spoedig te hoog. Geldt het reeds in het algemeen, dat het de vloek der tyrcumen is gedurig in vrees te moeten leven, van die - vrees was Herodes zo totaal bezeten, dat hij zich niet ontzag zijn eigen vrouw, Marianne, een nakomelinge van de oude Maccabeën, te laten ombrengen, noch haar beide zpnen, Alexander en Aristobulus, te laten ophangen, ja nog vijf dagen voor zijn dood, terwijl hij zelf aan de vreselijkste ingewandsziekte ten prooi was, zijn oudste zoon. Antipater, te doen vermoorden. Hetgeen keizer Augustus het sinistere getuigenis aangaande hem geven deed: liever een z-wijn van Herodes dan een zoon; omdat hij de zwijnen ten gerieve van de Joden, voor wie deze dieren onrein waren en niet gegeten mochten worden, in leven liet, maar zijn eigen zonen niet.

Geen wonder dan ook, dat niet alleen Herodes ontstelde op de vraag naar de geboren Koning der Joden, maar ook geheel Jeruzalem met hem. Want de Joden wisten het maar al te goed, dat — mocht Herodes hen al ter wille zijn in hun ceremoniële eredienst, en ook hun spijswetten respecteren, hij dit deed uit louter politieke berekening en om-wille van zijn welbegrepen eigenbelang. Dat hij, als het er op aankwam, ook hun zonen niet sparen zou, zo min als zijn eigene, wanneer hij meende ook maar het minste gevaar van hen te duchten te hebben öf te zullen krijgen.

Herodes heeft ook nu van stonde aan zijn plan reeds klaar. Mag hij al — volgens een historicus — op de troon gekomen zijn als een vos, hij verloochent ook nu zijn vossenaard niet, maar met een geslepen sluwheid tracht hij de Oosterse - wijzen als zijn rechercheurs te gebruiken.

Van enige rivaliteit laat hij hun niet het minste bhjken. Integendeel, hij geeft hun uitdrukkelijk als zijn begeerte te kennen de langverbeide Da-vidstelg ook zijn vorstehjke hulde te brengen.

Doch dat alles in het geheim, want in geen geval mag bij de Joden de indruk worden gewekt, dat hij zich bij het geval geïnteresseert gevoelt. Waarom hij ook niet zelf een onderzoek ter plaatse laat instellen, noch ook de wijzen enkele van zijn mannetjes mede geeft, maar hen heel alleen laat vertrekken. Ook de minste achterdocht wil hij voorkomen, om zo ten spoedigste achter de waarheid te komen. Men zou die toch eerder aan deze heidense - wijzen, met hun boodschap van de ster, vertellen dan aan Herodes' staatspolitie.

Met welk een verbeten ongeduld echter zal hij de terugkomst der - wijzen tegemoet hebben gezien! Het laat zich denken, dat zij voor zijn besef al spoedig te lang op zich lieten wachten. Maar hij bedwong zichzelf om niet door een voorbarig optreden zijn schone plan hopeloos te doen mislukken. En zo heeft hij gewacht en gewacht, totdat er gea^ twijfel meer mogelijk was: de wijzen waren hem te slim af geweest, en hadden met de geboren Koning en zijn aanhangers gemene zaak gemaakt. Waarom het nu ook zaak was zo spoedig mogelijk toe te slaan. En dat zo radicaal mogelijk.

En met de, heftige toorn van de bedrogen bedrieger, die zich in de kaart gekeken weet, en zich de zaak voelt ontgaan, zendt hij ogenblikkelijk zijn' mannen er op uit om alle jongetjes van twee jaar oud en daaronder, d.i. beneden de drie jaar, in Bethlehem en heel het omliggende land te doden.

Als dan die magiërs hem niet helpen - willen bij zijn plan alleen zijn tegenstander te treffen, dan zal hij zijn netten wel zó - wijd uitzetten, dat deze hem stellig niet kan ontgaan. En moeten dan ook de onschuldigen met de schuldige boeten, dan komt dat immers voor rekening van die sterrenkijkers, die niet zo fatsoenlijk waren aan zijn vriendelijk verzoek te voldoen, maar stiekem met stille trom vertrokken waren. Hij zal de gegevens, die hij heeft, zo zorgvuldig mogelijk benutten. En mag de hemel er ook heel de wereld bij halen om die Jodenkoning in de wieg haar eerbiedige hulde te brengen, hij. Herodes, dankt de hemel, dat deze hem zijns ondanks zo tijdig gewaarschuwd heeft.

