GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kerk en haar diensten (Art. 27 N. G. B.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk en haar diensten (Art. 27 N. G. B.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDARTIKEt

VI. WIJ GELOOVEN EN BELIJDEN EEN KERK

„VERSPREID EN VERSTROOID DOOR DE GEHEELE WERELD"

Het Jeruzalem van Paulus' dagen heeft Chris- +'!«, Die c'e xTijheid heeft a? , ngebraeh+, niet aanvaard, Jeruzalem is blijven hangen in de omtuiningen van de Sinaïetische bedeeling. Jeruzalem büjft hangen in de schaduwen. En daarom is dit Jeruzalem nu op één lijn komen te staan met Hagar, de slavin. Een van de dingen, waarin dat uitkomt, is, dat men het aardsche Jemzalem, die geografisch bepaalde plaats, blijft beschouwen als centrum der kerk.

Maar, zoo zegt Paulus, Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder. Wij zijn niet gebonden aan het aardsche Jeruzalem, met al wat daarmee samenhangt, wij zijn als nieuwtestamentische kerk niet nationaal bepaald, wij zijn wereldkerk. En ons centrum is niet aardsch-geografisch aanwijsbaar, maar ons centrum is in den iiemel, waar Christus is zittende ter rechterhand Gods. Wij zijn wereldkerk. En daar is geen plekje ter wereld waarvan men zeggen kan: Hier zijn we geografisch dichter bij het centrum der kerk. Overal ter wereld is men even ver van het centrum af en overal is'-men er even dicht bij. Want dat centrum is boven.

Het Jodendom heeft zichzelf gebracht in de positie van Hagar en Ismaël. Hagar kon roemen in haar natuurlijke krachten, in haar natuurlijke vruchtbaarheid als vrouw, zoodat zij Abraham een zoon baarde. En Ismaël kon roemen op diezelfde natuurlijke krachten, die hém hadden voortgebracht, zoodat hij Abrahams zoon was lang voordat Izak geboren werd.

En zoo roemde het Jodendom in zijn natuurlijke geboorte uit Abrahain: Wij zijn Abrahams kinderen! (Matth. 3:9), en het meende vanuit die natuurlijke geboorte recht te hebben op de schatten en weldaden van Gods koninkrijk, boven de heidenen, die niet konden zeggen: wij hebben Abraham tot een vader. Maar gelijk Izak, door de beloftenis geboren, als zoon van Abraham gerekend werd, met voorbijgang van Ismaël, zoo worden in Paulus' dagen 'de heidenen gerekend als kinderen van Abraham, met voorbijgang van de Joden; de heidenen, die geen betrekking hebben op het aardsche Jeruzalem, de nationale hoofdstad der nationale kerk, maar die betrekking hebben op het Jeruzalem, dat boven is, omdat Christus daar woont, door Wien zij Abrahams zaad zijn en naar de beloftenis erfgenamen. En gelijk de 'heilige linie zich voortzet in Izak en niet in Ismaël, zoo zet de kerk zich voort niet in het Jodendom maar in de nieuwtestamentische kerk die vergaderd wordt uit alle volken.

Ook de binding aan personen is in Israël niet vreemd. Voor de ambtelijke bediening in den tempel wa^ men aangewezen op den stam van Levi. Maar ook in dit opzicht heeft men in Israël, wat de massa betreft, de vervulling in Jezus Christus niet gezien. Het afvallige Levietische priestergeslacht heeft zich krampachtig vastgeklemd aan zijn ambtelijke positie, zonder te be­ seffen, dat het priesterschap naar de ordening van Aaron moest overgaan in het priesterschap naar de ordening van Melchizedek. Getrouwe ambtsbediening zou juist met zich hebben meegebracht dat de Levietische priesterschap het veld geruimd had voor den zooveel beteren priester van een zooveel beter verbond. Maar het ging Kajafas en de zijnen niet om getrouwe ambtsbediening, het ging hun om handhaving van zichzelf. En daarom brachten zg Jezus tedood. Het was hun nut dat één mensch stierf voor het volk, in plaats dat het geheele volk verloren ging. Zouden zij Jezus laten geworden, dan zouden de Romeinen komen en wegnemen hun plaats en hun volk (Joh. 11 : 50, 48). Maar plaats en volk moesten juist worden weggenomen. Stad en tempel hadden langzamerhand afgedaan als heilige plaatsen, en het volk Gods zou spoedig zich gaan uitbreiden buiten Israël. Dat moest zoo naar Gods raad. Maar waar de Levietische priesters als ambtsdragers van de Sinaietische bedeeling moesten verdwijnen, om plaats te meLken voor den grooten ambtsdrager Jezus Christus, daar hielden zij aan hun positie vast en trachtten zij Jezus te doen verdwijnen. De kerk werd zoo opgehangen aan de personen van de Levietische priesters.

