GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

¶ Willem Bilderdijk Van de Wederoprichting aller dingen

Bekijk het origineel

¶ Willem Bilderdijk Van de Wederoprichting aller dingen

(Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UvA), Hs. Ec 76)

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

¶ Bezorgd door Joris van Eijnatten

Opmerkingen

In deze weergave van Hs. Ec 76 in de collectie van de Universiteit van Amsterdam is de nummering op het manuscript behouden (deze nummering is niet van Bilderdijk zelf). Passages in de kantlijn zijn volgens de aanwijzingen van de schrijver op het manuscript in de tekst ingevoegd. Onderstreepte woorden zijn - eveneens volgens de redactionele lijn die Bilderdijk zélf doorgaans volgde - cursief gedrukt; dubbel onderstreepte woorden in hoofdletters. Bilderdijk heeft niet overal hoofdletters gebruikt aan het begin van volzinnen. Normaal gesproken zou hij bij een laatste revisie van zijn teksten dubbele onderstrepingen onder de als hoofdletters af te drukken letters of woorden hebben geplaatst. Dat heeft hij in deze tekst slechts voor een deel gedaan. Omdat hij doorgaans zeer secuur te werk ging, is in de onderstaande transcriptie ook wat dit punt betreft de oorspronkelijke tekst niet gewijzigd.

De voetnoten van de auteur heb ik als zodanig gehandhaafd; passages tussen vierkante haakjes [ ] in de voetnoten bevatten echter commentaar van mij. De passages in Grieks komen voor rekening van Bilderdijk. Bladzijden 1-3 vormen een afgerond geheel, dat eindigt met een fraaie krul en geschreven is op één door midden gevouwen foliovel (de vierde bladzijde hiervan is niet beschreven). Bladzijden 4-5 zijn een toevoeging; dat geldt ook voor het slotstuk op bladzijde 5 (na de streep). Het gehele opstel is net geschreven en blijkbaar gereed voor verspreiding, wellicht voor publicatie.

Tekst

Hs. Ec 76 (blz. 1)

Paulus spreekt Hand. III, 21 van 'de wederoprichting aller dingen die N.B. God gesproken heeft door den mond aller zijner heilige profeten van alle eeuwe.' 1

Mattheus xix, 28 spreekt van de 'wedergeboorte wanneer de Zoon des menschen zal gezeten zijn op den throon zijner heerlykheid: ' 2 als wanneer de Heiland zijnen Apostelen twaalf thronen toezegt.

Dezen tyd noemt Hy 'zijn Koninkrijk, waarin zy zullen eten en drinken aan Zyn tafel, zittende op thronen & c. 3

beide plaatsen voegen daarby het verdelen van den 12 geslachten Israëls. 4 hetgeen Paulus te recht verstaat van de (geheele) wareld, 1 Cor. vi, 2. 5

Ditzelfde schijnt Jezus te noemen het Koninrijk zijns Vaders, Matth. xxvi, 29. 'Ik zegge U, dat ik van nu aan niet zal drinken van deze vrucht des wynstoks, tot op dien dag, dat ik met U deselve nieuw (KCUUOU) zal drinken in' t koninkrijk mijns Vaders.'

Is dit alles geen bloot woordenspel, zoo wachten wy derhalve een Koninkrijk van God, waarin Jesus op den throon zit, en onder Hem zyne geloovige Apostelen, in 't lichaam, en op eene lichaamlijke wijze levende.

de plaats Openb. III. v. 20-21, 6 bevestigt dit eenigermate twijfelachtiger, om het verbloemde in deze gezichten en uitdrukkingen, maar in de aangehaalde schijnt geen uitweg.

Deze wedergeboorte dan is de staat na Jesus wederkomstop aarde, wanneer hij getriomfeerd zal hebben en duizend jaren met hen die voor hem geleden hebben regeeren zal. Openb. xx. 7 Na die duizend jaar staan eerst de overige

dooden op. ib. 5, 11-13; en worden geoordeeld en gestraft. 8

En alsdan wordt er een nieuwe hemel en aarde. Openb. xxi, l. 9 die straf gaat voor de vernieuwing van hemel en aarde. Want de tweede dood heeft plaats voor deze vernieuwing, xx, 14. 10 En de verzen 6-8 van het xxi Kap. zyn geen verhaal van het geen na de vernieuwing gebeurt, die aldaar verhaald is, maar woorden van waarschouwing voor de nu levende menschen door Jesus uitgesproken en door Joannes op zyn last opgeteekend, die het gevolg van getrouwheid en de straf van afval tevens uitdrukken (zie v. 7 en 8); 11 welke reeds aan Joannes in Kap. xx. vertoond was.