En in plaats van zich door het getuigenis van de ster tot geloof in de profetie der Schrift te laten bewegen, verstout hij. zich tenslotte het ook tegen de hemel op te nemen en tegen heel de Goddelijke profetie.

En zo is daar in het woeden van Herodes iets van zijn vader, de duivel, die wel niet gelooft in God, maar wel degelijk aan Hem, welk geloof hem dan ook sidderen doet, d.i. in blinde woede van hartstochtehjke haat ageren doet tegen God; iets van zijn vader, de duivel, die is een mensenmoorder van de beginne en des te feller woedt, naarmate hij weet slechts een kleine tijd te hebben.

Het is de grote rode draak van Openbaring 12, die in zijn gebroed. Herodes, staat naar het leven van het vrouwenzaad, en daarbij Efratha's velden, waar vóór kort de engelen zongen van vrede op aarde in mensen van Gods welbehagen, van moord-gegil en jammerklachten ver-vult.

De noodzakelijkheid nu der vertroosting is hier niet alleen gelegen in het feit, dat verscheidene gezinnen — men schat hun aantal op ongeveer dertig — op het onverwachtst in rouw gedompeld werden, daar zij een lieve jongen, of mogehjk wel twee tegelijk, op zo hartverscheurende wijze om het leven zagen gebracht. Maar bovendien, en wel allermeest, in het feit, dat zij dat schrikkelijk verlies — menselijkerwijs gesproken — te danken hadden aan dat kind, dat •—

naar herders wisten te vertellen — volgens engelenboodschap niemand minder was dan de Zaligmaker, Christus, de Heer. Wiens geboorte dan ook van de hemsl was verkondigd als een oorzaak van grote blijdschap voor het ganse volk (Lukas 2 : 10).

Dat was het, wat de troost voor die ouders, en voor allen, die in hun rouw deelden, zo noodzakelijk maakte. Dat, zo zij niét getroost werden, , dit voor hen betekenen zou: zich te ergeren aan de Christus Gods!

En dat betekent het ook voor ons, wanneer vnj — ondanks de Kerstprediking en ondanks al onze Kerstliederen van voor enkele dagen — bij de Jaarwisseling weer even troosteloos staan te kijken en tegen het nieuwe jaar opzien als degenen, die het Evangelie van Gods onuitsprekelijke gave in de Zoon Zijner liefde niet hebben gehoord.

Want ook wij hebben die troost nodig, wij allen. Ook wanneer wij heden het rouwkleed niet dragen, en al evenmin nog dagelijks het hartzeer gevoelen over het verlies van een geliefde, die in voorbije jaren van antichristelijke terreur op gruwzame wijze ons door de dood werd ontrukt; al kunnen wij nog rustdag aan rustdag in de kerk zitten zonder vrees vóór of zelfs gedachte aan enige dreigende overval op ons of op onze kinderen; als het goed is, is het lijden, dat aan onze broederschap, die in de wereld is, volbracht wordt, toch ook ons lijden. Want indien één lid lijdt, zo ujden alle leden mede (1 Kor. 12 : 26).

Ook in dat mede-lijden zal moeten uitkomen of wij metterdaad levende leden zijn van het lichaam van Christus. Of dacht ge, dat de HERE onze God b.v. achter het ijzeren gordijn in Siberië geen knieën heeft doen overblijven, die zich voor de Baal van het communisme niet gebogen hebben? Wee ons, wanneer wij de noodzakelijkheid der vertroosting voor onze broederschap die in de wereld is — een noodzakeUjkheid, die de onze is — zelfs niet meer zouden gevoelen!