Welnu, later in de kerkhistorie vinden we deze zelfde dingen terug in de opnieuw afgevallen —^ en dan Roomsch geworden — kerk. Daar is binding aan een aardsche hoofdstad, een aardsch centrum. Rome is de heilige stad. Het centrum der kerk is aardsch-geografisch bepaald: hoe dichter bij Rome, hoe dichter bij God! En daar is binding aan bepaalde personen, aan den paus en aan de gansche geesteüjkheid. Rome ziet niet, dat de Heere het adres der kerk kan veranderen. En Rome ziet niet, dat de Heere vervallen kan verklaren van het ambt. De paus zegt dat hij opvolger is van Petrus. Hij trekt een lijn van successie. Maar Rome ziet niet dat het niet zit in die uiterlijke lijn van successie, maar in getrouwe ambtsbediening door bewaring van het Woord des Heeren. Niet waar Rome vastgehouden wordt is de kerk, maar daar waar 't Woord bewaard wordt. En niet waar een uiterlijke ambtelijke opvolging van Petrus valt aan te wijzen is het ambt, maar daar waar het fundament van apostelen en profeten in getrouwheid bewaard wordt.

Telkens weer ontmoeten we dezen afval in de historie der kerk. In 1816 heeft koning Willem I aan de kerk een aardsch centrum gegeven (Den Haag, zetel van het kerkbestuur), en een aardsch hoofd (de algemeene synode). Zoo is wederom ingevoerd de binding aan een zekere plaa, ts en aan zekere personen.

En in onze dagen hebben we wederom beleefd, dat die koers ingeslagen werd: centrale regeling van het kerkelijk leven door een landelijke synode als landelijk bestuur. Zelfs „bezwaarden" hebben wel gezegd: Er moet tenslotte toch één bepaalde instantie zijn die het te zeggen heeft! Ja, die instantie i s er. Maar zij is niet hier op aarde. Zij is in den hemel. Wij hebben onzen bisschop (opziener) in den hemel (1 Petr. 2 : 25, art. 31 Ned. Gel. Bel.).