Welk zelfde ook gezegd moet worden van xxn, 14, 15, 12 die een herhaling van dezelfde waarschouwing behelzen, 13 met dezelfde voorrede. Zie xxi, 6 en xxii, 13.

Maar is de wederoprichting aller dingen hetzelfde met die wedergeboorte, gelyk sommigen meenen? Neen: want de wedergeboorte raakt den mensch, en wel den zaligen mensch der eerste opstanding alleen; en dit van Jesus wederkomst af tot waar de tweede dood plaats heeft, en de wederoprichting betreft alle dingen, als Paulus zegt, en (zoo Joannes getuigt) niet slechts alle menschen, maar hemel en aarde; dus alles wat tot den omvang van onze menschelijke kennis behoort, of in haar bereik valt.

En die wederoprichting aller dingen is van God beloofd door den mond van alle zijne heilige profeten, zegt Paulus, 14 die de profeten verstond; het geen wy niet doen dan ten aanzien van 't geen de uitkomst verduidelijkt heeft. Zoo dat wy zonder daar naar by de profeten te zoeken, dit moge n aannemen.

Hs. Ec 76 (blz. 2)

Wy vinden haar ook by de oude Christenkerk geloofd en geleerd. Basilius noemt haar de wedergeboorte der eeuw (TTaXiyyeve^ia aiiovoc) na de cruvTeXela Ta Kocjia (de voleiding der wareld.f)] Doch anderen als Augustinus, meenen haar te zijn de tweede opstanding. 15 Dan, schoon door die tweede opstanding verstaan kan worden de opstanding na de 1000 jaar van Jesus regeering, by de genen die dit lOOOjarig ryk niet stellen, moet zy wel een tweede opstanding beteekenen. en dan zal toch de zaak op hetzelfde neêrkomen.

Slaan wy nu een oog op de Godlyke huishouding ten onzen aanzien. Hy deelt ons het toekomstige mede, naar onze behoefte. Aan de oude patriarchen algemeene belofte van herstel uit de straf, in de geboorte van 't vrouwenzaad. - uit Abrahams huis - uit Davids geslacht. Allengskens wordt de Verlosser of Hersteller kenbaar als voldoener voor onze zonden, als koning in eeuwigheid, en de tyd zijner verschyning in 't vleesch met de stad zijner geboorte wordt bepaaldelyk aangetoond; zoodanig dat men hem juist toen wachten moest, en erkennen kon. Dus verre 't O. Test[amen]t.

Jesus verschijnt, lijdt, en voldoet, en het N. T[estamen]t is daar. Nu verwaardigt ons God met openbaringen van al 't geene tot het einde toe van deze bedeeling behoort. Opstanding, vroeger of later, ter zaligheid of ten verderve, is ons kennelyk gemaakt, tot die maat, waar wy in dit vleesch vatbaar voor zijn. en wy worden dus gewezen op een derde bedeeling, die in deze even zoo een verwachting blijft, als Jesus voldoening in de oude bedeeling: en die uit dien hoofde voor ons dezelfde duisterheid moet hebben, als de wijze en toedracht van Jesus lijden voor de Joden des O. Test[amen]ts had.

Die derde bedeeling begint met de opstanding. - Voor de bevoorrechte, dus, met Christus Rijk op aarde, voor anderen, na het eindigen van dat Rijk. Als dan eerst behoeven wy, alsdan eerst mogen wy weten het geen ons nog niet geopenbaard is geworden; en het moet tot zoo lang met duister omhuld zijn, even als voor de Joden duister was, hoe het lyden van de Messias met zijn heerschappy samenhing, het geen zij nooit heb-

ben kunnen vereffenen. Hun was niet bekend gemaakt, wat ons bekend is; het zou hun onnut en schadelijk geweest zijn, zy konden 't niet dragen: En het is even zoo met ons ten opzichte van het toekomstige der derde bedeeling. Alleen wachtede zy den Verlosser. Wy hebben alleen het Oordeel met genade of straf te wachten. Niets meer vooralsnog.

