GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

ANDERHALVE EEUW KERKGESCHIEDENIS VAN AFGESCHEIDENEN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van een groot aantal plaatselijke kerken die zijn ontstaan uit de afscheidingsbeweging van de jaren 1834 en volgende, is bij de herdenking van hun 150 jarig bestaan de geschiedenis op schrift gesteld. De resultaten lopen zeer uiteen, van eenvoudige brochures tot gedegen geschiedwerken. Bij alle aandacht die in het documentatieblad aan de afscheiding van 1834 in het algemeen is geschonken, is het goed ook stil te staan bij de lokale geschiedenis. Een twintigtal publikaties van dit genre heeft de redactie van DNK bereikt. Liever dan elk boek apart te bespreken wil ik in dit artikel proberen enkele algemene trekken van deze kennelijk druk beoefende tak van de geschiedenis weer te geven, zij het ook dat gezien het karakter van ons blad de twintigste eeuw daarbij buiten beschouwing moet blijven. Ook moet het voor twee uitgaven, die voor de periode 1835-1935 een herdruk bieden van een gedenkschrift bij het honderdjarig bestaan en alleen voor de jongste halve eeuw oorspronkelijk werk leveren, nl. de boeken over Garrelsweer en Middelstum, bij een aankondiging blijven.

Het merendeel van de voor ons liggende productie heeft zijn oorsprong in de opdracht van de plaatselijke kerkeraad. Als auteurs ontmoeten we doorgaans amateurs. Men moet dit bij de beoordeling wel in het oog houden; graag vestig ik daarom aan het begin van dit artikel de aandacht op de richtlijnen die P.L. Schram in DNK nr. 21 (oktober 1985) voor lokaal kerkhistorisch onderzoek heeft gegeven, juist met het oog op amateurhistorici. Ons blad staat open voor wat "op plaatselijk terrein" wordt gepresteerd en gepubliceerd. "Waarom zouden wij elkaar niet op de hoogte brengen en voorthelpen? " was de vraag van de redactie in het eerste nummer van DNK. Maar ons uitgangspunt blijft, dat geschiedenis, ook kerkgeschiedenis, een wetenschappelijk vak is. Dat de geschoolde historicus allerlei hulpmiddelen en technieken zal gebruiken, die nu niet zijn toegepast, behoeft de waarde van wat nu met veel ijver en enthousiasme door amateurs bereikt is, niet te verkleinen. Toch vraagt men zich bij het lezen van menig geschrift dat nu voor ons

ligt, wel eens af, waarom niet in bepaalde zaken de hulp van een deskundige gevraagd is. Ook al bleef de taakomschrijving maar beperkt en bescheiden, men had met de ervaring en de kennis van een historicus zijn voordeel kunnen doen. Dit blijkt al terstond bij de volgende vraag.

Is wel de nodige distantie ten opzichte van het verleden in acht genomen? Is de amateur in staat om onbevooroordeeld te schrijven?

Zonder dat we willen beweren dat onbevooroordeeldheid altijd bereikbaar is en zonder dat we iemand van partijdigheid willen beschuldigen, moeten we ons bij controversiële zaken afvragen, of de tegenpartij wel recht wordt gedaan. Maar het is zonneklaar dat de meeste auteurs van de voor ons liggende boeken helemaal niet zo gedistanciëerd wilden schrijven. Liefde voor de eigen kerk is in dit genre historiografie haast altijd het uitgangspunt en de drijvende kracht. Heel duidelijk blijkt dit bij de behandeling van de afscheidingsbeweging zelf. Daaraan wordt begrijpelijkerwijze veel aandacht besteed. Zo nauwkeurig men nu het doen en laten van de afgescheidenen beschrijft, zo plomp en eenzijdig is haast in alle boeken en brochures de beschrijving van de Hervormde Kerk uit die dagen.

