GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

VAN EVIDENTE BETEKENIS

De oprichting van de Wereldraad van Kerken en de Nederlandse Hervormde Kerk

38 minuten leestijd Arcering uitzetten

De oprichting van de Wereldraad van Kerken en de Nederlandse Hervormde Kerk

Het was op 8 mei 1946 dat scriba E. Emmen aan de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk meedeelde dat de Wereldraad nu 'binnen afzienbare tijd een meer stellige figuur' zou worden. Zonder slag of stoot bekrachtigde de generale synode het reeds in 1939 genomen besluit tot lidmaatschap van deze organisatie. Voor de oorlog al werden de oprichting van de Wereldraad en het lidmaatschap van de Hervormde Kerk een evidente zaak geacht, getuige de volgende standpuntbepaling:

De commissie voor de stukken deelt u mede een schrijven van de door algemeene synodale commissie op 18 november 1.1. aangewezen heeren professoren dr. W.J. Aalders, dr. G. Sevenster en dr. H. Kraemer, - aan wie verzocht werd advies uit te brengen over het verzoek aan de synode gericht om lid te worden van den Oecumenischen Raad der Kerken (World Council of Churches in process of formation), - ontvangen te hebben ten prae-advies aan uwe vergadering. In dit schrijven, d.d. 17 juli 1939, raden de drie boven genoemde heeren aan tot deelname aan den World Council of Churches. Er is in dezen reeds een schakel in den persoon van prof. dr. S.F.H.J. Berkelbach van den Sprenkel, die medewerkte aan de totstandkoming van den World Council of Churches. De drie heeren noemen 'zulk een oecumenisch verband der protestantsche kerken in dezen tijd' van zoo evidente betekenis, 'dat aansluiting vanzelf aangewezen is'. Uwe commissie sluit zich gaarne bij deze opinie aan en adviseert conform.

Dr. J.A. Zeilstra (Lindenheuvel 6, 1217 JW Hilversum), predikant van de Nederlandse Hervormde Kerk te Hilversum

Namens de commissie, de rapporteur M.J.A. de Vrijer. De conclusie van het rapport wordt aangenomen. 1

In dezelfde vergadering van 8 mei 1946, werd voorgesteld om de oprichtingsconferentie dan ook in Nederland 'te houden': 'Nederland is één van de landen waar in den bezettingstijd het werk van de kerken belangrijk vorderde en de rapporten van Genève werden besproken en geamendeerd.' 2 De organisatie van de Wereldraad had aangegeven dat men liever de jeugdconferentie van 1947 in Amsterdam zag, maar de hervormde synode vond dat die net zo goed in Kopenhagen plaats kon vinden. Toen de leiding van de Wereldraad later toch voor Amsterdam als plaats van oprichting koos, werd dit door velen opgevat als een blijk van hulde aan het moedige verzet van de Nederlandse kerken tegen het nationaalsocialisme. 3

De oecumenische belangstelling in de Hervormde Kerk hing nauw samen met de langdurige strijd om de eigen kerk waarachtig kerk te laten zijn. In artikel 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt gesteld dat de kerk niet is gebonden aan bepaalde personen of beperkt tot een bepaalde plaats, maar dat zij is verbreid en verstrooid over de gehele wereld. Dit was geen theoretisch belijden. Ontstaan tijdens de Opstand in de tweede helft van de zestiende eeuw, was de Hervormde Kerk zich traditiegetrouw bewust van het belang van internationale contacten. De Heidelbergse Catechismus, de theologiebeoefening aan de Duitse universiteiten, de Franse Hugenoten, de Hongaarse protestanten en de Nederlandse protestanten in Noord-Amerika zijn voorbeelden van de vele grensoverschrijdende tradities waarmee de Hervormde Kerk zich verbonden wist. Men was vertrouwd met andersdenkenden, binnen en buiten eigen kerk en land. Weliswaar werd de Rooms-Katholieke Kerk vaak als een bedreiging gezien, maar ook met leden van die kerk moest in politiek en maatschappij telkens opnieuw worden samengewerkt.

Ondanks de sterk internationale oriëntering was de Hervormde Kerk met name in de negentiende eeuw echter in een soort provincialisme terecht gekomen. Het beruchte reglement van 1816 had immers van de Hervormde Kerk een administratieve, burgerlijke organisatie gemaakt, een samenbundeling van richtingen die weinig gemeenschappelijk hadden in hun zelfverstaan als kerk van

Jezus Christus. Tegelijk was het waar dat het grote belang dat in calvinistische kring werd gehecht aan de zuivere leer, gecombineerd met het presbyteriale kerkmodel, georganiseerd 'van onderop' , had geleid tot een versplintering van de protestantse kerkelijke organisatie in Nederland. In de Hervormde Kerk werd dit in de jaren veertig over het algemeen niet beschouwd als iets om trots op te zijn: historisch verklaarbaar, geestelijk echter, zo meenden velen, niet te verdedigen.

