GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE PERS OVER HET HEENGAAN VAN ONZE HOOFDREDACTEUR.

Enkele stemmen geven wij hier door, welke wij opvingen in de Nederlandse pers, naar aanleiding van het heengaan van de Hoofdredacteur van ons blad. In „Kerknieuws" constateert de heer Soheps:

Nóch in het officiële weefeblad der Ned. Herv. ikerk, nóch In het orgaan van de Geref. Bond, „De Waarheidsvriend", nóch in dat van de Confessionele Vereniging „Herv. Weekblad de Geref. Kerk", om van „Kerk èn Wereld", het weekblad van de Veren, van Vrijz. Hervormden en van het Weekblad van de Ned. Prot. Bond maar te z\vijgen, is ook maar met één regel van het verscheiden van prof. Schilder melding gemaakt Een gunstige uitzondering op dit alles maakt dr A. J. Bronkhorst, Ned. Herv. predikant te 's-Gravenhage, die in de „'s-Grav. kerkbode", bij het portret van prof. Schilder een ibreed In Memoriam geschreven heeft Nog opvallender is, dat verschillende kerkboden in het midden der Geref. Kerken, waar prof. Schilder werkzaam is geweest van 1914—1944, algeheel zwijgen bij de baar van deze hoogleraar. Pijnlijk doet het daarbij aan, dat daaronder twee kerkbladen zijn, die komen in gemeenten, die door de overledene gediend zijn, waarvan er één is, dat hij zelf enkele jaren zo talentvol heeft geredigeerd. Ook is er onder de Geref. kerkbladen, die in de grote steden uitkomen, één, die geen letter ter nagedachtenis van prof. Schilder heeft gegeven. Van de prov. kerkbladen zijn het er twee. Het zijn er maar drie, zij het ook drie te veel. Het schijnt toch waar te zijn, dat deze figuur te groot was voor een veelal zo verburgerlijkt landje als het onze

In de Kerkbode van de Geref. Kerken in de prov. Noord-Holland, schrijft Ds J. v. Nieuwkoop:

Wij gedenken, niet met vleselijke bitterheid, maar wel met levendige smart, dat deze man de tweede is, die nu begraven wordt, terwijl een kerkelijk vonnis nog' altijd voor Gods aangezicht geschreven ligt; onwaardig om kerkelijk hoogleraar te zijn, onwaardig om dienaar des Woords te zijn. Hes lang zal dat nog voortgaan? Bij hoeveel graven zullen we nog staan, voordat de mensen, die dit hebben aalngedurfd, opspringen, en roepen: , , neen, wij hebiben gezondigd"?

Prof. Schilder gaat het graf in, terwijl nog geen één universiteit of faculteit hem „eredoctor" heeft gemaakt. Het is smartelijk dat te bedenken, waar aan zoveel anderen, niet groter dan hij, die onderscheiding wel is toegevallen.

Geen ridderorde is aan Prof. Schilder ooit gegeven, ook niet als het „Imtjes regende". Dat is een schande. Ik zal mij blijven herinneren het getier van een Duitse departementale chef, die Schilder vogelvrij verklaarde als de auctor Intellectualis van. het geestelijk verzet in Nederland. Wie heeft de doorbraak van het Nationaal- Socialisme zó vroegtijdig en grondig 'onmogelijk gemaakt als Schilder?

Er zullen weinig mensen zijn, die zóveel gedaan hebtoen voor een volk, en zó wemig eer vonden.

In hetzelfde nummer publiceert Ds v. Nieuwkoop een brief, welke hij richtte aan de redactie van Trouw, naar aanleiding van een , , In Memoriam", geschreven in dat dagblad door Ds F. C. Meyster. In dit breedvoerig schrijven zegt Ds v. Nieuwkoop o.m.:

Ondanks de vele prijzende woorden, welke In het , , In Memoriam" voorkomen, is het diep beledigend voor de nu pas gestorven Schilder, onwaarachtig in de weergave van diens levensarheid, wemelend van soheve karakteriseringen. Deze zware woorden wil ik naar de tekst van het artikel waar maken.

