GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 316

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 316

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

'5Q tegen 32 stemmen verworpen. 'De radio is overal nog 'n zaak van zoeken en tasten,' zegt minister Reymer.

Gevaar?

\Den Haag en de indringende media

Dat is het inderdaad. Met duidelijke huiver vraagt de overheid zich af, of het nieuwe communicatiemiddel niet op de een of andere manier een bedreiging voor de gevestigde orde zou kunnen betekenen. Opvallend is ^wel dat deze beduchtheid zich pas goed begint te openbaren als de industrie honderdduizenden radio-ontvangtoestellen in het land heeft verkocht. Verkeerde de omroep in de eerste zeven jaar van haar bestaan in dezelfde situatie als de pers, zoals Albarda in z'n interpellatie opmerkte ('vrijheid van meningsuiting met de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging"), ernst met controle op de inhoud van de programma's begint men pas te maken tegen het eind van de jaren twintig. Tal van auteurs hebben vergelijkingen getrokken met het overheidsgedrag bij de opkomst van de drukpers, waarvan de uitwerking ook niet voorspelbaar was en die daarom goed onder controle werd gehouden. Allerlei misstanden werden nog voorspeld toen in 1815 de vrijheid van drukpers in de grondwet werd vastgelegd. En hetzelfde gebeurde in 1869 nog eens toen door een verbetering van het economisch klimaat voor de pers (afschaffing van het dagbladzegel), de krant meer binnen het bereik van het 'gewone volk' kwam. Door de eeuwen heen heeft elk establishment popularisering van communicatiemogelijkheden gewantrouwd, want als kennis macht is, dan deel je dat toch niet zomaar aan jan en alleman uit. Zowel de start van de radio, als later de televisie worden dan ook begeleid door aanvankelijk laatdunkende opmerkingen van de zijde van het culturele, intellectuele en politieke establishment, waarbij de aanvankelijke afzijdigheid zich kwiek omzet in neigingen tot bemoeienis, wanneer blijkt dat deze media gezaghebbend dreigen te worden. In haar dissertatie over de vooroorlogse omroep onderscheidt dr. J. Boer twee soorten argumenten voor overheidsbemoeienis, die in het begin van de jaren dertig worden geuit. 'De eerste betroffen de wijze, waarop de omroep tot de luisteraar komt, de aard van het psychologisch contact tussen omroep en luisteraar, dat naar men dan meent, zoveel indringender is dan bij welk ander middel tot openbaarmaking ook en daarom bijzondere maatregelen vraagt; de tweede categorie betreft de eigenaardige eigenschappen van de omroepexploitatie. Wat de eerste betreft, noemt men voornamelijk de volgende punten. De omroep, zo zegt men, dringt door tot in de huiskamer en komt er niet als genode, doch ook als ongenode gast. Drukwerk, dat men niet wenst, laat men in zijn huis niet toe; de omroep kan men niet meer buitensluiten indien men hem eenmaal - door het aanschaffen van een toestel - heeft binnengehaald. Reeds om de gevaren, die hier speciaal voor de jeugd liggen, is een toezicht, scherper dan voor de pers, een preventief toezicht nodig. Minister Reymer noemde zelfs dit 'onverhoeds binnenvallen', dit 'overrompelen van den argelozen luisteraar' de 'kern' van het probleem. Hier wordt dus meer aan de zedelijke dan aan de politieke gevaren gedacht'. Zij haalt ook de vroegere VU-hoogleraren prof. mr. P. S. Gerbrandy aan, die in 1934 een boek schreef 'Hef vraagstuk van den radio-omroep', waarin hij preventieve censuur verdedigt. (Later zal Gerbrandy, zoals verderop in dit artikel blijkt, zélf eens enkele maanden een spreekverbod voor 18

de radio opgelegd krijgen, uiteraard tot z'n grote woede; het zijn niet slechts revoluties, die hun eigen kinderen verslinden).

Gerbrandy In Gerbrandy's betoog van 1934 worden de belangrijkste argumenten voor radio-censuur opgesomd. De verdienste van z'n verhaal is, dat hij de zaak in ieder geval principieel stelt. 'Is het in ons Nederland, dat in de fundeering der vrijheidsrechten in den loop der historie, in verband met den geestelijken, den religieuzen ondergrond dezer vrijheidsrechten, een vormenden invloed heeft uitgeoefend, niet vanzelfsprekend, dat men dezen evenwaardige der drukpers, den radio-omroep, met dezelfde maat mete als waarmee die pers gemeten wordt, temeer, nu juist de cultureele omroep in Nederland voor minstens 95 procent zich uit in verband met wereld- en levensbeschouwing?' 'Deze vraag,'aldus Gerbrandy, 'heeft aldus gesteld, op het eerste aanhooren een klank, die tot bevestigende beant-

Mr. P. S. Gerbrandy (in 1934) 'Preventieve censuur noodzal(elijl('.

woording doet neigen. En toch meenen wij, dat die bevestiging achterwege moet blijven.' Waarom? Z'n eerste argument is, dat de radio-omroep krachtens zijn aard, internationaal is. 'Dat beteekent dat het buitenland onder de luisteraars kan vallen. Dat Duitschers betoogen over het nationaal-soclalisme kunnen opvangen, over Jodenvervolgingen e.d.g.'. En zulks kon de woede van de zojuist aan de macht gekomen Hitler wel eens wekken, begrijpt men. Gerbrandy legt uit, dat het verschil met de drukpers is, dat niet de openbaarmaker alleen aansprakelijk wordt gesteld, maar ook zijn regering, 'Reeds deze situatie noopt tot zeker preventief toezicht'. In feite komt het er dus op neer dat men zich een stukje censuur vanuit autoritair geregeerd buitenland laat opdringen. Mej. Boer legt in haar dissertatie ook verband tussen de verscherping van het Radio-reglement april 1933 en het aan de macht komen in Duitsland van Hitler. Het Radioreglement werd toen als volgt uitgebreid: '(De mededelingen) mogen niet inhouden een rechtstreeksche dan wel zijdelingsche of bedekte ondermijning van godsdienst, zedelijkheid, gezag en volkskracht, noch kennelijk bestemd zijn voor het buitenland, indien bekend is, dan zij in een bevrienden Staat niet zijn toegelaten. Mededeelingen van politieken aard mogen bo-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 316

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's