GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 496

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 496

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

trek van de valide mannen. Deze mannen geven hun arbeid aan de reeds ontwikkelde economieën, waardoor de kloof tussen rijk en arm steeds breder wordt. Is er een oplossing voor dit probleem? Die is in theorie niet zo moeilijk te bedenken. De meeste buitenlandse arbeiders werken namelijk in de leer-, de rubber-, de textiel-, en de voedings-en genotmiddelenindustrie en ook gedeeltelijk in de scheepsbouw. Dit zijn nu net de bedrijfstakken waarvan onder meer Tinbergen heeft gesteld dat deze eigenlijk in de landen van de derde wereld thuishoren. Wat zou er dus meer voor de hand liggen dan om met investeringen uit de ontwikkelingshulpgelden deze industrieën in de thuislanden tot ontwikkeling te brengen? Het voor de hand liggende gebeurt evenwel niet en waarom is helaas wel duidelijk. De aldus opgebouwde industrieën zouden met de Westeuropese industrie concurreren, waardoor de rijke landen een gedeelte van hun welvaart zouden moeten opofferen.'

Albeda Voor hem had prof. dr. W. Albeda zich in Wending van juli 1971 al zeer sceptisch uitgelaten over het effect van migratie voor de ontwikkelingslanden. 'De migratie van arme naar rijice landen op de schaal, zoals die zich thans in WestEuropa voordoet, is een aspect van het naast elkaar voorkomen van arme en rijke landen, of beter van landen die zich in een verschillend ontwikkelingsstadium bevinden. De klassieke economie veronderstelde, dat de symbiose van arme en rijke landen in het voordeel van beide zou werken. Bij een volledig vrij verkeer van mensen en goederen zou een nieuwe arbeidsverdeling ontstaan, gebaseerd op de omstandigheid, dat elk gebied zich zou specialiseren op die produktie-activiteiten waarvoor het het meest geschikt is. Omdat het hier gaat om een relatief en niet een absoluut verschil in geschiktheid, zou elke streek in ontwikkeling komen. De ervaring zowel binnen de naties ( . . . ) als tussen de naties onderling bewijzen echter het ongelijk van deze theorie. Er ontstaat geen nieuwe arbeidsverdeling, veeleer ontwikkelt het reeds geïndustrialiseerde gebied zich verder, terwijl de niet ontwikkelde gebieden stagneren.' Ook hij meende: 'Er kan verband liggen tussen het voortbestaan in West-Europa van industrieën, die omdat ze voornamelijk ongeschoolde arbeid vragen, beter elders een plaats zouden kunnen vinden, en de migratie van arme naar rijke landen. Wordt er een protectionistisch handelsbeleid gevoerd door de rijke landen, maar een liberaal beleid ten aanzien van de migratie, dan sluit zich een cirkel der schande.' Somde Albeda in dit artikel uit 1971 nog als 22

positieve punten van trekarbeid voor de thuislanden op: geldzendingen der migranten consumptievermindering scholing der migranten betere verhouding arbeid, kapitaal en grond opvang werkloosheid (als verliespunten noemde hij: produktieverlies, investering in arbeid en gevaar van plotselinge terugkeer), tal van onderzoekers kwamen de laatste jaren met verhalen waaruit bleek, dat het verschijnsel trekarbeid voor de thuislanden nog veel rampzaliger is dan al werd gevreesd.

Rampzaliger Geen spaan bleef er heel van de optimistische geluiden van o.a. de stichting Maatschappij en Onderneming en B. en W. van Rotterdam in 1972, in de beschouwingen in de Internationale Spectator van juni 1973, gebaseerd op tal van nieuwe onderzoeken in de thuislanden zelf door wetenschappers uit diverse landen. Met name het artikel van de ontwikkelingseconoom drs. L. W. M. van Velzen verstoorde met harde gegevens gewetenssussende sprookjes, van de strekking dat er voor de thuis-

Prof. dr. W. Albeda

Min. Boersma

landen op den duur toch ook goede kanten aan de trekarbeid zaten. (Cynici kunnen opmerken dat deze feiten loskwamen, toen de Westeuropese regeringen behoefte kregen aan argumenten om de trekarbeid wat af te remmen). In de regeringsnota's van dit jaar zijn de sporen terug te vinden van de resultaten van het onderzoekswerk van de laatste jaren. Zo het regeringsoordeel dat 'op langere termijn noch het belang van de landen waaruit de vreemde werknemers komen, noch de belangen van de Nederlandse samenleving met hun komst zijn gediend.' Maar velen vrezen dat het eenvoudiger zal zijn rokers en drinkers van hun verslaving af te helpen, dan een Europees industrieland van zijn trekarbeiders. Terwijl in Nederland de discussie woedde over de regeringsplannen met de trekarbeid (o.a. de vertrekpremie van f 5000,stuitte op fel verzet) zaten ook wetenschappers niet stil. Op 4 april van dit jaar zegde minister Pronk een onderzoek 'De bijdrage van buitenlandse werknemers aan de ontwikkelingsprocessen in de landen van herkomst' te zullen financieren. Hij vroeg tegelijk met spoed een beleidsadvies, dat op basis van de thans beschikbare kennis moest worden uitgebracht. In augustus van dit jaar lag het advies er al, geschreven door drs. Frank Bovenkerk. Stuurgroepvoorzitter prof. dr. J. W. SchoorI zegt in het voorwoord van dit onthutsende rapport: 'Het advies vertoont geen optimistisch beeld ten aanzien van de sociale en economische effecten voor de landen van herkomst. Ook lijken de mogelijkheden om de gastarbeid en ontwikkelingssamenwerking met elkaar te verbinden beperkt.' Het was terughoudend uitgedrukt over het rapport, dat drs. Bovenkerk op basis van literatuuronderzoek en gesprekken met binnen- en buitenlandse deskundigen de afgelopen zomer schreef, 'n Citaat uit de samenvatting van het onderzoek: 'Hoewel de situatie van land tot land wel verschilt, de algemene conclusie is uitermate somber: het probleem van de economische achterstand wordt door emigratie niet opgelost; de ongebreidelde urbanisatie wordt nauwelijks afgezwakt; de regionale welvaartsverschilten blijven bestaan; het zijn bepaald niet de overtollige werklozen en ongeschoolden die hun land verlaten; men kan niet zonder meer zeggen dat de sociale rust er door wordt bevorderd; de spaargelden en geldoverzendingen van gastarbeiders leiden tot inflatie, met het geld wordt meer geconsumeerd dan geproduceerd; gastarbeiders doen tijdens hun verblijf in N.W.-Europa nauwelijks scholing op, en voorzover dit wel gebeurt blijkt dat de verworven kennis thuis minder toepasbaar of niet gewenst is; er gaat van de retouremigranten slechts

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 496

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's