Ds C. H. Lindeboom schrijft in de „Kamper Kerk­

bode: Men heeft het zoo weinig verstaan, dat juist deze figuur, die zoo ge.smaad is, om wat hij gesproken heeft van de kerk, door de woorden van den Heere Christus gegrepen is: „En Ik bid niet alleen voor deze, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij gelooven zullen: opdat zij allen één zijn, gelijkerwljs. Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat zij in ons één zijn, opdat de wereld geloove, dat Gij Mij gezonden hebt." Reeds ver vóór 1944 heeft hij aan vrienden te kennen gegeven, dat hij er prijs op stelde, dat deze woorden van Johannes 17 op zijn graf zouden worden gelezen.

En dat was geen theoretische liefde, maar een liefde die uitkwam in de concrete trouw, waarmee hij, als hij zelf niet preeken moest, opging met de scharen des Zondags. En was er op een bid- of dankdag twee keer dienst, dan was hij er, vooraan öp de stoeltjes. Want hij hunkerde naar de gemeenschap der heiligen. In alle barre eenzaamheid van de wereld, heeft hij dit de groote rijkdom geweten: die samenkomsten van God met Zijn volk. Daar werd het vette van Gods huis gesmaakt. Men mocht de Zaterdagnacht voor zijn dood nog niet eens waken aan zijn ziekbed, want dan kon men niet frisch zijn om naar de kerk te gaan. Die liefde voor de kerk, zijn strijd, om de kerk te bewaren voor het sectarlsche, voor bindingen, waar Christus niet bond, zijn hem te staan gekomen op zijn ambtelljken dood. Hij heeft geen rem willen aanleggen aan iemand, die den Christus der Schriften beleed. In de kerk moest plaats zijn voor allen, die de woorden des Heeren wilden bewaren.

Déze man is geschorst wegens de bij hem beweerde begeerte naar scheurmakiug.

Nooit zal Ik vergeten dat eene moment, toen hij, bij een toespraak tot Prof. Greljdanus (bij diens dertigjarig jubileum als hoogleeraar) over diens schorsing sprak. Hij zei daar ongeveer: , , en dat is U aangedaan door menschen, met wien ge één brood gegeten, en één drank gedronken hebt." Van ontroering kon hij de woorden er nauwelijks 'uitbrengen. Hij heeft nooit kunnen begrijpen, hoe dit alles mogelijk geweest Is in de kerk, waar we onze gemeenschap aan Christus belijden en daarom aan elkander. Dat is hem tot zijn dood een raadsel gebleven, waarover hij nooit opgehouden heeft te spreken.

In de Prov. Kerkbode (Synodaal) editie Baam schrijft Ds D. A. Zijlstra:

Zeker, ik wil niet afdoen van de taak van de historieschrijver, maar het resultaat 'vem die taak kan men niet in een „In memoriam" verwachten.

Wat Ik dan wel wil doen dat is: iets met u terug- 'beleven van de diepe indruk die men onderging als men Schilder hoorde preken.

Daartoe diene het volgende:

Het was lu de jaren van zijn studie in Erlangen. Schilder was enkele dagen thuis, ook een Zondag. Schoon vrijgesteld van aJle ambtelijke arbeid, vroeg hij mijn vader of hij 's avonds de nabetrachttng m.ocht houden. Om 4 uur güig Schilder naar het orgel in de Tidemanstraat-kerk in R'dam-Delfshaven.

Wat er in een klein uur in zijn ziel is omgegaan zal wellicht niemand weten, - maar wel ervoeren de kerkgangers, die tegen half vijf binnenkwamen, dat het orgel zwoegde en kreunde, zong en jubelde. Schilder genoot ontspanning, maar tegelijk werd. zijn geest weer geladen.

Tegen 5 uur kwam hij in de consistoriekamer prompt 5 uur stond hij op de kansel. en

Ik w^eet niet of er van de preek, die hij toen gehouden heeft, aantekening gemaakt is. Maar wel weet ik dat de tekst was: Matth. 19 : 12, de laatste woorden. Ook weet ik, dat de schuin gedrukte woordjes uit de Staten-vertaling er nog af moesten, en dat het 5 minuten over zeven was, toen we op straat stonden.

Meer wU ik van die preek niet zeggen, omdat het ten enenmale onmogelijk is. Maar als ik ooit in de goudmijn van Gods Woord heb zien graven, dan Is het toen geweest. En 'hier was de man die de diepten niet heeft kunnen weten. Ik meen te weten dat vriendenhand later hem deze tekst met brand-letters, in het Grieks, heeft aangeboden.