Trouwens, onze eigen situatie, is zij soms van die aard, dat wij het dienaangaande wel zónder troost stellen kunnen? Hebben wij in 't geheel niet te lijden van de grote toorn van de ontbonden duivel, die krijg voert tegen de overigen van het zaad der vrouw? (Openb. 12). Van de aanvechting en bestrijding van de verklager der broederen, die tot ons afgekomen is? 't Zou niet best wezen, indien dat inderdaad zo zou zijn! Want wee degene, die de duivel met rust laat! Zou het ons niet ter harte gaan en smarten diep in onze zie!, wanneer wij zien hoe de boze als engel des lichts met schone leuzen en propaganda van zgn. christelijke deugden de doorbraak te forceren tracht van de van-God-gestelde antith«se, en dat bij velen van hen, die zich naar de naam van Christus noemen, niet zonder succes? ! Hoe hij in die weg bezig is zijn klauw uit te strekken naar de millioenenvolken van het Oosten, om in de te verwekken terreur al wat daar van het zaad der vrouw gevonden wordt, in bloed te smoren ? !

Zou het ons niet ter harte gaan en smarten diep in onze ziel, wanneer wij zien hoe de tegenstander-opiedere-achtergrond onder de valse schijn van een dusgenaamde oecumeniciteit de weerstandskracht van de kerk te breken zoekt, en hem dat bij velen maar al te wel gelukt ? ! Hoe hij op die manier bezig is de weg te bereiden voor de komende antichrist, die immers in die wereldkerk met haar geloofsbelijdenis van de grootste gemene deler maar al te gemakkelijk vinden zal zijn gewillig instrument? !

Zou het ons niet ter harte gaan en smarten diep in onze ziel, wanneer wij daarbij de weinigen, die van God ver-waardigd werden pal te staan voor de belijdenis van de Christus Gods, zien uitgebannen en hoe langer hoe meer de grote wereldboycot zien tegengaan? ! Hoe daarbij ouders kinderen voor zich zien verloren gaan, de man zijn vrouw en de vrouw haar man, enz.? !

Of wij vandaag troost nodig hebben? Ach, wat Bethlehem overkwam kort na de geboorte van de Heiland, het was slechts kinderspel bij de moorddadige actie, die de duivel in onze dagen ontwikkelt, waar hij weet, dat zijn dagen zijn geteld.

En als wij de nood der Kerk en de noodzakelijkheid harer vertroosting onder al die actie niet gevoelen, mogen wij ons wel ernstig afvragen of wij wel waarlijk van die Kerk deel uitmaken! En tenzij wij van haar levende leden zijn, zullen wij de dag van Christus' toekomst niet kunnen verdragen, maar zal in de dagen der grote verdrukking, die aanstaande zijn, de troosteloosheid ons deel zijn. En dat door onze eigen schuld. Vanwege ons ongeloof. Want de tróóst is er!

Die troost was er ook voor de verslagen ouders in Bethlehem. Waren niet ten tijde van de geboorte van hun kind herders door hun straten gegaan als herauten van de geboren Messias, geboren in hun eigen stad, een stad, door de engel veelbetekenend genoemd „de 'stad Davids"?

Moest deze blijmare hen niet herinneren aan die aloude profetie, eenmaal bij monde van Micha over die Davidsstad uitgegaan: „En gij, Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezgn onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, die een Heerser zal zijn in Israël, Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid"? (5 : 1).

Moest die boodschap van de herders hen niet heel de profetie aangaande de Messiaanse heilstijd voor de geest roepen, of hen er althans ernstig werkzaam mede dc«n zijn? Zij hadden er nu reeds een paar jaar de tijd voor gehad.

Moesten zij zich niet verheugen over het op-wonderewijze uitbotten van de afgehouwen tronk van Isaï, over de scheut uit zijn wortelen, die vrucht dragen zou? Over de geboorte van Hem, die uitroepen kwam het jaar van het welbehagen des HEREN, en de dag van de wraak onzes Gods; om alle treurigen te troosten? Over het vrederijk, dat Hij op aarde vestigen kwam, waar men nergens leed zou doen op Zijn ganse heilige berg, maar waar de vreugderoep weerklinken zou: , , Wie heeft mij deze gegenereerd, aangezien ik van kinderen beroofd en eenzaam was"? (Jes. 11 : 1; 61 : 2; 11 : 9; 49 : 21).

