GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 280

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 280

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van

276

het eenigh Goddelick Wesen,

voortgekomen; en soo sal men eyndelick bevinden, dat' er is een eerste oorsaeck, waer van daen sulcks alles gekomen is: Eom. 1. 19, 20. Overmits het gene van Godt kennelick is in haer openbaer is, want Godt heeft het haer geopenbaert &c. 2. Uyt die schoone ordre, die daer is in de nature, dat is dat dit schoon gebouw des gantschen werelts, ende een yeder deel van dien soo sekerlick ordentlick ende evengeduerighlick beweeght ende geregeert wort; het welcke niet en kan geschieden, dan van een verstandige ende almachtige nature ; welcke Godt is. 8. Uyt de nature ende uytnementheyt der menschelicker ziele: want een redelicke ende verstandige nature die van een ander voortgebracht is en kan niet als mede van een verstandige nature voortge,

,

,

,

,

,

,

bracht worden want het kan niet geschieden dat de oorsake geheelick slimmer soude ^ijn, als het gene van deselve voortgebracht wort. Nu, de ziele des menschen is redelick ende verstandigh ende van een ander nature voortgebracht, soo moetse dan van een verstandige nature zijn voortgebracht dewelcke Godt Job 32. vs. 8. Sekerlick de geest die in den menis sche is ende de inblasinge des Almachtigen maeckt haerlieden verstandigh. ende Psalm 94. vss. 7, 8, 9. ons van 4. Uyt gemeyne beginselen van kennisse naturen aengeboren: gelijck daer zijn te konnen eerlicke ende oneerlicke dingen onderscheiden, tellen, rekenen het eene uyt het andere door het verstant afnemen ende besluyten, &c. dewelcke niet konnen in ons voortgebracht zijn by gevalle, ofte van een onverstandige natuer, maer mede van een verstandige oorsaeck welcke Godt is. 5. Uyt de natuerlicke kennisse in 's menschen ziele ingeplant, die haer t'sijner tijt openbaert: want daer en is geen volck soo barbarisch ende wildt, of sy hebben al te samen eenigh gevoelen van Religie, waer mede sy dan te kennen geven, dat' er een Godt ,

:

,

,

:

,

,

,

,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891

Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's

Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 280

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891

Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's