Uitstekend moment

Voor de Hervormde Kerk kwam de oprichting van de Wereldraad precies op het goede moment. In het denken van vernieuwende hervormden speelde het oecumenische motief al vele jaren voor de oprichting van de Wereldraad van Kerken een rol van betekenis. Maar de uiterst zwakke structuur van de Hervormde Kerk was ongunstig om concreet gestalte te geven aan het streven naar contact met andere kerken. Vooral de veelzijdige theoloog J.H. Gunning (1829-1905) heeft zich ingezet voor de reorganisatie. Juist zijn overtuiging met betrekking tot de principiële eenheid van de kerk heeft hem gedreven. In De opbouw der kerk op haren grondslag, Gunnings reorganisatiebrochure uit 1900, blijkt duidelijk dat het hem vooral ging om een visie op de wereldkerk, niet de Nederlandse volkskerk op zichzelf. 4 Passief verspeelde de kerk 'haar bestaansrecht'. Het was volgens hem een misdaad dat de kerk de naam van de Heer niet als kerk beleed. Zo ontging de kerk immers het zicht op het ene lichaam van Christus waar zij deel van uitmaakte. Op het eind van hun leven vonden de ethische Gunning en de confessioneel georiënteerde Ph.J. Hoedemaker (1839-1910) elkaar in dit opzicht. Juist in de jaren na de Tweede Wereldoorlog begon dit denken in brede lagen van de Hervormde Kerk door te werken.

Er was inmiddels een behoorlijke ervaring met mislukte hervormingen opgebouwd. Nog in 1938 was een langdurig proces van kerkelijke reorganisatie volkomen vastgelopen. Vandaar dat men de ontwikkeling van de nieuwe kerkorde van 1951 buitengewoon zorgvuldig en goed doordacht heeft aangepakt. Deze keer werkte men van onder op en in etappes. De lokale gemeenten zelf werden geactiveerd als onderdelen van een vanuit de bijbel verantwoord georganiseerde brede, tolerante, maar tegelijk effectieve en belij-

dende kerk. Niet in het verleden had de Hervormde Kerk haar identiteit primair te zoeken. De predikant O. Noordmans, die zich tot een soort geweten van de Hervormde Kerk had ontwikkeld, waarschuwde dat de toekomst van de kerk nooit kon liggen in een koesteren van de Reformatie als historisch begrip. Hij zag 'reformatie' als een theologisch begrip, dat opnieuw zou kunnen functioneren in een kerk die haar roeping verstond:

Het zal er juist op aan komen, zo scherp en zo duidelijk mogelijk de oecumenische inzet van het calvinisme tot uitdrukking te brengen. Daarmee bedoel ik niet (...) het tijdelijke calvinisme, als concreet historisch verschijnsel. Dit is, zoals alles wat in deze zondige wereld het levenslicht ziet, ten dode opgeschreven. 5

Maar omdat het calvinisme in zijn oorsprong volgens Noordmans zelf een oecumenische beweging was, kwam het er op aan de uitgangspunten van de Reformatie opnieuw serieus te nemen, en wel betrokken op de eigen tijd. In een bijbelse prediking, handhaving van de belijdenis en een eenvoudige reorganisatie, zag Noordmans een begaanbare weg voor de kerk de toekomst in, waarop God zelf vanuit de verstrooiing een waarachtige oecumene geboren zou doen worden.

Zo wilde de groep die vanaf 1945 actief bezig was met de hervorming van de kerkorde dat de Hervormde Kerk een belijdende volkskerk werd in de geest van Gunning en Hoedemaker. 6 Bij het hechten van die grote waarde aan 'de belijdenis' klinkt heel de ervaringswereld mee van een belijdende kerk onder een misdadige overheid, nog zo vers in het geheugen. In de Hervormde Kerk was de Duitse kerkstrijd van het begin af aan met grote aandacht gevolgd. De ervaringen in de krijgsgevangen-en andere kampen, zoals gezamenlijke vieringen van predikanten en pastoors, hadden, door het gezamenlijk staan voor het geloof onder moeilijke omstandigheden, juist van de belijdenis een verenigende kracht doen uitgaan, die verbondenheid had gebracht in plaats van scheiding en scheuring. Zowel inter-confessioneel als internationaal waren tijdens de oorlog allerlei nieuwe contacten gelegd. Velen waren vast van plan in deze geest voort te gaan, ook na terugkeer uit de kampen thuis in de lokale gemeenten, die zulke intense erva-

ringen niet hadden gedeeld. Enerzijds was er dus isolement geweest, anderzijds was de band tussen de Hervormde Kerk en de wereldkerk juist tijdens de oorlog veel intenser en sterker geworden. 7 Dit was een vorm van 'gestolde extase' die ook in 1948 de gedelegeerden naar Amsterdam nog altijd bezig hield. 8 Het ging in de visie van algemeen secretaris van de Wereldraad in status van oprichting, W.A. Visser 't Hooft, bij het oecumenisch vraagstuk in de grond om de vernieuwing van de kerk. Zo voelden velen in de Hervormde Kerk dat ook. Daar zat een element van bekering in. Men kwam vanuit de chaos van de oorlog. De bevrijding was gevierd met blijdschap en grote verwachtingen. Maar spoedig was daar de nieuwe chaos: koude oorlog, dekolonisatie, economische en geestelijke verarming en ontgoocheling. Het centrale thema van de oprichtingsvergadering van de Wereldraad Man 's Disorder and God's Design was in dat opzicht goed gekozen. Een kerkelijke doorbraak paste in de juiste menselijke reactie op de oorlog als een oordeel van God over een verdeelde en egoïstische mensheid. Men zou kunnen stellen dat men in de internationale oecumenische beweging het puzzelstuk, dat ontbrak in de eerdere hervormde reorganisatiepogingen, eindelijk had gevonden. Pas wanneer men de oecumenische roep verstond en opnieuw invulling ging geven aan apostolaat en belijdenis, zou het misschien ook lukken om het eigen huis wat op orde te krijgen.