De bekende cliché's over rationalisme, verlichting enz. keren telkens terug en de fout dat om de motieven van de actie van De Cock te kennen, een schildering van de Groninger theologie nodig is, wordt ook telkens gemaakt. Laat dan al het triomfalisme dat bij het eeuwfeest van de afscheiding zo onsympathiek overheerste, nu niet meer aanwezig zijn, het is blijkbaar nog steeds mogelijk en geoorloofd t.o.v. de vroeg-negentiende-eeuwse hervormden ongeremd zwart-wit-schema's te gebruiken. Dergelijke passages staan doorgaans aan het begin, wanneer er blijkbaar behoefte was om de plaatselijke geschiedenis in groter verband op te nemen; zodra het onderzoek zich gaat richten op de eigen lokale geschiedenis, is het gevaar van dergelijke ontsporingen gelukkig sterk verminderd.

Afscheiding: dat is een daad, voltrokken door een aantal personen, die daarvan ook schriftelijk mededeling doen aan kerkeraden en andere instanties, in alle openbaarheid. Het ontstaan van een afgescheiden gemeente is dan ook altijd aanwijsbaar. Bijna elke auteur van onze gedenkschriften heeft zich moeite getroost om de juiste datum na te gaan en de acte van afscheiding met de ondertekeningen te reproduceren. Een soortgelijk document is de aanvrage om vrijheid van godsdienstoefening aan de overheid. Kan

langs deze weg niet het begin van de lokale kerk worden gevonden, dan geeft de datum van instituering der ambten houvast, anders desnoods die van de eerste doopsbediening. Het geheel overziende mag men stellen, dat de afgescheidenen vrij nauwkeurig hun handelingen hebben gedocumenteerd en de kerkelijke stukken en boeken hebben bewaard; in onze groep van twintig leverde alleen het onderzoek naar het begin der afscheiding te Arnhem geen concrete datum op, terwijl voor Beilen Dijkstra het opmerkelijke jaartal 1833 als schrijffout weet te ontmaskeren.

Aan de hand van die oudste documenten worden met zorg de namen van de eerste generatie afgescheidenen nagegaan. Hier zien we een vrij algemeen kenmerk van ons genre historieschrijvers gedemonstreerd: aandacht voor de enkeling. Het is de eer van de vrije gemeente — een groot verschil met de oude volkskerk — dat de leden zich persoonlijk verantwoordelijk weten voor het kerkverband. Voor de historicus ontstaat daaruit de verplichting, die enkeling in zijn verhaal dan ook voor het voetlicht te halen. Zo prijken in menig boek nu de lijsten van de ouderlingen en diakenen naast die van de predikanten achterin. Florijn gaat voor de oudgereformeerde gemeente van Sint-Philipsland — "een klein bijzonder met Gods gunst gezegend eilandje", aldus Ledeboer — zelfs zover, compleet de lijsten van doop-en belijdende leden van het begin tot resp. 1851 en 1856 af te drukken. Het individu gaat niet in de massa op. Het moet ook een sport zijn geweest om bij de menigvuldig gereproduceerde groepsfoto's alle namen van de afgebeelde broeders en zusters te achterhalen. Verschillende boeken hebben aldus het karakter van een familiekroniek gekregen met al dat soort verhalen dat iemand pleegt te vertellen, wanneer hij zijn fotoalbums voor de dag haalt.

De onderlinge band der afgescheidenen, versterkt door de onheuse en vaak vijandige bejegening in de naaste omgeving, vertoonde inderdaad familiale trekken, ook in de zin van werkelijke bloedverwantschap. Een en ander bevorderde eerder het isolement dan de openheid en de werfkracht. Hoe dan toch — na de grote uittocht van de emigratie naar Amerika — de afgescheiden kerken na het midden der vorige eeuw zo sterk hebben kunnen groeien, wordt ons in de onderhavige publikaties eigenlijk nergens goed duidelijk gemaakt.

De vervolgingen in de beginjaren krijgen uiteraard veel aandacht. Ongetwijfeld is het lijden van de eerste generatie door kinderen en kindskinderen ervaren als een bezegeling van de waarheid. Bij de reeds uitgebreide literatuur over de "maatregelen" bieden onze uitgaven niet veel nieuws meer.

Weinig vernemen we over het algemeen over de verhouding tot de hervormde gemeenten. In een hoofdstukje "Buiten het eigen erf" verklaren de Oenkerkers: " 't Lijkt wel of men voor elkaar niet bestaat". Toch zou de historicus het desondanks wel zijn taak moeten achten, de afgescheiden groep te tekenen in de lokale situatie, als eenmaal de breuk in de dorp-en kerkgemeenschap een feit is geworden. Hier ligt nog genoeg terrein voor sociologisch onderzoek braak, maar dit vereist uiteraard meer deskundigheid dan bij de samenstelling van een gelegenheidspublikatie verwacht mag worden.