Welnu: nu verstaat hij, waar hij hier zo om geworsteld heeft.

De dagbladen schreven: een veel omstreden figuur. Inderdaad. Binnen de Gereformeerde gezindte en ook daarbuiten.

Maar we belijden: een mens, die zijn Koning kende en wilde dienen. Een mens, die in dit dienen zijn zonden had, als ik en u die hebben, en die daarom wist, dat hij alleen uit genade zalig zou worden. En zalig zijn Is dienen lu volkomenheid.

„De Wekker", het orgaan van de Chr. Geref. Kerken in Nederland, heeft het volgende artikel Van Prof. J. J. V. d. Schuit:

Een Strijder minder op Aarde.

Met diepe ontroering heb ik kennis genomen van het'zoo plotseling sterven van Prof. Dr K. Schilder.

Hij Is mij geweest in vroeger dagen een scherpe tegenstander.

Hij is mij geworden in later jaren een onverwachte medestander tu den strijd om de confessioneele gereformeerde waarheid.

Wij eeren in den gevallen Ridder den onvermoelden, wél gehamasten Kampvechter, die geen duimbreed toegaf, wanneer hij eenmaal het pantser had aangegespt.

Wij herdenken in hem een theoloog van groot formaat, wiens evenknie ik op heden niet ken, en vriens belezenheid van een bewonderenswaardigen omvang was.

Wij erkennen in hem een schrijver, die scherp en critisch zijn tegenstander aangreep, en hem niet spaarde, wanneer deze het waagde met Schilder den degen te kruisen.

Wij vinden in hem een Reformator, die getracht heeft Neerlands gescheurde gereformeerde gezindte bijeen te verzamelen, en die onverschrokken de Gereformeerde Kerken heeft aangeklaagd voor het forum der Gereformeerde Confessie.

Of hij daarbij in alles den julsten weg is gegaan, en of hij steeds den broedertoon heeft bewaard, daarover wil ik niet beslissen.

Maar ik ben overtuigd, dat de liefde tot Gods Waarheid en liefde tot de Gereformeerde Confessie hem heeft geïnspireerd.

Hij heeft den dag niet mogen beleven, waarop twee kerken elkander vinden, die beide zeggen niet anders te weten en te willen weten, dan de Gereformeerde Confessie als basis van samenkomen en samenleven zonder 'bindende nevenbepalingen.

Hoe thans het verloop zal zijn, nu een reformator als prof. Schilder geen plaats meer heeft in dezen kring van samenspreken, waag ik niet te zeggen.

Wel heeft dit aangrijpend sterven voor mij drieërlei beteekenls.

Vooreerst zegt het ons, dat de Koning der Kerk geen menschen, hoe begaafd en hoe groot ook, noodlg heeft om Zijn Kerk te formeeren, en te reformeeren.

Vervolgens, dat het nu al duidelijker kan blijken, of de strijd der Gereformeerde kerken, onderhoudende art. 31 D.K.O., gaat om een persoon, of om het Waarheidsbeginsel der Gereformeerde Confessie.

En ten slotte, dat hier is een ernstige roepstem: Bereid Uw huls want ook gij kunt sterven ten tijde, als gij het niet venncedt.

Schilder.-? strijd is gestreden; de strijd der Kerk duurt nog voort

Wat zal het een rust zijn om uit de verwarring van •beneden de Stad te zien, die vierkant ligt. Haar lengte was zoo groot als haar breedte. Wat zal het een verrassing zijn Hem te zien, Die ons kocht met Zijn bloed!

Hier bezwijkt het stoutste denken.

Vol aanbidding knielt hij neer.

Schilder heeft in Zijn monumentaal werk: , .Christus in Zijn lijden" veel schoons geschreven. Nu schouwt hij het alles in zuivere lijnen en zijn rijke geest peinst verder en dieper: de helft heb Ik ze niet aangezegd.

Het zal alles zoo gansch anders zijn, - wanneer wij de dingen, die ons op aarde zoo menigmaal vermoeid hebben, zullen zien in het licht der eeuwigheid van uit den troon des Lams.

DAAR wordt „DE" rust geschonken.

Rust — niet In den zin van niets doen, maar veeleer in harmonie van denken en genieten. Daar is pas cultuur!

Droeg niet één van Schilders werken den titel: „Christus en cultuur"?