De nieuwe kerkorde

Apostolaat werd de idee waarmee de Hervormde Kerk heeft getracht roeping en wezen, dat wil zeggen een maatschappelijke betrokkenheid en het belijden van geloof, bijeen te houden. Ervaringen opgedaan in de zending hebben in dit opzicht grote invloed gehad. Op een nieuwe wijze kwam men tot de overtuiging dat de gerichtheid naar buiten in allerlei vormen deel uitmaakt van de identiteit van de kerk zelf, ook organisatorisch. 9 De hervormde zendingstheoloog H. Kraemer werd juist als 'man der oecumene' hoog gewaardeerd en als directeur van het oecumenisch opleidingscentrum Bossey bij Genève heeft hij op vele jongeren in Nederland een grote invloed gehad. Het apostolaat van de kerk werd nu gezien als onlosmakelijk verbonden aan zelfs de kleinste lokale hervormde gemeente. De gevoerde pretenties werden niet opgevat als voltooide realiteit, ook geestelijk niet, maar vooral als opdracht.

Men was zich er van bewust dat het invoeren van een nieuwe kerkorde in 1951 niet op slag van de Hervormde Kerk de zo vurig gewenste 'Christus-belijdende volkskerk' zou maken. Toch waren de verwachtingen erg optimistisch. De zich reorganiserende kerk waagde het met opzet om in de tekst van de nieuwe kerkorde het woord 'kerk' in Nederlandse Hervormde Kerk met een hoofdletter te schrijven, volgens de confessionele Groningse kerkelijk hoogleraar Th.L. Haitjema 'in de wetenschap, dat iedere keer, als dat gebeurt, het begrip 'kerk' in de zin van de Una Sancta mee doorklinken wil'.

Krachtiger dan voorheen gevoelen wij thans de roeping der kerk inzake de eenheid der christenheid. De toekomstige kerkorde zal het oecumenisch streven, verdiept en gelouterd, en klaarder gericht door de onderscheiding tusschen verband met andere kerken én hereeniging met kerken in Nederland, waarmede eenheid of verwantschap in geloof en kerkorde bestaat, zeer opzettelijk moeten bedding geven. 10

Zo kwam het in de artikelen XXV en XXVI van de nieuwe kerkorde:

XXV. 1. De Nederlandse Hervormde Kerk, als openbaring van de ene katholieke of algemene christelijke Kerk, neemt deel aan de oecumenische arbeid in Nederland en in de wereld;

XXV.2. Zij zoekt en onderhoudt nauwere betrekkingen met kerken, waarmede zij door bijzondere banden van belijdenis of van geschiedenis verbonden is.

XXVI. 1. De Nederlandse Hervormde Kerk zoekt hereniging met de andere kerken, waarmede eenheid of verwantschap bestaat in geloof en kerkorde.

Men geloofde dat juist het wereldwijde oecumenische verband de Hervormde Kerk voor de valkuilen uit het verleden zou behoeden. De Hervormde Kerk wilde van het introverte karakter af. Deze nieuwe houding laat zich ook illustreren met de grote na-oorlogse politieke belangstelling in hervormde kring voor de doorbraak-beweging en de Partij van de Arbeid. Een andere belangrijke factor voor de positieve receptie van de oprichting van de Wereldraad in

de Hervormde Kerk was het doorwerken van de ideeën ontwikkeld in de liturgische beweging, onder invloed met name van de Groningse godsdienstwetenschapper G. van der Leeuw.

De conferentie zelf

Het Nederlandse volk heette in het buitenland kerkelijk zeer meelevend en in kerkelijke kring voelde men zich verantwoordelijk voor de sfeer tijdens de assemblee. 11 De Hervormde Kerk heeft actief deel genomen aan de voorbereidingen op de oprichtingsassemblee te Amsterdam. Visser 't Hooft noemde ter synode de Nederlandse Hervormde Kerk 'één van de hoofd-uitnodigende kerken' en voegde daar aan toe: 'Welk een verantwoording heeft ze daarmede op zich genomen!' Hij riep er toe op dat de assemblee in de Nederlandse Hervormde Kerk een 'gebeurtenis' zou zijn, ook van geestelijke betekenis. 12 De in de Oecumenische Raad participerende kerken garandeerden ƒ 100.000, - , geld dat echter lang niet werd opgebruikt. 13 In een schrijven van maart 1948 werden de burgers van Amsterdam door de voorzitter van de Oecumenische Raad en de algemeen secretaris van het Amsterdam Committee on Arrangements, opgeroepen om te helpen aan de 1500 afgevaardigden onderdak te verschaffen. 14 Op 13 maart en op 6 juli 1948 organiseerde de Oecumenische Raad samenkomsten met de Nederlandse gedelegeerden. In overleg met Visser 't Hooft organiseerde N. Smitt-Avis, de secretaresse van de Hervormde Raad voor Kerk en Kerken enkele bijeenkomsten tijdens de lunchpauzes met hervormden en aanwezige vertegenwoordigers van verwante kerkgenootschappen in het buitenland.