Enkele auteurs zijn erin geslaagd ons een profiel van de eerste afgescheidenen in de eigen plaats te geven. Van Wildervank b.v., waar de vader van Hendrik de Cock burgemeester was en waar De Cock zelf ook zijn jeugd heeft doorgebracht, stelt Mulder vast dat de afgescheiden kerk sociaal en economisch gezien een sterke groep was met verschillende leidinggevende personen.

Voor de afscheidingsbeweging in Wildervank, Beilen, Dedemsvaart en St. Philipsland wordt op de invloed van de gezelschappen gewezen, een categorie waarover maar weinig documentatie bestaat. Elk gegeven is daarom van belang.

In de afgelopen anderhalve eeuw is de doleantie een bijzonder belangrijk moment voor de hier behandelde gemeenten geweest. In onze literatuur wordt er toch niet zoveel over gezegd: het betreft hier plaatsen waar de Gereformeerde Kerk nu eenmaal wortelt in de beweging van 1834 meer dan in die van 1886. Een uitzondering is Arnhem, waar de afscheiding maar zwakke consequenties had; Endedijk geeft nu een uitvoerige bespreking van de doleantie, die hier tot stand kwam o.l.v. K.W. Vethake, bepaald geen leidersfiguur en in 1891 weer teruggekeerd naar de Hervormde Kerk. In het vervolg krijgt de verhouding van de kerken A en B veel aandacht. Ook in Bolsward ging een grote groep in doleantie; afgescheidenen en dolerenden verenigden zich hier pas in 1924, aldus Jongsma's minutieuze kroniek.

Heel merkwaardig is het in de publikaties over Appingedam, Dedemsvaart, Dussen, Nijeveen, Oenkerk en Wildervank de doleantie

als een tweede afscheiding beschreven of aangeduid te zien. Is dit gebeurd met een zekere argeloosheid of mogen we daaruit concluderen, dat buiten het centrum van de doleantie menige christelijke gereformeerde kerk Kuypers reformatieprogramma inderdaad al spoedig als een tweede afscheiding ervaren heeft? Het kan ook zijn dat voor de huidige generatie de verschillen tussen de beide bewegingen langzamerhand verbleken.

Enkele van de hier zich presenterende gemeenten hebben zich van de ontwikkeling naar de Gereformeerde Kerken in Nederland gedistanciëerd. De christelijke gereformeerde pastor van Noordeloos beschrijft in een boekje waarin overigens op ongedwongen wijze de methode van "oral history" een fraaie toepassing vindt, hoe zijn voorganger in 1886 "het beginsel der scheiding" miskend achtte door Kuyper c.s. en met zijn eigen gemeente en die van Teuge en Zierikzee de Christelijke Gereformeerde Kerk voortzette, "als een nachthutje overgebleven in de komkommerhof". De huidige Vrije Evangelische Gemeente van Heerde stamt regelrecht van een in 1835 afgescheiden kerk af; hoe deze groep trouw bleef aan haar voorganger Teunis, die "te ruim" in het aanbod van het heil was naar de opvatting van de classis en de synode (niet echter volgens de Gelderse provinciale vergadering!) en werd afgezet, wordt ons meegedeeld door de huidige pastor loei, helaas op zeer summiere wijze. De kerkhistoricus Florijn beschrijft de ontwikkelingen in St.

Philipsland, waar dankzij het werk van mannen als Budding, Ledeboer en Van Dijke nu een Oud-Gereformeerde Gemeente in Nederland is. Merkwaardig is in dit verband, dat Oudloosdrechts Nederlands Gereformeerde Kerk zich niet alleen op de (een) rechte afstamming van de afscheiding, maar ook op het bezit van het uit 1836 stammende kerkgebouwtje der afgescheidenen kan beroemen.