Straks vóór (enopion staat er in het Grieksch) den troon zien wij niet meer , , duister", niet meer als door een beslagen venster, maar dan doorschouwen wij de grootheid der werken Gods, en wé spiegelen ze in den glans , der deugden Gods, gefundeerd in en gemanifesteerd door den Christus Gods.

DAT IS Cultuur.

Hier is het niet meer „Christus in Zijn lijden".

Hier Is het „Christus in Zijn heerlijkheid".

In „'s-Gravenhaagse Kerkbode" (Ned. Herv.) schrijft Dr A. J. Bronkhorst:

De eerste maal, dat ik Prof. Schilder beluisterde, was omstreeks 1935, op een grote N.S.B.-vergadering te Utrecht. De grote zaal van de Handelsbeurs was geheel gevuld, toen hij daar zijn machtige rede over de geestelijke gevaren van het nationaal-socialisme hield. Hij had juist gedurende bijna een jaar in Marburg gestudeerd en was daar „summa cum laude" (met de hoogste lof) tot doctor in de theologie gepromoveerd (het feit, dat hij nu net daar promoveerde - was ook aX veelzeggend, want het had toch voor de hand gelegen, dat hij bij Prof. Hepp aan de Vrije Universiteit promoveren zou, maar daar lagen zijn grootste sympathieën blijkbaar niet). Hij kende het nationaal-socialistische Duitsland dus uit eigen aanschouwing en hij had zijn ogen goed open gehad. In de discussie bleek ook wel, dat hier een geharnast strijder op het podium stond. In 1935 zag hij reeds duidelijk, wat veleü toen nog niet konden en misschien ook wel eens niet wilden zien.

Prof. Schider toonde zich een man van karakter in 1940, na de Duitse bezetting. Nooit wil ik vergeten, dat hij het toen was, die in het blad „De Reformatie" week in week uit het nationaal-socialisme bestreed met al de felheid van zijn scherpe pen, er van uitgaande, dat het de Duitsers waren, die hier toinnengevallen waren, en die dus als noodoverheid moesten worden erkend, maar niet de N.S.B.-ers. Dit standpunt werd natuurlijk door de machthebbers van die dagen maar zeer betrekkelijk gewaardeerd en Prof. Schilder zat al spoedig in de Arnhemse gevangenis. Na enkele maanden werd hij daaruit wel ontslagen, maar met een schrijfverbod. En prachtlsch ook met de noodzaak om gedurende ae gehele oorlog onder te duiken. Zo Is hij een der vaders van het Nederlandse verzet tegen het nationaal-socialisme geworden.

Nooit heb ik kimnen begrijpen, dat het nu net deze oorlogsomstandigheden moesten zijn, waarin de dogmatische tegenstellingen, de zogenaamde leergeschillen, tussen Prof. Hepp en Prof. Schilder, om in hun namen de beide partijen samen te vatten, moesten worden uitgevochten. Ik wil gaarne toegeven, dat ik alle dessous niet ken en hier alleen maar als buitenstaander kan oordelen; maar als buitenstaander blijf ik me toch verbazen, dat het niet mogelijk bleek om met deze vragen te wachten, tot de bezetting voorbij zou zijn. Dat dit Prof. Schilder en zijn aanhangers ten diepste gegriefd heeft, verbaast me daarom niets. Trouwens, Ik vermoed, dat zeer velen in deze dagen het in hun hart wel met me eens zullen zijn, dat dit geen gelukkige handelwijze is geweest.

Reeds in de week na het overlijden van Prof. Schilder verscheen Polemics, geheel gewijd aan dit ver­ scheiden, Prof. Schilder 'naar zijn vele zijden belichtend. Het artikel is van de hand van de hoofdredacteur, de heer G. Puchinger, waaruit we het volgende overnemen:

Maar daarbij zijn wij niet blijven staan

Sindsdien heeft de gereformeerde wei-eld in Nederlands voor het eerst, sinds Kuyper weer voor of tegen een groot leermeester moeten kiezen, en het moet ten bate van Prof. Schilder gezegd worden, dat hij velen deze keuze niet gemakkelijk gemaakt heeft, want hij weigerde het aanbod van enige attractie, van enige vergemakkelijking jegens wie hem getrouw bleven. Juist diegenen die hem vasthielden stelde hij vaak zijn zwaarste eisen. Slechts verwees hij constant als hulpmiddel naar een In veler oog inmiddels verouderd geibleken compendium belijdenisgeschriften, en liet niet na te onderstrepen, dat hij onder handhaving verstond: niets er aan toevoegen en niets er van af doen, tenzij in gemeen overleg.