De conferentie zelf maakte op velen een diepe indruk, alleen al door de veelkleurigheid en de grote verscheidenheid in kerkelijke gewaden. De voorzitter van de landelijke Vereniging van Vrijzinnig Hervormden, K.A. Beversluis uit Zutphen, vond de conferentie goed voorbereid en de regie goed doordacht. Te goed eigenlijk, bij hem was

de indruk gewekt, dat alles te veel 'klaar gemaakt' is. De spijzen zijn voortreffelijk opgediend, maar men heeft slechts te happen. De vergaderingen die wij bijwoonden misten de bewogenheid, doordat vrijwel alle discussie ontbrak b.v. na de scherpe en sterk aansprekende rede van prof. Barth volgde

wel het gebruikelijke applaus, maar uit de reactie der vergadering bleek weinig, dat hier een 'hoogtepunt' beleefd was, wat toch werkelijk wel het geval was. Zo trof mij in het bijzonder met hoe weinig uiterlijke bewogenheid het besluit viel, waarbij de Wereldraad werd gesticht. In werkelijkheid een besluit van kerkhistorische, misschien wel wereldhistorische betekenis, maar dat aan de vergadering geen ander meer reliëf gaf dan dat na dit besluit de voorzitter, die op dat ogenblik de aartsbisschop van Canterbury was, een kort gebed uitsprak. 15

De Utrechtse hoogleraar dogmatiek S.F.H.J. Berkelbach van de Sprenkel, voorzitter van de Oecumenische Raad, vond terugblikkend wel dat er 'iets overladens over het geheel' was geweest, zowel wat betreft mensen als onderwerpen. Maar niets en niemand kon gemist worden, zei hij, en de verantwoording die een ieder voelde ten opzichte van Christus had, volgens hem, een babylonische spraakverwarring voorkomen. Hij geloofde niet dat het diepste motief van dit samenzijn angst voor een opdringend heidendom was, zoals wel eens werd verondersteld. Met name de vertegenwoordigers van de jonge kerken hadden er met hun voortvarende levenskracht en hun eenvoud in geloof voor gezorgd dat deze scheefgroei niet had plaats gevonden. Juist de afwezigheid van Rome, Moskou en de fundamentalistische kerken had de assemblee zijns inziens nuchter gestemd en bewaard voor 'lichtblauw idealisme'. 16

De hervormde gemeente van Amsterdam organiseerde tijdens de conferentie op zondag 29 augustus, om 10.00 uur in de Nieuwe Kerk, een van de erediensten waarin het Heilig Avondmaal werd gevierd. Dit was een indrukwekkende dienst, waarin ambtsdragers van verschillende kerken uit de reformatie aan deelnemers en hun echtgenotes, elk in hun eigen taal een tafel bedienden. Enkele liederen die in deze dienst werden gezongen, waren: 'Wilt heden nu treden'; 'O, God die droeg ons voorgeslacht'; "t Hijgend hert der jacht ontkomen' en 'O Christ, Thy love to all the world'. Ook een enkele lutheraan en anglicaan nam deel. De Amerikaanse lutheraan R. Niebuhr was persoonlijk getroffen door de levendige herinnering aan het laatste avondmaal die werd opgeroepen door het zitten aan tafels, maar hij vond de inhoud van de zondencatalogus

die werd gelezen uit de tijd, hetgeen Berkelbach van der Sprenkel tot een kritische reflectie op de eigen traditie bracht.

Hervormden die over de assemblee schreven waren over het algemeen positief, maar op onderdelen kritisch. De vrijzinnige predikant en hoofdredacteur van Kerk en Wereld, D. Bakker uit Drachten, sprak van een wonder Gods door Jezus Christus. Hij riep op niet bij het schouwspel te blijven staan, maar in eigen kerk door te geven en bewust te maken, wat op deze conferentie als gemeenschappelijke overtuiging werd vastgelegd. De rapporten van Oxford en Edinburgh uit 1937 waren immers nauwelijks bij het kerkvolk bekend geworden. Dat mocht niet weer gebeuren. Bovenal riep hij er toe op de verdraagzaamheid binnen de muren van de Hervormde Kerk zelf in de praktijk te brengen. 17