Maar een wenk is ons gegeven: wanneer wy den Engel zien die in het laatste der dagen het EEUWIG Evangelie door de lucht verkondigt. Openb. xiv, 6. 16 Dit eeuwig Evangelie is het evangelie, de Verkondiging van Gods genade (want dit brengt de naam mede) omtrent de Eeuwigheid. Wat behoeven wy meer?

Wat behoeven wy meer, zeg ik, dan te weten, dat God in die bedeeling zich wederom genadig zal betoonen; en eene wederoprechting aller dingen plaats hebben. Die toch niet verstaan kan worden van levenlooze zaken (als de aarde en haar voortbrengselen). En ook niet van de reeds zalig geworden menschen. Immers, ten behoeve van wie zal zy zijn? Ten behoeve

Hs. Ec 76 (blz. 3)

van die in de hemel niet zijn, en met het nieuwe Jerusalem uit den hemel niet op de nieuwe aarde nederdalen. Neen; dezen komen daar plaats nemen, als 't middelpunt van heil, waarom de anderen samenvloeien, en waaruit het hemelgeluk zich naar alomme verspreidt en vermeerdert. Daar zal de herstelde doemeling (kunnen wij ons voorstellen) in den verderen of minderen afstand van dat middelpunt zijn straf blyven erkennen als rechtvaardig; maar tevens in de meerdere of mindere aannadering de[r? ] begenadiging, na dat zy uit den poel, welke zy met den Duivel en zijne Engelen dulden, (en die nu verdwenen is, ) door den zelfden Heiland gered zijn, wiens bloed kostbaar genoeg is, om duizend warelden vol gevallen menschen te rechtvaardigen, zoo dra zy verwaardigd worden met het aannemen van hem.

Ander besef kan ik my van de Wederoprechting van alles, niet maken.

Men zegge derhalve niet: Een ander denkbeeld vatten wy op, uit het geen ons van deze staat der doemenis geleerd wordt. Wy zien daar het verlichten der straf, het terug brengen tot God, niet in. - De Joden toch zagen even weinig het te rug brengen der Heidenen tot God. Zy vonden in de profecyen daar van of onderwerping aan het Joodsche rijk, of overgang tot de Joodsche eerdienst. - Nu lezen wy Christenen in die plaatsen, 't geen zy Joden daar niet uit konden lezen. En even zoo zullen wy eenmaal in een nieuwe bedeeling zijnde, bevinden dat het in de onze geleerd was, maar voor ons onopgemerkt en onverstaan blijven moest, om dat het ons niet aanging, niet ter onzer zaligheid diende, en een nieuwen trap van bekendwording met Gods goedheid en volmaaktheid oplevert, die voor hooger vordering bestemd was, tot welke hy uit den aart der zake behoorde. De Heidenen waren verworpelingen, en echter gaan zy in de gemeenschap met God door den Heiland, den Joden thands voor, welke zich van dien Heiland afgewend hebben. Nu zijn het de Joden, ten aanzien der gewezen Heidenen, maar zy zullen wederom afvalligen Christenen voorgaan. En waarom zoude 't Evangelie der eeuwigheid minder vermogen dan het geen WY ontfangen hebben tot ONZE zaligheid, die gewerkt moet worden in vreeze en beving, en niet in zorgeloosheid voor de toekomst?

Neen, zy Gods geheimenis ons heilig, maar wanhopen wy NOCH aan Gods goedheid, NOCH aan de oneindige waarde van Jesus vergoten bloed!

Door 't welke God alle dingen tot zich verzoent, zoowel

‘die in de hemelen als die op aarde zijn.’

Coloss. i.20. 17

Hs. Ec 76 (blz. 4)

De nieuwe hemel en aarde worden beloofd Jes. LXVI, 17 en LXVII, 22. 18 Men heeft dit als een wijze van spreken willen aanmerken, als drukte het slechts een groote verandering uit; maar die uitlegging is blijkbaar valsch, dewijl die verandering die in de laatste plaats beloofd wordt, vergeleken wordt by dien nieuwen hemel en nieuwe aarde, en dus niet hetzelfde ding kan zijn. 'Want GELYK als die nieuwe hemel en die nieuwe aarde, die ik maken zal, voor mijn aangezichte zullen staan, ALZOO zal OOKU-Iieder zaad en naam (voor mijn aangezichte) staan.' DE nieuwe hemel-en aard-vorming wordt daar als zeker en bekend ondersteld, en dient tot verzekering van het herstel des Israëlitischen zaads. Petrus in zijn ii brief, k. m, 11, en Joannes in zijn Openb. kap. xxi, 1 bevestigen ook de zaak, als wezendlijke, letterlijke gebeurtenis, en laten geen denkbeeld of zweem van verbloemdheid daarby toe. 19

