GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kerk en haar diensten (Art. 27 N.G. B.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk en haar diensten (Art. 27 N.G. B.)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDARTIKEL

III. WIJ GELOOVEN EN BELIJDEN EEN KERK

„DEWELKE IS £EN HEILIGE VERGADERING DER WARE CHR3ST-GELOOVIGEN"

5. Onze taelydenis geeft nu verder een omschrijving van de kerk: dewelke is een heilige vergadering der ware Christ-ge- 1 o o V i g e n. Het is langzamerhand wel algemeen bekend, dat de (oorspronkelijke) Pransche tekst en de Latijnsohe tekst der belijdenis hier twee verschillende woorden hebben.

De Fransche tekst heeft: congregation et assemblee. De Latijnsche tekst heeft congregatio seu coetus. In die verschillende woorden wordt de vergadering gezien vanuit verschillend aspect, van den kant van Christus, Die alle met Zijn bloed gekochten vergadert, samenbrengt, samenbindt, en van den kant der geloovigen, die gehoor geven aan Christus' roepstem en tot die vergadering komen, zich tot die vergadering voegen. We kunnen het ook zoo zeggen: Daar is tweeërlei actie in de vergadering van de kerk, de actie van den herder die de schapen samentrekt en vereenigt tot één kudde, en de actie van de schapen die luisteren naar de stem van den herder, Hem volgen, en zich tot één kudde samenvoegen. Het resultaat van die tweeërlei actie, in samenhang en samengang met elkaar, waarbij de tweede actie reactie is op de eerste, is de vergaderde kerk. Die tweeërlei vergaderingsactie gaat steeds door. Christus is aldoor bezig Zijn kerk te vergaderen, en daar is aldoor reactie op dien arbeid van Christus. Daarom kunnen we hier in deze bedeeling slechts spreken van een voorloopig resultaat. Maar het is dan toch metterdaad resultaat, en zoo kunnen we metterdaad de kerk; onderscheiden, onderkennen. Maar we mogen nooit gaan rusten in dat resultaat, nooit gaan rusten in het verkregene, het gewordene, in de aanwezige genade.

Dat de Heere zóó Zijn kerk vergadert, met inschakeling van onze geloofsactiviteit, is een vasthouden aan Zijn verbond, waarin Hij den mensch een verantwoordelijke plaats heeft gegeven. We zien datzelfde b.v. in het huwelijk. De Schrift zegt, dat de Heere lederen man zijn eigen vrouw toebrengt. Maar dat doet niets af van onze verantwoordelijkheid, dat wij moeten kiezen. En voor dat kiezen heeft de Heere regels gesteld, o.a. dezen regel: Trekt geen ander juk aan met een ongeloovige. Daaraan hebben wij te gehoorzamen, en in dien weg der gehoorzaamheid voegt de Heere man en vrouw samen in het huwelijk.

Zoo is het de Heere, Die de kerk vergadert. Hij doet dat door middel van de prediking van het Evangelie, waardoor de Heilige Geest het geloof werkt (Zondag 25 Held. Cat.). En nu hebben wij in gehoorzaamheid aan dat Evangelie-; ons te voegen tot de kerk. In dien weg wordt de kerk vergaderd. •'

Door velen wordt uit het oog verloren, dat het Christus is Die de kerk vergadert. Zij bezien de kerk als een samenkomst van menschen, zooals menschen ook een vereeniging kunnen oprichten voor een of ander doel. Dan wordt de beheerschende plaats ingenomen door menschelijke gevoelens en overtuigingen, door menschelijke godsdienstigheid en religiositeit. Men zoekt en vindt geestverwanten, en dan gaat men gezamenlijk een kerk oprichten. En aangezien er verschillende religieuze overtuigingen, verschillende religieuze „liggingen" zijn, ontstaan er ook verschillende kei-ken. Voeiu men zich in de eene kerk niet meer thuis, daji gaat men over naar de andere, waar men zich beter op zijn plaats bevindt.