Redacteur R. Bijlsma van In de Waagschaal was onder de indruk van de feitelijkheid van de eenheid: 'al deze mensen belijden Jezus Christus als de God en Zaligmaker van hun leven'. 18 Maar hij was buitengewoon verbaasd over de westerse zelfverzekerdheid die klonk in de verdediging door de Amerikaanse oecumenische leider en latere minister van buitenlandse zaken J.F. Dulles van de westerse 'zedewet'. De hervormde predikant H.J. Teutscher wantrouwde alles wat naar triomfalisme neigde. Hij maakte in zijn 'Amsterdam-impressies' onderscheid tussen de imposante buitenkant en een binnenkant vol worsteling:

zij, die in de verschillende sectievergaderingen geweest zijn en er mee geworsteld hebben in de bange vragen van de dag, zullen wel geen last meer gehad hebben van het imposante en het machtige. Ze zullen 's avonds teruggekeerd in de stilte van hun hotelkamer, alleen nog maar tot hun God hebben weten te schreien over de schuldige verbrokenheid der kerk. 19

De Amsterdamse zakenman en penningmeester van de Nederlandse Zondagsschool Vereniging, HJ. Timmer, had als kritiek dat er tijdens de assemblee vanwege de organisatie geen aandacht voor kinderen was geweest. Op initiatief van zijn vereniging werd er toch nog een kinderdienst georganiseerd in de Oude Kerk, waar aan Amsterdamse kinderen een Johannes-evangelie en potloden werden uitgereikt, geschenken van kinderen uit New York en Worcester. 20

H. Berkhof, predikant te Zeist, sprak van het waagstuk en het wonder van Amsterdam: het diepe Godgegeven besef van verbondenheid, dat ondanks alle verschillen, vooral in de tweede week in sectie I over De universele kerk in het heilsplan Gods zo duidelijk doorbrak. In dit opzicht vond Berkhof het zelfs een voordeel dat de Rooms-Katholieke Kerk nog niet mee deed. Het was al moeilijk genoeg. Om Rome werkelijk te ontmoeten, zou de oecumenische beweging eerst nog moeten groeien. De belangrijkste vraag die hij meenam uit Amsterdam, was dat de tegenstelling katholiek-protestant misschien toch niet als het meest fundamentele dilemma in kerkelijke zin moest worden beschouwd. De gereformeerde confessie had zijns inziens in dat opzicht zelfs een brugfunctie tussen het katholieke en het vrije kerktype in. 21 Telkens weer heeft Berkhof een open en voortgaand gesprek tussen de kerken bepleit. Hij was daarin radicaal en vol goede moed omdat hij in het streven naar de zichtbare eenheid der kerk een opdracht voortvloeiend uit de eenheid van God zelf herkende. Later zou hij de historische woorden schrijven: 'Het echte gesprek kan niet beginnen, als ik niet bereid ben om de opheffing van mijn eigen kerk te begeren.' 22 Zo ver als Berkhof ging lang niet iedereen, dat zal duidelijk zijn. K.A. Beversluis was teleurgesteld over sectie I, waar hij geen verrassend nieuwe kijk op het wezen der kerk kon ontdekken en ook in sectie II over Het getuigenis der kerk aangaande het heilsplan van God hoorde hij alleen oude waarheden. 23 J.M. van Veen wees er op dat van het samenzijn en samengaan van de christelijke kerken te Amsterdam een enorme evangeliserende werking uit ging. Hij betreurde echter dat Sectie II er 'zo nu en dan wat bij hing' door gebrek aan bekende sprekers. 24

Beversluis, in bovengenoemd artikel, vond de discussie in sectie III, De kerk en de wanorde in de menselijke samenleving, scherp van toon en meer politiek-sociaal dan theologisch. De vrijzinnig-hervormde socialist W. Banning besefte dat de assemblee aanleiding zou geven tot hoon waar het de concrete resultaten met betrekking tot sociale vraagstukken betrof. Dat nam in zijn ogen echter niet weg dat de taak der kerken in de eerste plaats bleef 'het leiden van een geestelijke bewustwording, waarbij practisch resultaat op korte termijn niet op de voorgrond mag staan'. 25 Het rapport van sectie III viel vanwege de nuanceringen slecht bij de voorstanders van kapitalisme, met name in de Verenigde Staten en

bijvoorbeeld Zwitserland. Men vond al snel dat de kerken zich mengden in zaken waarmee ze niets te maken hadden of klakkeloos het communisme verdedigden. In The Ecumenical Review reageerde de Hervormde C.L. Patijn verontwaardigd over zoveel onbegrip en kortzichtigheid. 26 Met name de Zwitserse critici van de Wereldraad deden er volgens Patijn niet verstandig aan om hun eigen uitzonderlijke welvaart als gevolg van hun economisch liberale beleid en als model te presenteren voor Europa. Hij verwachtte dat de Zwitserse kerken wel in staat zouden zijn de wegen van God aan de Zwitserse critici te verduidelijken. Het begrip responsible society met z'n accent op persoonlijke relaties, geïntroduceerd door J.H. Oldham, sloeg in de Hervormde Kerk goed aan. 27

