GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 136

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 136

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

I

llchamelijl( geweld - zoals in een kernoorlog - dient de hoogste prioriteit te krijgen, maar het teniet doen van het structurele geweld. De vredeswetenschap zou methoden en strategieën moeten ontwerpen voor de onderdrukte, de machtelozen: zij zou zich niet meer moeten richten op het beïnvloeden van de machthebbers (wat er vaak op neerkomt dat zij in dienst van die machthebbers treden). Zij moet partij kiezen voor de machtelozen.' Het is met name de Scandinavische school (Galtung), die aandacht vraagt voor het 'structurele geweld'veroorzaakt door wetten en maatschappelijke structuren als dictatuur, apartheid, economische uitbuiting. Want - zo stelt Galtung - als de polemologie alleen maar zoekt naar de middelen om het oorlogsgeweld uit te sluiten, dan zou zij kiezen voor de belangen van het 'establishment' van de 'top dogs'. Verschil van mening is er tussen polemologen nauwelijks over de vraag of dit hun taak zou zijn. Er bestaat een vrijwel algemene afwijzing van onderzoeken, zoals het Amerikaanse Camelotproject, waarbij sociologen en anthropologen de kansen op burgeroorlog en revolutie in Latijns-Amerika moesten nagaan en middelen uitvinden hoe opstandigheid van de onderdrukte armen te voorkomen. Ook Röling acht dit misbruik van de wetenschap, maar conflicten tussen polemologen en regeringen zijn dan bepaald niet denkbeeldig, immers voor alle heersende machten is vrede, handhaving van de status quo. (De eeuwenlange berusting van de Indonesiërs in de Nederlandse overheersing, werd hier aangezien voor een Aziatische 'vredesdroom'; militaire acties tegen opstandig Atjeh heette: pacificatie; Nederlandse militairen die ingezet werden bij de 'politionele' acties kregen het ere-teken van 'Orde en Vrede'). In Warffum, waar sept. '72 het tien-jarig bestaan van het Polemologisch Instituut werd gevierd, gaf Röling dit ook met zoveel woorden toe. 'De polemologie staat kritisch, niet alleen ten aanzien van de buurman, maar ook ten opzichte van de eigen staat'. Dit in een discussie met een aantal jongere polemologen, die onder invloed van de 'Scandinavische school' felle kritiek hadden geuit op de polemologiebeoefening in Nederland. Een bundel 'Kritische polemologie' werd door Röling uitdagend beantwoord met een boek 'Polemologie' (beide boeken verschenen bij Van Gorcum, Assen), want (Röling): 'Polemologie is een kritische maatschappij-wetenschap, per definitie. Kritische polemologie is een pleonasme'. En hij wijst er in zijn boek op, dat er van meetaf aan een zeker wantrouwen is geweest jegens de vredeswetenschap, en bij menig lid van het Establisment bestaat dat wantrouwen nog. Wel wil de traditionele vredeswetenschap in tegen30

stelling tot de 'revolutionaire' vredeswetenschap zich zowel tot de elite als de massa richten, zowel tot de huidige besluitvormers als tot de bevolking die deze besluiten moet kunnen begrijpen, goedkeuren of eisen. Zijn kritici verwijt hij menigeen kopschuw te maken voor de vredeswetenschap. De tradtionele vredeswetenschap wil het vertrouwen van de elite winnen. 'Radicale veranderingen zijn nodig. Maar in onze wereld leert het inzicht in de maatschappelijke verhoudingen, dat die veranderingen slechts bereikbaar worden als ook de elite van de noodzaaklijkheid ervan overtuigd raakt.' Van diverse kanten is de laatste jaren de Vrije Universiteit aangepord om ook aan polemologie te doen. Begin 1967 vroeg het Gereformeerd Vredesberaad de synode de regering aan te sporen 'om de polemologische studie te bevorderen en het werk van polemologische instituten krachtdadig te steunen en van de resultaten van dit werk intensief gebruik te maken bij de beoefening van de buitenlandse politiek.' Vanuit de VU-vereniging werd vorig jaar bij het beraad 'De VU is van U, maar wat doe je ermee?' verschillende keren het oorlogsvraagstuk genoemd. Dat er - uiterst bescheiden - thans aan polemologie wordt gedaan aan de VU, is te danken aan een studenteninitiatief medio '69. Zeven VU-studenten reisden zo nu en dan naar Groningen om college te lopen bij Röling. Voorjaar 1970 kwam Röling enkele malen naar de VU. 'Prof. Röling is ervan overtuigd, dat in de toekomst de polemologie bij elke universiteit vaste voet zal hebben gekregen, als onderdeel van een futurologische interfaculteit, waarin ook de studie naar milieu-beheer zal worden ondergebracht. Vanuit de studie naar oorzaken en oplossing van wereldomvattende problematiek is het volgens prof. Röling mogelijk te komen tot een federale wereldorde, wellicht de enige mogelijkheid om duurzame vrede te bereiken'. (Hans Smits in V.N. 11 nov. '72) Een 'polemologendag', 10 maart 1972 aan de VU georganiseerd door de afdeling Internationale Betrekkingen van de Subfaculteit der Sociaal-kulturele Wetenschappen, getuigde van een toenemende betrokkenheid bij deze tak van wetenschap aan de VU. Eind '72, begin '73 ontwierp een 'voorbereidingscommissie Werkgroep Polemologie' uit diverse faculteiten een plan voor onderzoek en onderwijs inzake het vraagstuk van oorlog en vrede. Men kon zich beroepen op een aanbeveling van de commissie-Meynen, tien jaar geleden. Gedacht wordt aan de benoeming van een zes fulltime medewerkers. De tijd wordt rijp geacht om stappen te ondernemen. 'Hieraan bestaat ook bij de studenten duidelijk behoefte; daarnaast bereiken de universiteit herhaaldelijk verzoeken van instanties buiten de universiteit (bijv. kerken en vredesgroepen) om aan deze problematiek meer aandacht te schenken. Men geeft in overweging 'de instelling van een werkgroep Polemologie te zien als het opnemen van een nieuwe taak voor de Vrije Universiteit en daarom de voorgestelde benoemingen mogelijk te maken door aan de betreffende faculteiten voor het jaar waarin de faculteit gaat deelnemen,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 136

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's