Nu moeten we niet denken, dat het kerkelijk leven, wanneer het organisatorisch vrij is van binding aan een zekere plaats en aan zekere personen, daarom en daarmee ook vrij is van dezen geest van afval. Het kwaad ligt heel dichtbij. We kijken zoo licht naar! Kampen of Groningen of Enschede als centrale plaatsen in ons kerkelijk leven. En we kijken zoo licht naar leidinggevende menschen. En zoo gemakkelijk sluipt binnen het kwaad dat in de kerk van Korinthe gevonden werd: Ik ben v, an Paulus en ik ben van Apollos (1 Cor. 1, 3). Daarin openbaart zich een zondige binding aan personen. De leden der kerk van Korinthe binden zich aan de personen van de ambts dragers, en niet aan het door hen ambtelijk verkondigde Evangelie. Die ambts dragers zijn verschillend in allerlei opzicht, maar het door hen verkondigde Evangelie is eenerlei. ApoUos was een welsprekend man (Hand. 18:24), Paulus kwam niet met uitnemendheid van woorden (1 Cor. 2 : 1). De een hield het met den een, de ander met den ander. Maar Paulus komt daartegen fel in het geweer, DP ambts drager mag niet gesteld wordea boven hei - a m f; t dat hij bt - kleedt. En er mogen geen partijschappen zijn die zich groepeeren - rond den eenen en den anderen ambtsdrager. • Paulus en Apollos staan niet tegenover elkaar, maar zij zijn Gods medearbeiders, d.w.z. zij zijn Gods samen werkers, ambtsdragers van God die met elkander samenwerken in denzelfden arbeid (1 Cor. 3:9). En men houde hen beiden en ook de andere verkondigers van het EvangeUe voor dienaars van Christus en uitdeelers van de verborgenheden Gods (1 Cor. 4:1). Men zie dus niet op den ambts drager, of hij welsprekend is of niet welsprekend, of hij vlot is dan wel stug van karakter, of hij gemaikkelijk is dan wel stroef in den omgang, teneinde dan van daaruit de verschillende ambtsdragers tegen elkander uit te spelen, en zichzelf met zijn kerkelijk leven en zijn houding in het kerkeüjk leven te binden aan den eenen ambtsdrager tegenover den anderen. Maar men zie of de ambtsdrager getrouw is in het uitdeelen van de verborgenheden Gods, d.w.z. de schatten en weldaden vah Gods Koninkrijk, die eertijds verborgen waren in de wereld, maar in de nieuwtestamentische bedeeling voor de wereld openbaar zijn gewordeli door de verkondiging van het Evangelie. En men binde zich dan aan dat Evangelie van den Heere Jezus Christus.

Aan deze zonde van personalisme maken we ons licht schuldig in het kerkelijk leven, zoowel gemeenteleden als ambtsdragers. Wanneer ambtsdragers de gemeenteleden zoeken te winnen voor hun persoon, ook al is het met de bedoeling om ze langs dien weg hoe langer hoe meer te winnen voor het Evangelie, dan is dat een zondige instelling op het ambt. En wanneer gemeenteleden ambtsdragers waardeeren vanwege de aangenaamheid van persoon en karakter, vanwege vlotheid en soepelheid in den omgang enz., dan is ook dat een zondige instelling ten aanzien van het ambt. Tot schade van het geloofsleven en het kerkelijk leven! Want, valt zulk een bemind ambtsdrager weg, dan verslapt ook de binding aan de kerk des Heeren.

Is de instelling op het ambt zuiver, bij ambtsdragers en gemeente, dan komt er hoe langer hoe meer binding aan den Heere Christus en Zijn Woord en dié binding zal blijven, ook al vallen ambtsdragers weg.

De kerk is niet gebonden aan bepaalde plaatsen of bepaalde personen, zij is gebonden aan den Heere Jezus Christus, haar Heer en Hoofd in den hemel. En onder dien hemel is zij verspreid en verstrooid door de geheele wereld.

9. Niet een organisatorische eenheid vormend, maar nochtans te zamen gevoegd en ver-

eenigd zijnde met hart en wil in éénen zelfden Geest, door de kracht des geloofs.

De eenheid der kerk is niet gelegen in het hebben van een aardsch centrum, hetzij een geografische hoofdstad, hetzij een centraal bestuur. Maar de eenheid der kerk is gelegen in de eenigheid des waren geloofs (Heid. Cat., Zondag 21), in de binding aan hetzelfde Woord van God door den Geest van Christus, Die leidt in de waarheid en Die vernieuwt tot gehoorzaamheid. Zoo kan het gebeuren, dat we, komen­ de in een ander deel van de wereld, waar we totaal vreemd zijn, geen aansluiting hebbend aan volkskarakter, zeden en gewoonten, toch proeven de eenigheid des waren geloofs, wanneer daar door Gods genade de kerk is geplant en bewaard. Daarvoor is niet noodig de instelling van kerkelijk verband, daarvoor is niet noodig een z.g. correspondentie. Die eenheid i s er, omdat een en dezelfde Christus vanuit den hemel door hetzelfde Woord en door denzelfden Geest Zijn kerk vergadert over het gansche aardrijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De kerk en haar diensten (Art. 27 N. G. B.)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's