Veel aandacht hebben in alle publikaties de predikanten gekregen. Behalve dat men zich moeite heeft gegeven om de gehele loopbaan van de plaatselijke predikanten na te gaan, heeft men soms ook de geschiedenis der eigen kerk door de jaren van het komen en gaan der predikanten geperiodiseerd, een gemakkelijke manier om de materie de baas te worden. De meeste predikanten die we in de hier genoemde boeken tegenkomen, zijn in de geschiedenis van de afgescheiden en gereformeerde kerken niet zo bekend geworden.

Arnhems afgescheidenen hadden in Brummelkamp een van de leidslieden van het eerste uur. Endedijk behandelt in zijn boek ook diens aldaar gevestigde predikantsopleiding, die voor de zwakke Arnhemse kerk van levensbelang is geweest. Brummelkamp kreeg als Arnhems predikant geen salaris, maar moest leven van zijn inkomen als docent (éénmaal per jaar kreeg hij van de gemeente een koe; juffrouw Brummelkamp verdeelde het vet onder de armen).

Ook Van Raalte heeft nog twee jaar op deze wijze te Arnhem gewerkt; zijn naam komen we telkens tegen in de Overijsselse publikaties. Florijn geeft uitvoerige bijzonderheden van Ledeboer en Van Dijke — hierbij in extenso de tekst van enkele brieven van hen beiden, enigszins verward soms, maar vol prachtige mystiek —.

Doordat vele gereformeerde (afgescheiden) kerkeraden een school onderhielden, vindt men in onze uitgaven vrij veel onderwijsgeschiedenis. Een afzonderlijke plaats kreeg de school in het boek van Moes over Dedemsvaart, in dat van Mulder over Wildervank en in dat van Dijkstra-Elgersma c.s. over Oenkerk. Ook over andere onderwerpen, zoals diakonale en financiële zaken, beroepingswerk, kerkbouw, vinden we in de onderhavige publikaties een schat van gegevens. Het karakter van deze geschriften wordt inderdaad erg sterk bepaald door de mededeling van feitelijke bijzonderheden als over deze en dergelijke onderwerpen. Daaruit laat zich dan wel het een en ander concluderen over het gewone leven van de leden dezer kerken. Ook uit de notulenboeken worden soms sprekende details gepuurd, met name betreffende tuchtzaken (meestal aangaande de huwelijksmoraal). Maar generaliserende conclusies vallen moeilijk te trekken, zolang er geen vergelijkingsmateriaal uit andere bevolkingsgroepen wordt geboden.

Het is al even opgemerkt: deze geschriften zijn op de eerste plaats bedoeld voor de leden van de eigen kerk. Het moet voor de huidige generatie zeker belangwekkend zijn iets meer te weten over het ontstaan van de gemeenschap waartoe men misschien al van kindsbeen af behoort. In dit opzicht zijn ook de kleine boekjes die we in dit overzicht nog niet hebben genoemd (over Sexbierum, Nijeveen e.a., Nieuwendijk, Landsmeer) van waarde als eerste oriëntatie, als gids voor bezoekers, nieuw ingekomenen e.a. — meer zelfs misschien, denk ik, dan die boeken die uitpuilen van alle mogelijke details. Alles is belangrijk, schijnt Jongsma ons te willen suggereren bij zijn beschrijving van Bolswards gereformeerde verleden,

daarbij vergetend dat een historicus meer mag en meer moet doen dan het opsommen van feitjes en cijfertjes.

Hoe leest nu een "buitenstaander" deze historiën? Naar mijn mening zal ieder, die geïnteresseerd is in de geschiedenis der Gereformeerde Kerken zijn voordeel doen met lokale geschiedschrijving.

Wil de geschiedenis van deze kerken-in-het-algemeen concreet worden, dan moet het lokale materiaal daarin worden verwerkt. Ook al gaan de landelijke ontwikkelingen op theologisch e.a. gebied misschien over het hoofd van menig kerkganger heen, toch krijgt hij met de consequenties ervan in allerlei opzicht te maken. Zo kan de lokale kerkgeschiedenis een afspiegeling zijn van wat er op landelijk niveau plaatsvindt. Heel direkt heeft bovendien de geschiedenis van eigen dorp en stad, eigen familie en school waarde voor de tegenwoordig haast modieus aangeprezen mentaliteitsgeschiedenis, voor de sociologie van beroepen, kerken, groepen, streken enz.