Schilder is daarmee, hoe men ook over hem moge oordelen, het historisch monument geworden van onvermengde belijdenishandhavmg, onder begeleiding van gemeen overleg, en juist deze hardnekkige staving van wat eenmaal was vastgelegd en niet méér, heeft zeer velen in deze jaren wakker geschud uit een gedaohtengang, die onbewust meende, dat het beginsel van de kring afhankelijk zou zijn: sindsdien groeide een geslacht op, dat het de gereformeerde gezindte heeft aangedaan om dé Belijdenis der Kerk weer te aanvaarden en verdedigen als accoord van kerkelijke gemeenschap!

Toen dit eenmaal met daden aanvaard was en men naar twee zijden JA en NEEN leerde spreken, geleerd niet van een .begaafd theoloog, maar conform een gaaf mens, was daarmee tevens het algemene sein gegeven tot de herontwaking van een confessioneel-gereformeerde levensstijl, die sinds Kuypers dagen danig ingezonken was, en ik erken, dit heeft vonken gegeven, en waarlijk niet slechts binnen één kerklnstltuut, maar binnen meerdere, gelijk men goed doet bij ai deze aangelegenheden oorzaak en gevolg, inzet en strijd wèl te onderschelden!

Men is sindsdien ook in allerhande confessionele verenigingen (wij denken hier bijvoorbeeld aan de Réunisten-organlsatie, aan de Unie en de Afdelingen der Societas Studlosorum Reformatorum)i, om een term van Prof. Schilder te gebruiken, eerste- en tweedehands gezag gaan herkennen, en zo heeft Schilder nog een begin mogen meemaken van de beginsel-emancipatie, die ook ver buiten zijn naaste omgeving heeft plaats gevonden binnen de gereformeerde gezindte, en waardoor men, zonder onnodige en overhaaste scheidingen te veroorzaken, sindsdien volhardend en dapper geweigerd heeft om zonder méér de , , meerderheid" of te allen tijde restloos een absoluut „gezag" van een niet argumenterend doch slechts ponerend en moderaminerend bestuur te erkennen!

Schilder heeft daarmee niet alleen op geheel eigensoortige wijze een hernieuwd geloofszaad maar ook een krachtig werkend zelfstandlgheidszaad in de harten van vele jongeren gelegd, een zelfstajidigheid, die zich zijnerzijds allereerst hierin uitte, dat hij zich zelden rechtstreeks met hun arbeid inliet, maar dan toch met al een ibeginselzaad, waarin velen hem zowel binnen als bulten zijn kerken als leraar hebben erkend en lief gehad, want het rijk des geestes vergt soms scherpe grenzen, maar kent geen ijzeren gordijn!

Smdsdien was Schilder niet slechts het symbool van de strijd tegen de Barthlaanse onmogelijkheldsrellgie, maar evenzeer van de strijd tegen zékere Neo-Kuy~ periaanse vanzelfsprekendsheldreligle, en )n de strijd op deze belde fronten (de één extern, de ander intern) zien wij in Prof. Dr K. Schilder één der geestelijke „Vaders" van ons blad, ook al hebben wij getracht zelfstandige zonen te kweken die alle vrijheden benutten die het kenteken zijn van het-waarachtig-klnd-des- Héren-zijn!

, .Homogeen maar zelfstandig", het devies dat Kuyper jegens Groen van Prinsterer betrachtte en uitsprak, het Is ook het onze geweest, en wij zijn er zowel om zakelijke als persoonlijke redenen dankbaar voor geweest, want ons blad had een eigen taak te vervullen, mogelijk ook jegens hém!

Ook bij lichte divergentie, die hij echter schroomde aan de dag te brengen, mochten wij ons uiteindelijk In zijn sympathie verheugen; met een onderbreking van enkele maanden, is hij vanaf de oprichting tot aan zijn dood toe een meelevende (en gelijk wij van hém verwachten kunnen) bewuste lezer van ons blad geweest!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1952

De Reformatie | 8 Pagina's