De thematiek van sectie IV, De kerk en de wanorde op internationaal gebied, was uiterst complex en gevoelig. Zo had enkele maanden eerder, in mei 1948, de oprichting van de staat Israël plaats gevonden. Deze gebeurtenis werd door velen in de Hervormde Kerk met grote belangstelling waargenomen en voorzichtig en tastend geïnterpreteerd als een teken der tijden, ook al wisten de meesten niet precies wat de betekenis daarvan kon zijn voor christenen in Nederland. H. Berkhof betreurde het in het bovengenoemde artikel dat men te Amsterdam tezamen geen 'helder bijbels woord' over Israël kon spreken. Anderen zagen dat anders. Bij het instellen van de Israël-zondag op de eerste zondag van oktober op 16 juli 1949 werd van hervormde zijde geschreven:

De kerk moge met dankbaarheid kennis nemen van de resolutie, welke de assemblee van de Wereldraad van Kerken te Amsterdam aangaande Israël heeft doen uitgaan. De zending onder Israël wordt daarin uitgedrukt als de plicht om 'het geestelijk erfdeel, dat wij uit hun handen ontvangen hebben, hun weder terug te geven onder het teken des kruises'. Moeilijk zal een meer treffende omschrijving van deze taak kunnen worden gegeven. De Wereldraad heeft voorts uitgesproken, dat deze opdracht niet maar kringen van zogenaamde vrienden Israëls en losse zendingsverenigingen geldt, maar wel degelijk de kerken als zodanig onmiddellijk aangaat. Onze Hervormde Kerk mag dankbaar zijn, dat zij door haar overname van deze zendingstaak sinds de jaren der bezetting

één van de voorlopers en wegbereiders heeft mogen zijn voor dit inzicht en deze beslissing der kerken van de Wereldraad. 28

De angst voor een derde wereldoorlog, gewelddadige conflicten niet alleen in Palestina, maar ook in Griekenland en niet te vergeten in Indonesië, vormden het niet weg te denken decor voor sectie IV. De strijd in Indonesië nam in dezelfde tijd dat de Wereldraad in Amsterdam werd opgericht complexe vormen aan, die de Hervormde Kerk in grote verlegenheid zouden brengen. Indonesiërs drongen ook tijdens de conferentie steeds maar aan op een veroordeling van het Nederlandse optreden. Enkele weken na Amsterdam waarschuwde de Hervormde Kerk, in een brief van 22 september 1948, de Nederlandse ministerraad dat het gebruik van geweld onvermijdelijk een bron van zeer grote moeilijkheden zou worden. De vraag naar Gods plan met betrekking tot de internationale chaos werd door velen enerzijds te ambitieus, anderzijds te vrijblijvend gevonden, zolang de kerken zelf niet wisten hoe te spreken tot een dictator als Stalin. 29 Toch was er waardering voor de poging van J.F. Dulles om de verantwoordelijkheid van het christendom als wereldgodsdienst te vertalen in concrete invloed in een wereldorganisatie als de Verenigde Naties, waartoe hij met name de Amerikaanse oecumenische beweging had gemobiliseerd. 30

De Amsterdam Message maakte in de Hervormde Kerk grote indruk, met name vanwege de inzet: 'Wij zijn van elkander gescheiden niet alleen inzake de leer, de kerkorde en de overlevering, doch ook door onze eigen zondige trots: nationale trots, rassentrots. Maar Christus heeft ons tot Zijn eigendom gemaakt en in hem is geen verstrooiing. Waar wij Hem zoeken vinden wij elkander.' 31 K.A. Beversluis voegde daar als zijn commentaar aan toe:

Wie van deze vergadering te Amsterdam geweldige wereldschokkende nieuwe mogelijkheden had verwacht, zal teleurgesteld zijn, maar is onbillijk. Met grote ernst en in het besef van hun verantwoordelijkheid hebben de vertegenwoordigers van de christelijke kerken van velerlei ras en nationaliteit zich bezonnen op hun roeping in de wereld van het heden. Zij hebben daarin de beperktheid des mensen gezien en hun enig vertrouwen gesteld op de God en Vader in Christus Jezus de Heer van wereld en leven. 32

De basisformule

Zowel in de linker als in de rechtervleugel van de Hervormde Kerk heeft men moeite gehad met het belijden in de Wereldraad. In de Gereformeerde Bond werden de voorbereidingen voor de assemblee aanvankelijk voorzichtig kritisch gevolgd en er werd tastend geprobeerd de waarde van de internationale oecumenische toenadering aan het eigen erfgoed te toetsen. Herhaaldelijk wijzen commentatoren op de internationale betekenis van Calvijn en van de belangrijke reformatorische belijdenisgeschriften, de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels. Telkens wordt de vergelijking getrokken tussen Amsterdam (1948) en de synode van Dordrecht (1618-1619) waarbij vertegenwoordigers uit Engeland, Schotland, Frankrijk, de Paltz en andere gebieden aanwezig waren. 33 Aan de Wereldraad werd echter verweten dat daar toch vooral vrijzinnigen de leiding hadden. De basisformule van de Wereldraad: The World Council of Churches is afellowship of churches which accept our Lord Jesus Christ as God and Saviour, werd veel te vaag gevonden. 34 Vlak voor de bijeenkomst van de Wereldraad in Amsterdam vergaderde daar ook de American Council of Christian Churches, een conservatieve organisatie, die fel tegen de oprichting van de Wereldraad was gekant en ook Nederlandse kleinere kerken aansprak in het streven om te komen tot een internationale raad van 'schriftgetrouwe kerken'. De argumenten uit deze hoek tegen de oprichting van de Wereldraad werden in het orgaan van de Gereformeerde Bond De Waarheidsvriend en in het Gereformeerd Weekblad van ds. I. Kieviet te Baarn breed uitgemeten, vooral in het laatste blad met instemming. 35 Dat in Europa ook orthodoxe kerken zoveel gewilliger ten opzichte van de Wereldraad leken te staan dan in de Verenigde Staten, werd onder andere toegeschreven aan de nood der bezetting, waardoor vaak bijzondere posities moesten worden prijs gegeven en de scherpe lijnen van onderscheid tussen kerk en wereld leken te vervagen. Ook zou de financiële steun van de Wereldraad aan Europese kerken (mogelijk door Amerikaans kapitaal) aan de na-oorlogse opbouw een milde houding veroorzaken. Maar het rechtzinnige Amerikaanse alternatief stuitte in de rechterflank van de Hervormde Kerk net zo goed op wantrouwen als de Wereldraad.