Slechts op enkele saillante punten heb ik in het voorafgaande kunnen wijzen; naar mijn indruk hebben onze auteurs in het algemeen de materie alleen nog maar verkend! Allerlei her en der ingevlochten anecdotes kunnen de lectuur bepaald verlevendigen, maar zeggen au fond niet zoveel, zolang niet het verband wordt gegeven, waarin dergelijke details ingepast moeten worden.

Willen de plaatselijke kerkhistorici tenslotte niet ook het geloof van het voorgeslacht beschrijven en zichtbaar maken? Ook zonder dat dit met zoveel woorden wordt gezegd, zal dit zeker het geval zijn. Het gevaar dat men daarbij zo licht vervalt in stichtelijke frazen, is reëel, maar onze auteurs hebben zich in dit opzicht haast overal een grote terughoudendheid opgelegd. Moeilijk blijft het, om honderd, honderdvijftig jaar later het geloofsleven van iemand te typeren, zelfs al hebben we allerlei materiaal daarvoor in brieven, publikaties enz. Dat de ons nu aangeboden geschriften het zovaak bij algemene aanduidingen hebben gelaten, is dan ook gemakkelijk gezegd en is niet bedoeld als kritiek. Maar al blijft er in dit opzicht nog veel te wensen over, uit alles waarvan we nu kennis hebben kunnen nemen, rijst het beeld op van een onverzettelijk slag protestanten, voor wie er alles aan gelegen was hun God te kunnen dienen naar hun geweten en hun kinderen te mogen opvoeden naar hun geloof, — afgescheidenen weliswaar, maar die zich wisten te staan in de traditie van de kerk der eeuwen dwars tegen alles wat de moderne tijd verwachtte, — merendeels mensen zon-

der veel studie of artisticiteit, maar die zich lieten scholen door de apostelen en wier vroomheid werd gevoed met de psalmen, — die de eeuwenoude romaanse en gothische kerkgebouwen verlieten voor een primitief gebouwtje waar ze als gevelsteen de tekst lieten aanbrengen: "Dit is niet dan een huis Gods", of ook: "Gaat tot Zijn poorten in met lof".

Lijst van de hierboven bedoelde uitgaven:

1. Een kerk op weg. 1835-1985. 150 jaar Gereformeerden in Appingedam, Uitgeverij Noorderboek, Groningen 1985. Dl. 312 bldz. (samenstellers: G. Kuiper, J.A. Blaak) f. 19, 50.

2. H.C. Endedijk, Als een adelaar zijn vleugels . . . Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk van Arnhem, Uitgeversmaatschappij J.H. Kok Kampen (1986). 111. 153 bldz. f. 25, - .

3. Liefelijke woning . . . Gedenkboek honderdvijfitg jaar Gereformeerd leven in Beilen 1835-1985 (Uitgave van Geref. Kerk Beilen). UI. 112 bldz. (Bijdragen van J. Doedens, G.J. Dijkstra, H.H. Sijtsema e.a.) f. 19, 90 (verkrijgbaar bij Boekhandel Kerkhove, Postbus 46, Beilen).

4. K. Jongsma, Dankbaar gedenken. De geschiedenis van de Gereformeerde Kerk vanBolsward, Het witte Boekhuis Bolsward 1985. 111. 479 bldz. f. 49, 50.

5. J. Moes, Werp uw brood uit op het water . . . Momenten uit 150 jaar Gereformeerd kerkelijk leven en ruim 90 jaar Gereformeerd schoolleven te Dedemsvaart. (Uitgave van Geref. Kerk Dedemsvaart) (z.j.). Dl. 258 bldz. f. 20, - (verkrijgbaar bij Boekhandel Rooseboom Dedemsvaart).

6. T. den Bok, W.J. van Andel-Bartels, Jubileum-uitgave 1835-1985 bij honderdvijftig jaar Gereformeerde Kerk te Dussen (. . .) (z.p. en j.) UI. 85 bldz. f. 10, - . (verkrijgbaar bij T. den Bok, Dussen).

7. Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Garrelsweer bij de herdenking van haar honderdjarig bestaan aangevuld met de beschrijving van de periode 1935-1985, Uitgeverij Noorderboek Groningen 1985. Dl. 64 bldz. (samenstellers: B.L. Smit, W.J. Kruizenga e.a.) f. 17, 50. — Op bldz. 7-25 herdruk van: J.H. Staal, Kort overzicht van de geschiedenis der Geref. Kerk te Garrelsweer bij de herdenking van haar honderdjarig bestaan, Boekhandel Noot Loppersum —.