Was er niet alle reden om — zij het ook met een brok in de keel en onder tranen over het smarteUjk verlies — het uit te snikken: Hoe lieflijk waren op de bsrgen de voeten dier herders, die het goede boodschapten, die de vrede deden horen; van hen, die goede boodschap brachten van het goede, die heU deden horen; van hen, die tot Zion zeiden: Uw God is Koning! Ja, geloofd zij de HERE, want Hij heeft Zijn volk getroost!? (Jes. 52 : 7).

En dat te meer, waar zij constateren mochten, dat het kind, waarop Herodes het had gemunt, en waarin heel de vertroosting Israels besloten lag, de dans ontsprongen was.

Was het niet wonderlijk, dat Jozef en Maria met hun kind, die een paar jaar in hun midden hadden gewoond, juist op tijd, vlak voor de aanslag van Herodes, spoorloos verdwenen waren?

Moest het niet al hun leed over hun gestorven lievelingen verzachten, te weten: in ieder geval de Messias leeft! En van Hem is al onze verwachting! De verwachting ook voor onze dode kinderen!?

Ja, die beproefde ouders konden hun tranen drogen, en in plaats van te rouwen over hun gestorven kleinen, mochten zij in vertrouwen hun hand leggen op de profetie van Jesaja: „Uw doden, HERE, zij zullen herleven, ook mijn ontzielden, zij zullen opstaan" (26 : 19).

En in plaats van te klagen: „ach, mijn kuid", mochten zij alle verslagen bondskind =!ren toeroepen: , , Waakt op, gij, die in het stof verblijft, want uw dauw is een dauw des lichts, en de aarde zal overledenen het levenslicht doen aanschouwen" (26:19).

Meer nog, als zij de profetieën aangaande de Messias geweten hadden, gelijk zij die hadden kunnen weten, en zij die recht hadden verstaan, zij zouden zich over hun droefheid hebben geschaamd. Waar immers het lot, dat hun kinderen ten deel gevallen was, verre te verkiezen was boven het leven en het levenseinde, dat Hem te wachten stond. Waar het welbehagen des HEREN door Zijn hand alleen gelukkig voortgaan zou, nadat Hij eerst Zijn ziel tot'een schuldoffer had gesteld, een schuldoffer ook voor hen en voor hun kinderen (Jes. 53 : 10).

Zo behoefden die zwaargetroffen ouders in Bethlehem het allerminst zonder vertroosting te stellen. Integendeel, zij was voor hen zeer overvloedig in de Schrift voorhanden.

Gelijk zij ook voor ons daarin zeer overvloedig voorhanden is. Ja, waar het woeden van Satan kort na de ge'boorte van Christus in Bethlehem nog maar kinderspel was vergeleken bij zijn woeden in onze dagen, daar is ook de vertroosting, welke ons ter beschikking staat, in vergelijking met die, welke de bedroefde ouders van de Davidsstad in de Schriften geboden werd, dienovereenkomstig.

Wij weten immers van al het lijden, dat vorst Messias als Man van Smarten voor ons gedragen heeft. Zodat de Kerk behjden mag: „wij vinden allerlei vertroosting in Zijn wonden" (N.G.B., art. 21). Van de vervloeking Gods, welke Hem weg deed zinken tot in de hel, opdat Hij ons van de toorn Gods, onder welke wij voor eeuwig hadden moeten verzinken, eens voor goed bevrijden zou.

Wij weten van Zijn overwinning op de dood. Hoe Hij als de Levensvorst voor ons het leven en de onverderf elijkheid heeft aan het licht gebracht (2 Tim. 1 : 10). Hoe Hij als de grote Davidszoon in Zijn hemelvaart van God ten troon verheven is, bekleed met alle macht in hemel en op aarde, ja ook onder de aarde, om niet te rusten eer Hij al Zijn en onze vijanden onder Zijn voeten zal hebben gelegd (Openb. 5; Rom. 14 VS 9; 1 Kor. 15 : 25).