Weliswaar werd dus telkens weer in de rechterflank van de Her-

vormde Kerk aan bepaalde mensen betrokken in de Wereldraad een gebrek aan principes verweten, maar toch hielden de meeste commentatoren de deur open voor een voortgaand gesprek, zoals H. Schroten in De Waarheidsvriend. Hij wees op de ernst van het gevaar dat onzorgvuldig wordt omgegaan met de belijdenis:

Toch ben ik van oordeel, dat het op z'n minst voorbarig zou zijn, als wij op deze grond bij voorbaat alle samenspreking met andere kerken zouden afwijzen: omdat onder hun afgevaardigden zich mannen zouden bevinden van niet onverdacht-rechtzinnige belijdenis. Op deze grond zouden andere kerken zich moeten onttrekken aan de Wereldraad, als de Ned. Hervormde Kerk daaraan deelneemt, omdat ook onder haar afgevaardigden zich dergelijke mannen bevinden. Doch m.i. is in deze niet beslissend de vraag, wat deze mannen zeggen, maar wat, als het er op aan komt, hun kerk zal zeggen in het onderling gesprek. 36

Het was alsof vele hervormden, links en rechts, het gevoel hadden: Laten we eerlijk zijn, wij kennen deze problematiek van huis uit. In de Wereldraad komen we in wezen dezelfde tegenstellingen tegen die we gewend zijn in onze eigen Hervormde Kerk. Tegelijk zag men nieuwe thema's en nieuwe kansen. Schroten hoopte op een gesprek met de Anglicaanse Kerk over het bisschopsambt, de presbyteriale kerkorde en wat betreft de lutheranen over het Heilig Avondmaal. In het algemeen vermoedde hij dat protestanten iets hadden laten liggen van de betekenis van de schepping van de mens naar Gods beeld, misschien wel iets wat met de 'jonkvrouwelijke' kant van Maria te maken had, ten slotte wilde hij het gesprek aan gaan met de Oosterse kerk over het filioque. Het Gereformeerd Weekblad was opvallend negatiever over de assemblee dan De Waarheidsvriend. Met name de onmogelijkheid de eenheid aan het avondmaal te belijden en wat werd genoemd het vertoon van 'een schijneenheid' werd in het eerste blad aan de kaak gesteld. De participatie van de Hervormde Kerk in deze vergadering werd betreurd. 37 Achter de schermen vonden op grond van deze tegenstellingen zo nu en dan botsingen plaats. Toen bijvoorbeeld W. Banning in 1946 werd voorgesteld als een van de leden van de hervormde delegatie in de Oecumenische Raad, waren er grote

bezwaren. De vrijzinnige Banning kon volgens sommigen nooit instemmen met de basisformule Jesus Christ God and Saviour, die ook voor de Raad was aangenomen. Een 'oplossing' werd gevonden in het accentueren van het interim-karakter van de synode en het feit dat het karakter van de ecclesia docens in de oecumenische beweging niet nauwkeurig was te bepalen. 38

Maar ook de vrijzinnigen hadden grote moeite met de basisformule. In augustus 1948, aan de vooravond van de assemblee, besprak D. Bakker in Kerk en Wereld met grote instemming het actuele boek van de Amsterdamse vrijzinnige Lutherse hoogleraar C.W. Mönnich, Jezus Christus God en Heiland, die de vraag opwierp of vrijzinnigen wel mee konden doen op basis van deze grondslag:

Hebben wij hier met een confessie te maken? Neen, zegt de schrijver. Want een belijdenis is altijd de uitspraak van een kerk en juist deze kerkelijke grondslag ontbreekt bij de basisformule van de Wereldraad der Kerken. Want de Wereldraad is geen Wereldkerk. Hij heeft zelfs geen federatief karakter, maar is een commissie, waarin vertegenwoordigers van verschillende kerken zitting hebben. 39