In de nieuwe aarde is 'geen zee meer'. Openb. xxi, 1. Een geheel andere vorming derhalve, want de onze kan zonder de zee niet bestaan. En natuurlijk: want de opgestane mensch is ook geheel anders, 'de dood zal niet meer zijn.' ib. 4, en de woning der menschen, de straten en wegen der stad, zijn niet op een vlakte, maar in de 3 dimensien (ib. 16) 20 zoo dat alles eene lo[o? ]se, doorzichtige, en voor 't lichaam (dat men dan hebben zal) doordringbare stof zijn zal. Het geen ook begrijpbaar maakt, dat elke poort een parel zal zijn; 21 zoo wel ten aanzien der grootte van zulk eene parel, als ten aanzien van de stof zelve, 't Zelfde is waar tenaanzien van 't goud waaruit de stad, de gesteenten & c. Dit zijn de stoffen (wezendlykste), door 't vuur gelouterd en doorzichtig geworden als v. 18 zegt: 'de stad was zuiver goud, zuiver glas gelijk zijnde.' en v. 21. 'zuiver goud, gelyk doorluchtig (dat is doorschijnend, het licht doorlatend) glas.'

Daar is ook geen zon of artificieel licht: t is de godheid die alles doorstraalt; xxii, 5. 22 - Het is dus wel te recht een nieuwe hemel en aarde. 23 Maar intusschen zijn de menschen gestorven geweest. De zaligen ten hoogen hemel opgenomen, de onzaligen in den vuur en sulferpoel geworpen. En als de nieuwe wareld daar is, daalt de woning der zaligen ('t nieuwe Jeruzalem) met hen op de nieuwe aarde:24 even als ik my voorstelle dat het paradijs van de aarde is opgenomen, na dat het door Adam verbeurd was. Nu wordt gezegd, dat dit Jeruzalem niet afgezonderd zal zijn, maar 'de volkeren in deszelfs licht wandelen' zullen, ib. 24. 'de heerlykheid en eer der 25 koningen & [staten? ] daarin zullen brengen, 26, maar niets dat ontreinigt & c. 26

Wie nu zijn nu die Koningen der aarde? wie die Volkeren? die by de zaligheid der uitverkorenen zonder onder hen te behooren, toegelaten worden?

Kinderen en afstammelingen kan men niet denken; dezen (gesteld wordende) moeten, uit zalige ouders in zaligheid voortgebracht, zelf zoo zalig als deze zijn.

Wat dan? een geheel nieuwe menschenschepping, die niets met Adam gemeen heeft? Daar vindt men den minsten zweem niet van.

Hs. Ec 76 (blz. 5)

Wat dan blijft er overig? Een toevloed van nieuw-van later gezaligden, uit de latere bedeeling, waar van wederom uitgesloten zijn de honden, toovenaars, de hoereerders en doodslagers, en afgodendienaars, en aanhangers der leugen (Openb. xxn, 15); welke (naamlyk) in hun kwaad zijn bly ven volharden, en ook dan het Evangelie niet aannemen.

En dit bevestigt de uitdrukking van de volken die zalig worden (In 't Grieksch: e volken van die zalig worden, TOL ê0vr| T[CÜV] CTW£O|_LCUIJV):27 want de geloovigen in deze bedeeling worden de 12 stammen Israëls ingelijft. Openb. vn, 3-9 28 Zelfs gaan zy den Joden voor, die de volheid der Heidenen die [nu? ] voortgaat, volg.s Paulus, 29 in

hun toevlucht tot Christus eerst volgen zullen. Hoe kan men derhalve de uit de Heidenen gewonnen Christenen van het Nieuw en Hemelsch Jerusalem uitsluiten? - Maar terwijl die bekeerlingen des Euangelies die stad bewonen, wordt de nieuwe aarde vervuld van (geheele) volken van ZAUGWORDENDE (NB niet zaliggewordenen maar zaligwordenden, aci)£op.c& oi) die toestroomen. Ja, zoo zij het, Amen! behaagt het Hem, Wiens naam eeuwig geprezen zij!