Maar zoo bouwt men niet de kerk, zoo bouwt men de godsdienstige club.

Onze belijdenis spreekt eerst van de vergaderingsactie van den Heere Jezus Christus. En die vergadering geschiedt door de prediking van Zijn Woord (Held. Cat., Zondag 7, 21, 25). Dus de kerk wordt niet gebouwd op de religieuze overtuigingen en gevoelens en behoeften der menschen, maar op het fundament van apostelen en profeten, die het Evangelie van Christus verkondigd hebben. Niet onze overtuigingen zijn de norm waarnaar we ons moeten richten, maar het Woord van Christus is de norm.

En wat de menschen aangaat is het dan de vraag of wij voor dien norm buigen in gehoorzaamheid dan wel of wij in ongehoorzaamheid ons daarvan afwenden, niet aan het Woord gehoor geven of half aan het Woord gehoor geven en dan vanuit de menschen de godsdienstige club gaan bouwen.

Ook hieruit, dat Christus Zijn kerk vergadert tot één kudde, kan besloten worden tot de eenigheid der kerk. Men heeft wel getracht daartegen aan te voeren wat staat in Joh. 10 : 16: Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn, maar dat kan niet met goed recht worden volgehouden. Het gaat daar over de heidenen, die niet afkomstig zijn uit den Joodschen stal, die niet uit Abraham gesproten zijn naar het vleesch, maar die toch straks tot de kerk zullen worden vergaderd en toegebracht, zoodat het dan tesamen wordt één kudde onder één Herder. De middelmuur des afscheidsels wordt afgebroken en die twee worden tot één gemaakt, Israël en de heidenen, zij die deel hadden aan de verbonden der belofte en zij die daarvan vreemdelingen waren, zoodat beiden den toegang hebben door één Geest tot den Vader (Efeze 2 VS 11 V.V.).

Deze vergadering is een heilige vergadering, een afgezonderde vergadering, afgezonderd in het midden der wereld als een eigen, aparte gemeenschap. Zij wordt vergaderd uit het menscheüjk geslacht, inderdaad uit het menschelijk geslacht. Zij is de gemeenschap van de gasten en vreemdelingen hier op aarde, wier leven hier beneden beheerscht wordt door de wetten van het koninkrijk Gods dat van boven is, wier wijsheid in de oogen der wereld dwaasheid is. Wel is de afzondering der kerk in de Pinksterbedeeling anders dan in de Sinaïetische bedeeling. Toen droeg de afzondering van het volk Gods een nationaal karakter, kwam die afzondering ook uit in het samenwonen in een bepaald land, binnen bepaalde geografische grenzen. Dat is met den Pinksterdag opgeheven. Sinds den Pinksterdag wordt de kerk vergaderd uit alle volken, natiën en tongen, is zij universeel, ver­ spreid over de gansche aarde. De leden der kerk wonen nu temidden van ongeloovigen. Maar niettemin blijft er afzondering, omdat de kerk is het volk de3 Heeren, dat met den Heere staat in verzoende betrekking, dat vernieuwd wordt in zijn leven van dag tot dag door den Geest van Christus, dat tengevolge daarvan een eigen levensstijl vertoont, den stijl van bet koninkrijk der hemelen.