Wij weten hoe de duivel, sindsdien uit de hemel gebannen, met te groter felheid woedt tegen de overigen van het zaad der vrouw, omdat hij weet, dat hem nog slechts een kleine tijd is toegemeten (Openb. 12). Hoe ook alle antichristeUjke macht, en alle valse profetie, waarvan zij zich bedient, niet omgaat buiten het wijs beleid van de grote Davidszoon op de troon van het hemelse Jeruzalem. Is Hij het toch, Die overwonnen heeft om het boek van Gods Raadsbesluit te ontzegelen; Die dat doet even getrouw en secuur als Hij hier op aarde Zijn werk op Gods klok af heeft volbracht (Openb. 5).

Die intussen Zijn strijdende Kerk op aarde niet vergeet, maar met Zijn Godheid, genade, majesteit en Geest, nimmermeer van ons wijkt, doch naar Zijn belofte met ons is al de dagen tot de voleinding der wereld (Catech. Antw. 47; Matth. 28 : 20).

Die ons Zijn Geest tot een Trooster in Zijn plaats gegeven heeft (Joh. 14 : 16; 15 : 26).

Die zo ook vandaag onze lijdende broederschap in de wereld niet aan haar lot overlaat, maar bijstaat in alle nood en dood. En Zijn Kerk, die zichzelf rein bewaart van de wereld, en liever in het isolement gaat en de wereldboycot onder ogen ziet dan zich te laten vinden voor een oecxmieniciteit van de satanskapel, troost met de belofte: „In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed. Ik heb de wereld overwonnen" (Joh. 16:33).

Dit is ónze vertroosting in deze laatste ure, dat wij zien mogen niet op een Christus-kindje in de kribbe, of ook van een paar jaar oud, maar op de Christus- Koning, Die door lijden tot heerlijkheid is gegaan, en nu gezeten is ter rechterhand van de troon Gods (Hebr. 12 : 2).

Zullen wij die troost aanvaarden? En daar genoeg aan hebben? Lezer, hebt ge daax nu reeds genoeg aan? Of werd ze u tevergeefs geboden? Gelijk ze ook Bethlehem tevergeefs geboden werd. Indien ook maar tevergeefs !

In Bethlehem is n.l. de profetie van Jeremia in vei'vuUing gegaan: „Een stem is in Rama gehoord, geklag, geween en veel gekerm; Rachel beweende haar kinderen en vidlde niet vertroost wezen, omdat zij niet zijn!" (Matth. 2 : 18). ,

Rachel, die ons in de Schrift getekend wordt als de ontroostbare in haar sterven, omdat zij wel kinderen begeerde, hartstochtelijk begeerde, maar niet om-daarmee dienstbaar te zijn aan de vervulling der belofte van het vrouwenzaad, maar slechts tot vermeerderingvan haar vrouweneer en tot verrijking van haar eigen huwelijksgeluk. Die daarom voor het kind, dat haar het leven kost, geen andere naam heeft dan Ben-oni, zoon mijner smart, mijn ongelukskind, en daarmee afwijst de door de vroedvrouw haar geboden troost, dat het was een zoon.

Deze Rachel dan had Jeremia eertijds als stammoeder van Israël andermaal horen kermen, toen haar kinderen te Rama bijeengedreven werden om naar Babel te worden weggevoerd. Ook toen was haar geklag vleselijk geweest, niet uit de Geest. Jammerde zij imm.ers niet om de ongehoorzaamheid harer kinderen, maar om de oordelen des HEREN, die zij zich deswege hadden waardig gemaakt.

En hoewel ook toen de vertroostingen haar niet onthouden waren, maar de HERE Zelf haar b.v. had toegeroepen: , , Bedwing uw stem van geween, en uw jOgen van tranen; want er is loon voor uw arbeid, uw kinderen zullen uit des vijands land wederkomen", ook die vertroosting had zij afgewezen (Jer. 3 : 16).

Welnu, hetgeen eenmaal gebeurd was bij de wegvoering van Israël in ballingschap, dat n.l. alle profetie der vertroosting, welke door Jeremia tot het treurende volk was uitgegaan — en ook die was zeer overvloedig geweest, lees er de hoofdstukken 30 en 31 maar op na — als tot dovemansoren gesproken was, dat herhaalt zich maar niet alleen hier in Bethlehem, maar vindt hier volgens Mattheus haar vervulling.

