GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het laboratorium geopend

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het laboratorium geopend

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Amen. Ja, kom, Heer Jezus". Openb. 22 : 20b.

UIT DE SCHRIFT

(NIEUWJAAR).

In de theologie is bekend de stelling, dat hetgeen vóórop gaat in Gods besluiten, het laatste is in de uitvoering daarvan. Met behulp van die stelregel werd er dan weer teruggeredeneerd: wat het laatste is — zaligheid ener-, verdoemenis anderzijds — moet het éérst besloten zijn, en zo werd dan een orde van Gods besluiten uitgedacht, waarin al het andere, als zondeval en herschepping, ondergeschikt is aan de uitvoering van dat allereerste besluit terzake van. hemel èn hel. Tegen deze denkmethode werd dan weer door anderen sterk geopponeerd en zo zag men de strijd ontketend van supra- en infra-lapsarisme, respectievelijk op het eerste of tweede spoor.

Intussen heeft die strijd zelf wel bewezen, hoe bedenkelijk het is, wamieer wij Gods besluiten trachten te ordenen en daarbij van stelregels als de genoemde uitgaan, die vooropstellen hetgeen te bewijzen ware. Het is dan ook ons voornemen niet, aan de aanvang van een nieuwe jaarkring onze geesten te bezwaren met eenj; o riskant axioma. Dat we bij zulk een begin er toch aan herinneren, geschiedt, omdat er reden is het nieuwe jaar ook als persjaar, als bid- en werkjaar, als meditatie- en activeringsjaar, in te gaan met een variatie op dat bekende woord, namelijk deze: wat het laatste is in de uitvoering van Gods plan, zij het eerste bij de vorming van onze besluiten. Dit dreigt nog wel eens vergeten te worden. Men kan veel mediteren, zelfs filosoferen of speculeren over Gods Raad en zijn uitvoering in der eeuwen loop, men kan dat vooral bij een jaarwisseling ondernemen, en tegelijk in zijn stoel blijven zitten in stee van de Koning tegemoet te gaan.

Eén der symptomen van deze gesteldheid kan wezen, dat wij bij voorkeur aan het einde van het jaar over een tekst als bovengenoemde peinzen en bij de a.a n v a n g van het nieuwe althans mindere aandacht hem waardig keuren. Aan het einde zeggen wij dan elkander: weer een jaar voorbij, weer een jaar, , dichter bij Jezus' wederkomst. Weer een jaar vervulling van Gods Raad, weer een jaar dichter bij de laatste uitvoering van al Zijn besluiten. En het is goed, zo te spreken. Alleen maar, als het écht goed is, zullen we deze notities niet bij voorkeur voor een Oudjaartermijn reserveren, maar bij het nieuwe haar des te sterker nog accentueren. Want woorden als deze mogen zwaar wegen aan het einde — aan het begin zijn zij van des te groter importantie.

Misschien wil hier iemand tegenwerpen, dat dit woord toch in de bijbel immers ook aan het einde staat? Het is, op de apostolische zegengroet na, waarmede — gelijk nog elke Zondag — de woord-dienaar van de gemeente(n) afscheid neemt (vs 21), het laatste woord van het laatste bijbelboek. Maakt de Schrift het daarmede zélf niet méér tot een woord geschikt voor het slot, dan voor het begin?

Deze tegenwerping evenwel zou geen stand kunnen houden, indien men slechts denkt aan literatuur in het algemeen. Wanneer bijvoorbeeld een wetenschappelijk auteur een nieuw onderzoek op de laatste bladzijde afsluit met zijn conclusie, dan zal, indien de argumentatie zuiver is geweest, die conclusie bljide worden begroet als uitgangspunt voor nieuwe arbeid; de laatste formule is alweer de éérste praemisse van de door deze ontdekking ontsloten nieuwe wetenschappelijke bedeling. Reeds daarom moesten wij ons schamen over zoveel traagheid in het gebruik van Het Boek, waardoor wij bij zulke werkers met , , een" boek nogal eens ten achter blijven.

Maar wat meer is, genoemde tegenwerping strandt op de tekst zelf. Daarin vallen verschillende momenten op, waaivan wel in de eerste plaats, dat het een woord is van de bijbelschrijver zelf. Het Is- hier Johannes die zijn eigen spreken vastlegt: Amen; ja, kom Heer Jezus. Daarmee antv/oordt hij de Kyrios zelf, die al het voorgaande getuigde, en het nog eens voor Johannes' oren afsloot met een herhaalde vers»kering: Ja, Ik kom haastigUjk. Daa'^op betuigt nu de apostolische getuige, de schrijver door de Geest zijns Heren, z ij n ambtelijk „amen".