De kerk is een heilige vergadering der ware Christ-geloovigen. Het onderscheidende kenmerk van de leden der kerk is het geloof in den Heere Jezus Christus. Daardoor wordt het eigen karakter der kerk bepaald. Dat is voor ons nogal eenvoudig, voor ons die het altijd zoo hebben hooren verkondigen. Maar verplaats u eens even in den tijd van Jezus' omwandeling op aarde. Toen was daar het Joodsche volk als het volk Gods, als de kerk des Heeren, levende bij de wet van Mozes en bij wat er van die wet van Mozes door de menschen gemaakt was. Temidden van die kerk verschijnt Jezus Christus. Hij kom_t tot het Zijiw. En dan worut d? gror/.'.e vr& ag, wp.ar iedere J:30; 3 voor komt te staan: Wat dunkt u van Jezus van Nazareth? Jezus brengt met het Evangelie dat Hij verkondigt groote beroering teweeg. Hij wordt niet zoo maar geaccepteerd door de kerkmenschen, ook niet door de orthodoxe kerkmenschen. Orthodoxe, rechtzinnige menschen waren er wel. Denk maar aan de Farizeeërs. Dat waren niet. die huichelaars en bedriegers waarvoor wij ze meestal houden. Jezus noemt hen wel geveinsden, maar dan ontdekt Hij hen daarin aan hun werkelijken toestand. De Farizeeën waren de rechtzinnige Joden, die zich hielden aan de wet en aan hun — veelal eigenwillige — nadere uitwerking en toepassing van de wet. Naast hen stonden de Sadduceeën als de meer vrijzinnigen, de liberalen.

Ook die orthodoxe Joden nemen Jezus van Nazareth niet zoo maar aan als den Christus. Integendeel! Het Evangelie van het koninkrijk der hemelen, dat door Jezus verkondigd wordt, klinkt hun gansch vreemd in de ooren. Jezus zegt tot Nieodemus, een orthodoxen Jood, een leeraar der wet, die de wet goed kent en daarbij leeft: Tenzij iemand wederom geboren worde, hij kan het koninkrijk Gods niet zien. Even later: Zoo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het koninkrijk Gods niet ingaan. En nog even later: Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. Nicodemus en zijn soortgenooten moeten wedergeboren worden, moeten van boven af geboren worden uit water en Geest. Dat houdt voor hen in een totale verandering van zienswijze, een totalen omkeer in hun denken. Want tot nog toe hebben zij geleefd bij geboorte van beneden uit (vgl. Psalm 139 : 15), bij natuurlijke geboorte, bij geboorte uit vleesch en bloed, te weten bij hun geboorte uit Abraham.

De natuurlijke geboorte uit vleesch en bloed van Abraham — zoo was hun denkwijze — verzekerde hen van het deelgenootschap aan de weldaden van Gods verbond. Reeds Johannes de Dooper predikte daartegen: Meent niet bij uzelven te zeggen: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze steenen Abraham kinderen kan verwekken. De Farizeeën meenden den doop van Johannes niet noodig te hebben. Zij waren immers als kinderen van Abraham besneden! De doop, die was alleen voor de heidenen, die over wilden komen tot de Joodsche godsdienstige gemeenschap. Die heidenen waren onrein en moesten dus eerst worden schoongewasschen aleer zij tot het verbondsvolk konden behooren. Die heidenen waren „oude menschen", en hun „oude mensch" moest eerst ondergaan in het doopwater, opdat zij dan als „nieuwe mensehen" daaruit te voorschijn konden komen. Hun „oude mensch", dat was hun heidensche natuur, en hun „nieuwe mensch", dat was hun, nu — symbolisch — verkregen, Joodsche

natuur. Maar de Joden zélf — die hadden den doop niet noodig! Die waren rein vanuit hun natuurlijke geboorte uit Abraham!

Johannes' prediking hield echter in: Ook gij Joden, hebt een „ouden mensch". Ook gij Joden, moet schoongewasschen worden! Ook gij Joden, moet het hebben van genade! Verheft u daarom niet op de geboorte uit Abraham, een natuurlijk goed, alsof ge op grond daarvan de weldaden des verbonds in bezit zoudt krijgen! Neen, uw afval van het verbond, niet in zijn caricatuur, die gij ei'van gemaakt hebt, maar in zijn ware wezen, maakt u het óórdeel waardig! De bijl ligt aireede aan den wortel der boomen!