8. (J.M. Weststrate, Anderhalve eeuw Vrije Evangelische Gemeente in Heerde) (Heerde 1985). UI. 47 bldz. f. 7, 50 (verkrijgbaar bij J.M. Weststrate, Heerde).

9. P.A. de Baare, (Uit vroeger dagen. Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk van Landsmeer) 1985 (z.p.). El. 48 bldz. f. 6, - (verkrijgbaar bij Geref. Kerk Landsmeer).

10. J.F. van Hulsteijn J.Fz., De Gereformeerde Kerk te Middelstum 1835-1935 (. . .) 1835-1986. Opnieuw uitgegeven door de Gereformeerde Kerk te Middelstum, 20 september 1985, aangevuld met gegevens uit de periode 1935-1985, Uitgave: Scholma Druk, Bedum. 111. 307 bldz. f. 52, 50. (verkrijgbaar bij: R. Kuipers, Middelstum).

11. (Honderdvijftig jaar Gereformeerde Kerk in Nieuwendijk 1835-1985).

(z.p. en j.). EI. 48 bldz. (bijdragen van W.B. van der Meulen, G. Verhagen, J. Biesheuvel e.a.). f. 6, 50 (verkrijgbaar bij Geref. Kerk Nieuwendijk).

12. (B. de Romph) Om 's Heeren huis in U gebouwd. Geschiedenis van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Noordeloos 1836-1986, Noordeloos 1986 (Uitgave van Chr. Geref. Kerk Noordeloos). 111. 88 bldz. f. 15, - .

13. (Jan Meer), (Tussen vallen en opstanding. Jubileumuitgave ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de Gereformeerde Kerk van Nijeveen-Havelte-Wanneperveen), (z.p., z.j.). Dl. 60 bldz. f. 9, 95 (verkrijgbaar bij Geref. Kerk Nijeveen).

14. N. Dijkstra-Elgersma, M.K. Krijger, E.J. Pieters, De Kerk in 't midden.

1836-1986: De Gereformeerde Kerk van Oenkerk 150 jaar onderweg (1986), (Uitgave van de Geref. Kerk van Oenkerk in samenwerking met het Friesch Dagblad). Hl. 317 bldz. f. 27, 50 (verkrijgbaar bij mw. J.C.

Kapel-Hofland, Oenkerk).

15. A. Ruiter, ... Op weg . . . Anderhalve eeuw Gereformeerde Kerk Ommen, (z.j.) (Uitgave van Geref. Kerk Ommen). 111. 111 bldz. f. 12, 50 (verkrijgbaar bij A. Ruiter, Ommen).

16. J. Bouma, De Afscheiding van 1834 in Oud-Loosdrecht, (1985) (Uitgave van Ned, Geref. Kerk Oud-Loosdrecht) 111. (32 bldz.).

17. (Gereformeerde Kerk Sexbierum), (z.p. en j.). 111. 44 bldz. (bijdragen van J.R. Smit e.a., samensteller: Hilbr.Westra). f. 5, - (verkrijgbaar bij

H. Westra, Sexbierum). 18. H. Florijn, Gedenkt der vorige dagen. Overzicht van de geschiedenis der Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland te St. Philipsland, 1984 (Uitgave Kerkeraad St. Philipsland). 111. 302 bldz. f. 27, 50 (verkrijgbaar bij Oud Geref. Gemeente St. Philipsland).

19. Dirk Mulder, Anders dan de wereld. Anderhalve eeuw Gereformeerde Kerk in Wildervank 1835-1985, Uitgeverij Dekker & Huisman Wildervank (1985). 111. 144 bldz. f. 17, 90.

20. (J. van Weerden), 1835-1985. 150 jaar Gereformeerde Kerk 't Zandt, Uitgeverij Noorderboek Groningen 1985. 111. 110 bldz. f. 17, 50.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1987

DNK | 83 Pagina's

ANDERHALVE EEUW KERKGESCHIEDENIS VAN  AFGESCHEIDENEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1987

DNK | 83 Pagina's