Noten


1 Gr. cnTOKaTacacic TTaimov.

2 TraXiyyevecia ['(...) gij, die Mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des menschen zal gezeten zijn op de troon Zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten Israëls'].

3 Luc. XXII, 30 ['Opdat gij eet en drinkt aan mijn tafel in Mijn Koninkrijk, en zit op tronen, oordelende de twaalf geslachten Israëls'].

4 N.B.

5 [ 'Weet gij niet, dat de heiligen de wereld oordelen zullen? ']

6 [ 'Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon'].

7 [Open. 20:4 '(...) en zij leefden en heersten als koningen met Christus, de duizend jaren'].

8 [0pen.20:5 'Maar de overigen doden werdenniet weder levend, totdat de duizend jaren geëindigd waren. Deze is de eerste opstanding'. Open. 20:11-13 spreekt over het laatste oordeel],

9 [Open. 21:1 'En ik zag een nieuwen hemel en een nieuwe aarde'].

10 [Open. 20:14 'en de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood'].

11 [Open. 21:7 'Die overwint, zal alles beërven; en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn'].

12 [Open. 22:15 'Maar buiten zullen zijn de honden, en de tovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk die de leugen liefheeft, en doet'].

13 Quaerit potest de regeneratione (Wedergeb.), anhfc spectat locus Joann. 111. 3, 5? - Crederam v 3 hüc deridè respicere: v 5 autem ad regenerationern p[ro] baptismam ac conversionem, generatiori significatu, ut Tit. ni.5, q[uo]ad omnes fideles pertinet. de regeneratione in regno terrestri sermonem esse, patet e versu 12: q[uo] re vera dicitur Christus v. 3 de re terrestri locutus esse. quam tamen mox mittit, verbaq[ue] aliorsum defelectit, v. 5., ob Nicodemi habetudinem. [De betekenis van deze noot van Bilderdijk luidt als volgt: de passage Joh 3:5, 'Zo iemand niet geboren wordt uit water en geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan', slaat op alle gelovigen (Titus 3:5, 'het bad der wedergeboorte'). Vers 3 heeft echter betrekking op het aardse koninkrijk (Joh 3:3, 'Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien')].

14 [Hand. 3:21],

15 [Augustinus, De civitate Dei L. xx, cap. ix; de tekst van Basilius heb ik niet kunnen traceren].

16 [Open. 14:6 'En ik zag een anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie, om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk'].

17 [Kol. 1:20 '(...) door het bloed Zijns kruises, door Hem, zeg ik, alle dingen verzoenen zou tot Zichzelven, hetzij de dingen, die op de aarde, hetzij de dingen die in de hemelen zijn'].

18 [In de Statenvertaling zijn dit Jes. 65:17en66:22. Jes. 65:17 'Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde'; Jes 66:22 'Want gelijk als die nieuwe hemel en die nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor Mijn aangezicht zullen staan'].

19 [De verwijzing 2 Petrus 3:11 moet zijn 2 Petrus 3:13 'Maar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde'; Open. 21:1 'En ik zag een nieuwen hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer'.]

20 [Open. 21:16 'En de stad lag vierkant, en haar lengte was zo groot als haar breedte'.]

21 [Open. 21:21.]

22 [Open. 22:5 '(...) en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen'.]

23 Door hemel versta men het geen den aardbol omringt, zoo verre het tot dezen in verband staat, gelyk alom.

24 Openb. xxi, 2.

25 [Hier is het woord 'volkeren' doorgestreept.]

26 [Open. 21:24 'En de volken, die zalig worden, zullen in haar licht wandelen; en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid en eer in dezelve'; Open. 21:26 'En zij zullen de heerlijkheid en de eerder volken daarin brengen'; Open. 21:27 'En in haar zal niet inkomen iets, dat ontreinigt (...)'.]

27 [Open. 21:24: 'de volken, die zalig worden'.]

28 [Open. 7:4 'En ik hoorde het getal dergenen, die verzegeld waren: honderd vier en veertig duizend waren verzegeld uit alle geslachten der kinderen Israëls'.]

29 [Rom. 11:25.]

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1997

DNK | 64 Pagina's

¶ Willem Bilderdijk Van de Wederoprichting aller dingen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1997

DNK | 64 Pagina's