Zo sluit dus de bijbel niet met een rechtstreeks woord uit Gods of Christus' mond, een woord „vers" en direct van Zij'n lippen, maar met een woord van een mens — hoezeer ook gesproken door de Geest. En dit valt des te meer op, daar in hetzelfde hoofdstuk reeds eerder een dergelijk woord als uit mensenmond komend was neergeschreven: de Geest èn de Bruid zeggen: kom. En die het hoort, zegge: kom. Christus had dus reeds aan dit antwoordend spreken der kerk door de Geest een plaats gegeven in het eigen hoofdstuk. Maar dit is blijkbaar niet voldoende. Erbij moet eenzelfde woord uit Johannes' eigen apostolische mond. En de vermelding daarvan moet een nog nadrukkelijker karakter ontvangen dan die eerdere van het roepen der Bruid. Want terwijl het spreken van de Bruidegom „Ik kom" (vs 7, 12) en het antwoord van Geest en Bruid (17) nog door andere verzen van elkaar gescheiden waren, volgen zij nu vlak op elkander: de stellige herhaling van Hem „Ja, ik kom haastiglijk" en dat directe antwoord van de apostel „Amen, ja, kom Heer Jezus".

Als dat gezegd is, is het boek gereed, is ook Het Boek voltooid. En nu moeten we toch nog weer denken aan dat geval van die noeste werkers met „een" boek. De leerlingen vallen dankbaar aan op het boek van de Meester en gaan nu haastig opereren met de nieuwe werkformule, die Hij hun daareven heeft blootgelegd. En het is de grootste vreugd van de Meester, wanneer Hij hoort, niet maar hoe Zijn laatste woord ook hun laatste woord is — waar dit gebeurt, is de dood van het epigonisme, de napraterij, de steriele herhaling — maar waar Zijn laatste woord door hen haastig als hun eerste, nieuwe, wordt nagezegd. Daarmee betuigen zij: hier zit muziek in. Ons werk zou doodgelopen zijn, als niet Meesters laatste woord al onze laboratoria opnieuw ontsluiten kwam en open houden bleef, ons inspireert, een eindeloos veld van arbeid plots voor ons open werpt en morgenklsmken bij de continu-arbeid van heden af ons duurzaam horen doet. En al wat van Zijn lippen tevoren is gevloeid' en toen reeds gretig ingedronken, het wordt nu in laatste instantie met en i n dat laatste woord tezaam aanvaard en blij beantwoord; de laatste formule rechtvaardigt ook het héle boek en al zijn dikke delen, het laatste woord is de proef op de som en tegeUjk Profetie van de grote Som.

En daarom, mijn broeder, kunnen wij heden weer werken gaan. Wij kennen maar amper de duizend-enéén afdelingen, tafels, hoekjes en bijkamertjes, van dat grote laboratorium waarin wij als kerkwerkers allen te werk zijn gesteld, terwille van het Rijk onzes Gods in Zijn Pinkster-atoom-geweld-bedeling. Maar van al onze verschillende plaatsen vandaan, zien wij de Meester en — dat is heus even belangrijk nu, juist als gij de mens mens laat, mededienstknecht (vgl. VS 9) — die voorman van ons, die eerste werker, en de laatste tevens van die wereldlaboratoria-stichtendeapostolische-periode, die grijze Johannes. En wij horen dat tweegesprek, dat al onze programma's bepaalt:

Hij: hebt ge het nu alles goed gehoord? En zult ge het alles recht doorgeven? Kan Ik er van op aan, dat gij van Mij, de getrouwe Getuige, nu een getrouw getuige tot het laatste zult zijn? Bewijs het Mij nu, door het wachtwoord uit te spreken, dat Ik u Zelf dicteer, het wachtwoord, dat u straks met al uw meegetuigen de deuren tot alle vertrekken van die grote werkstad ontsluiten zal, omdat het zelf tot alles de sleutel is

en dan hij: Kyrios, Heer, Meester, Gebieder over al dit geweld en over al deze knechten, het was nu zó duidelijk, ik heb het verstaan, en ze zullen het allemaal verstaan, ik geef het hun door en de Geest doet het wachtwoord gebruiken. Heus, Heer Jezus, zo leeft het bij ons: Kom, kom, Amen, Ja kom Heer Jezus. En als dan daarop, op dit woord van één keer de regelmatige zegengroet ten afscheid volgen mag (vs 21), weet ik: dit is nu ons grote begin tot de grote Dag. Het laboratorium staat in de woestijn (Op. 12). En ik weet: daar staan er meer vandaag, spionnen werken er en het is geweld wat daar wordt uitgebroed. Maar ik weet, dat ons laboratorium zijn Meesterschap in de hemelen heeft en dat nog heel wat groter krachten daar aan het gisten zijn. Voortsweet ik, dat de Meester alle vijanden, alle verraders en spionnen, maakt tot een voetbank voor Zijn voeten.

Nu kan ik werken gaan. In een witte laboratoriumjas. Die bij het werk nog vaak bezoedeld wordt. Maai ook steeds opnieuw gewassen mij wordt toegereikt. En straks voor een wit feestkleed met haast verwisseld. Want daartoe komt Hij. Zalig de werker, die de Heer, als Hij komt, in het laboratorium — dat huis van labor, arbeid, inspanning, met name zware arbeid, vermoeienis, ja zelfs zwoegen onder „'t kruis" — zal

vinden, alzo doende. En het wachtwoord sprekende. Elke morgen. En dus tot zijn laatste snik. Die dan ook weer zijn eerste ademtocht mag zijn, waarop geen uitademing meer hoeft te volgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Het laboratorium geopend

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's