Jezus spreekt tot Nicodemus vanuit datzelfde Evangelie des koninkrijks. Gijlieden moet wederom geboren worden. Gij moet het niet hebben van uw geboorte van beneden uit, ge moet het hebben van geboorte van boven af, niet van uw geboorte uit vleesch en bloed, maar van geboorte uit water en Geest, niet van uw geboorte uit „natuur", maar van geboorte uit , , genade". En voor die nieuwe geboorte heeft God nu het fundament gelegd door Zijn Zoon Jezus Christus te zenden in de wereld. God heeft doen geboren worden van boven af. Hij heeft Jezus verwekt in den schoot van Maria, zonder mans toedoen. Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven hebbe. God heeft met Zijn genade ingegrepen in de natuur. Dat was noodig, want de natuur was gansch en al verzondigd. Met minder kon God niet toe. Maar Hij heeft het dan ook gedaan. En nu ligt de zaligheid in Jezus van Nazareth, Die de Christus is, de Zoon des levenden Gods. Niet in Abraham en niet in Mozes, maar in Jezus van Nazareth. Een iegelijk die in Hem gelooft heeft het eeuwige leven, heeft het nieuwe leven, dat van boven af geboren wordt en dat uitmondt in het eeuwige leven. Gijlieden moet wederom geboren worden. Welnu, gelooft in Jezus van Nazareth als den Christus der Schriften, en gij zult wederom geboren worden.

Wat dunkt u van Jezus van Nazareth? dat is de beslissende vraag, waarvoor het Joodsche volk gesteld wordt. En het antwoord op die vraag beslist over het al of niet inblijven in het verbond. De Joden kunnen niet zeggen: Wij houden het bij Abraham en bij Mozes — zooals z ij hem lezen, met een deksel op het aangezicht —, wij kiezen niet voor Jezus van Nazareth, en tóch blijven wij volk des verbonds. Aan in het verbond blijven is voor hen onherroepelijk de voorwaarde verbonden, dat zij Jezus van Nazareth aannemen als den Messias. Jezus verwerpen en toch volk Gods blijven, dat is onmogelijk.

De massa van het Joodsche volk heeft Jezus verworpen. Maar daar is in dat Joodsche volk een klein overbhjfsel, dat belijdt: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. In dat kleine overblijfsel zet zich de kerk voort en vanuit dat kleine overblijfsel wordt straks de wereldkerk gebouwd.

Daarom is de kerk de vergadering der Christ-geloovigen, al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus.

Dat is nóg het criterium: Wat dunkt u van den Christus? Maar denk dan aan den Christus der Schriften, Die sinds Nicodemus veel verder is gekomen, Die nu verhoogd is aan 's Vaders rechterhand. Die van daaruit werkt hier op aarde, uitdeelende de schatten en weldaden die Hij verworven heeft, vergaderende en bewarende Zijn kerk, regeerende Zijn volk en wereld.

Vóór „Christ-geloovigen" staat nog het bijvoeglijk naamwoord „ware". Het gaat in de vergadering der kerk om ware geloovigen, niet om hypocrieten. En het uiteindelijk resultaat zal ook wezen, dat geen enkele hypocriet zich meer in de kerk bevindt. Maar dat wil niet zeggen, dat er in het v o o r l o o p i g resultaat der vergaderings^tie geen hypocrieten zijn.

Art. 29 spreekt daar uitdrukkelijk van. Het gaat echter in de vergaderingsactie om de ware geloovigen. En aan die vergadering van de ware geloovigen is o.a. ook dienstbaar de oefening van de kerkelijke tucht, waardoor zij, die zich als ongeloovige menschen openbaren, worden uitgedreven.

De kerk is de vergadering der geloovigen. Er staat niet: der uitverkorenen. Dat iemand gelooft is vrucht van verkiezend welbehagen. En dus zal het tenslotte zoo zijn, dat aUe uitverkorenen, die allen en die alleen, tot de kerk vergaderd zijn. Niettemin staat hier: vergadering der geloovigen. Daarin is verdisconteerd, dat in die vergadering onze activiteit is ingeschakeld, dat die vergadering geschiedt door de prediking van het Evangelie met bevel van geloof

en bekeering.

B. JONGELING.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De kerk en haar diensten (Art. 27 N.G. B.)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's