Hier is toch de vertroosting in Christus zelf verpersoonlijkt, en betekent derhalve de afwijzing der vertroosting thans niets minder dan de afwijzing van de_Christus in eigen Persoon.

Hebben de Bethlehemieten het verhaal der herders van de engelenboodschap-aangaande-het-kindje-in-dekribbe — gelijk Lukas ons mededeelt — met verwondering aangehoord, uit de onmiddellijke tegenstelling, welke deze Evangelist maakt met Maria, die al hun woorden „bewaarde, ze overwegende in haar hart", mag worden afgeleid, dat het bij hen niet verder gekomen is dan die verwondering; dat zij de woorden der herders niet hebben bewaard, noch ze de moeite waard hebben geacht ze in hun hart nader te overwegen; dat ze er zich verder niet druk om hebben gemaakt.

En waar zij de herders, als" de van-God-verkoren Evangeliepredikers geen geloof hebben willen schenken, daar heeft ook de verschijning van die Oosterse wijzen in hun straten met de boodschap van de ster hun niet meer kunnen toespreken, en kunnen zij zich nu nog alleen maar aan dat Jezus-kind ergeren. Wiens geboorte hun op de dood van hun lieveling is komen te staan.

Dat is het vreselijke van deze geschiedenis. Niet dat deze ouders op zo wrede wijze van hun kinderen werden beroofd, maar dat zij, als Rachel weleer, het kind, dat hun het levensgeluk roofde, Ben-oni scholden, hun ongelukskind. Omdat zij niet wilden aanvaarden, dat de Messiaanse heilstijd zou aanvangen niet met het graf van Herodes en van al hun vijanden, maar met het graf van hun eigen vlees. Van het vleselijk Israël-zelf.

En dit is dan de waarschuwing, die er in dit voorbeeld van de ongelovigheid der Bethlehemieten tot ons uitgaat, dat de waarachtigheid van ons Kerstlied van enkele dagen geleden zal moeten blijken uit de aanvaarding van de vertroosting Israels, die er in het Kerstevangelie voor ons gelegen is. En niet alleen in het Kerstevangelie, maar ook in dat van Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren, en van de wederkomst des Heren om te oordelen de levenden ea de doden.

Dan staan wij bij de jaarwisseling niet als troosteloze mensen, die over hun afgestorvenen net zo luid jammeren als degenen, die geen hoop hebben; die met de groeiende macht van het antichristendom. en met het lijden vsin Christus' Kerk op aarde, geen raad meer weten; maar als mensen, die in de gelovige aanvaarding van de vertroosting der Schriften altijd goede moed hebben, en met opgeheven hoofd voortgaan, wetende, dat — mag ook de Satan nog zo woeden, en straks onze gezinnen uitéénscheuren, de ouders van

de kinderen, en de kinderen van de ouders, om ons in concentratiekamp of uraniummijn te doen ondergaan — hij op die manier slechts onze verlossing bespoedigen kan.

En wie daar niet aan wil, aan het met Christus lijden om in die weg ook met Hem verheerlijkt te mogen worden, wie de voorgestelde vertroosting daarvoor ontoereikend acht, omdat hij ter geen houvast aan heeft door het geloof, hij houde het zich gezegd, dat zijn Kerstlied ter ere van het Christus-kind niet verantwoord was, want dat Kind van. Bethlehem is de Kruis-Koning, die hen, die Hem volgen willen, toeroept: „Die achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf, en neme zijn kruis dagelijks op zich en volge Mij". , , En zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden!" (Luk. 9 : 23; Matth. 11 : 6).

Bedenk het wel, ieder die dit leest, alle loflied ter ere van de Christus Gods is een wanklank in de oren des Heren, als het geen geloofslied is. Want al , , wat uit het geloof niet is, dat is zonde" (Rom. 14 : 23). Ook het „Ere zij God", gezongen met een hart, dat weigert getroost te worden. Weigert getroost te worden ook over de schuld van deze weigering.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

EEUWIGE VERTROOSTING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's