Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 62
KOLONIALE QUAESTIE.
62 en anderen gezegd hebben
:
Maak nu
nu dient het toch nergens meer een deel der stukken nog
over
op
l>eweging
gegeven
hebben
gedrongen
maar
;
is,
zweven.
te laten
de
toch
natie
nu
!
kan vinden, waardoor van
of zijn verandering
ik begroet
in
uit eigen
hem
Niet alsof ik in het door
zooveel nieuws
gerechtvaardigd
zou worden
Licht
:
publicatie aandringt.
onderscheid
weigering
geheimzinnig waas
dit
de heer Fransen van de Putte, dien wij vroeger
Ik verheug mij zeer, dat tevergeefs
althans een einde aan dat geheim;
nadat reeds zooveel gepubliceerd
toe,
hem daarom
zienswijs verklaard
minder
niet
aan-
vroegere
zijn
welkom bond-
als
Met gemeenschappelijke krachten moet er op aangedrongen, genoot. dat nu althans het geheim voorgoed worde opgeheven en de natie tot Bedenk wel, men weet niet waartoe oordeelen in staat worde gesteld. de quaestie van Atjeh ons nog leiden kan.
De
we
hadden
bruari
doen
niets
Uitnemend
kon.
is
,
vraag
Bestaat
rijzen:
er
en toch
,
natie
buiten
kan dan
verhoogt,
bespreking
—
niet
samenhang tusschen
Avaaraan de mensch niets doen kan, en de vraag:
welk recht wij dezen oorlog gevoerd hebben
met
,
dan niet nog hooger hulp
ook
maand Fe-
de
In
met een macht, waartegen de meusch
dat zeg ik ook
,
er
een
gerechtigheid
dat
de psychologische gronden
de uitdrukking:
gisteren
worstelen
te
aan doen kan
er niets
regel,
bezigde
Minister
de mensch
als
En
?
—
geldt de
nu
ik laat
nog wel eens de dien
tegenspoed,
onder welke
leus.
en
en blijven voeren tot
dezen oogenblik?
Het Atjehsche
vraagstuk
is
een
quaestie
,
waarbij
Minister
de
van Koloniën, vooral indien deze nogmaals een minder goeden keer nam, allermeest noodig zou hebben den zedelijken steun der natie.
men door Telkens voegt men ons
Dien steun nu in
Atjeh
af.
wat ge denkt, in
die
Poeloe
snijdt
zijn
vreeze voor de publieke opinie
Spreek niet zoo openlijk
toe:
uit
en verwijst ons daarmee gedurig naar de Oeloboelangs
Penang een bureau diplomatique gevestigd hebben, om
Atjeh in te lichten ten opzichte van onze bedoelingen en onze sterkte. Ik deel,
Mijnheer de Voorzitter,
hier gesproken
de
overtuiging
is
gewinnen,
dat
men
vraag naar het recht onder de oogen derland nog een natie
en
toevallen,
recht
te
Thans
,
,
ook
;
te zien
zedelijke
Laat men hetgeen
dan zal
men
daar althans
den moed nog heeft
hier
,
die niet drijft op de
moed en
maar,
rekenen,
God begon
is
die vrees niet.
Atjeh rondbazuinen
in
vrij
in
om
de
en de overtuiging, dat Ne-
kurk van
faits
kracht bezittend
de zedelijke wilskracht heeft,
accomplis
om met
om, wat
het
het met
gelukkig ten einde te brengen. laat
men
de goeden
om
de
kwaden
lijden,
en omdat
men
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's