Door Christus God te noemen heeft men, zo vond Mönnich, naar de in de oudheid gangbare begrippen Gods heilssoevereiniteit kunnen en willen belijden. Daar was niets mis mee, als aspect van de verlossing, maar het was volgens hem niet het een en al van het christelijk geloofsbezit. Zo werd de formule voor de twintigste eeuw onbegrijpelijk. Maar Mönnich vond niet dat vrijzinnigen zich vanwege de formule moesten laten weerhouden van het con amore meewerken in de Wereldraad. Zo'n formule kon geen gewetensconflict betekenen omdat zij geen belijdenis was, maar 'een stichtelijkheid' of een ongelukkig uitgevallen theologische formule. Vrijzinnigen dienden geduldig te streven naar een zuiverder weergave van het Evangelie als basis en er voor te zorgen dat amendementen geen belijdeniskarakter zouden dragen. Tijdens de assemblee concludeerde Visser 't Hooft dat er bijna unaniem overeenstemming was over deze christocentrische basisformule, waarin de divinity van de Heer krachtig werd bevestigd. Zijn woorden werden met applaus beloond, maar velen ergerden zich hier aan.

Alles hing immers af van het woord divinity, dat zowel met 'godheid' als met 'goddelijkheid' kon worden vertaald. De vrijzinnige K.A. Beversluis sprak boos van een 'goedkope demonstratie van eenheid'. 40 Niet in formulering, maar in gemeenschappelijk religieus beleven en werken verwachtte Beversluis de eenheid te vinden. De hervormde kerkhistoricus en kerkrechtspecialist A.J. Bronkhorst daarentegen verdedigde de basisformule tegenover de oud-katholieke A. Rinkel, die instemming met de idee 'kerk' als zodanig tot principieel criterium wilde verheffen, iets waarvan Bronkhorst zei als protestant niets te begrijpen 41

Follow up

Na 1948 kwam op tal van punten een nauwe samenwerking van de Nederlandse Hervormde Kerk met de Wereldraad op gang. Voorbeden voor vervolgden in Oost-Europa, bepaalde rooms-katholieke landen, China en Korea, waartoe het moderamen van de generale synode op verzoek van de Oecumenische Raad van Kerken in Nederland op 28 maart 1949 opriep, werden bij voorbeeld gemotiveerd vanuit het deelnemen aan de Wereldraad van Kerken. 42 Algemeen secretaris van de Wereldraad, Visser 't Hooft, pas na de Tweede Wereldoorlog van remonstrants hervormd geworden, werd beroepen tot predikant in algemene dienst voor de eenheid van de Wereldraad der Kerken. 43

De Hervormde Kerk kende een Raad voor Kerk en Kerken, die was voortgekomen uit een sinds augustus 1940 geïmproviseerde commissie. Men beschouwde in de synode in 1941 het instellen van deze werkgroep als sub-commissie van de Commissie voor Kerkelijk Overleg als een belangrijke aanzet tot het innemen van 'de leidende plaats' die de Hervormde Kerk in het oecumenisch gesprek in Nederland 'van nature' toekwam. Dat zal waarschijnlijk de meeste mensen vandaag wel een beetje hoogmoedig in de oren klinken, maar het is typerend voor het zelfbeeld van die tijd. Men zag de Hervormde Kerk als van essentiële waarde voor Nederland en voor de wereld. Een van de vragen waarmee Kerk en Kerken zich had bezig gehouden was: Het vormen van een centraal lichaam, dat verschillende kerkgenootschappen zou vertegenwoordigen, een vraag van het Nederlandse Lausanne Comité voor vragen van geloof en kerkorde. 44 Voorlopig werd daarin voorzien door het Convent van Protestantse Kerkgenootschappen. Na

afloop van de oorlog spande de hervormde synode zich in om het Interkerkelijk Overleg nu ook structureel om te bouwen tot een effectieve Raad van Kerken, omwille van het winnen van de vrede. 45

Uitnodigingen tot andere kerken gingen daartoe uit. In 1946 werd de Oecumenische Raad van Kerken in Nederland opnieuw opgericht, in hetzelfde jaar dat de hereniging plaats vond van de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband met de Hervormde Kerk. Achter de hervormde schermen werd overigens nog in de herfst van 1948 flink touw getrokken over de nadere opdracht die de Hervormde Raad voor het Verband met Andere Kerken, de opvolger voor Kerk en Kerken, in de nieuwe kerkorde moest krijgen. 46 Sommigen, zoals H. Berkhof en C.L. Patijn, wilden vooral energie besteden aan het breed uitbouwen van, tot nu toe vaak persoonlijke, buitenlandse contacten via de Wereldraad en er een soort kerkelijk departement van buitenlandse zaken van maken. Anderen legden het accent bij nationaal verwante kerken en confessionele verbanden. De oecumenisch zeer bevlogen H. van der Linde werd op 18 oktober 1948 door de generale synode benoemd tot adviseur naar de generale synode namens de Hervormde Raad voor Kerk en Kerken.

Van der Linde was bang dat, nu leiders van kerkgenootschappen het werk hadden overgenomen van klein aantal oecumenische pioniers, de noodzakelijke oecumenische gezindheid tekort zou schieten. 47 Een ander gevaar was dat de Wereldraad een machtsfactor werd. Voorts dreigde, zo vond hij, de Faith and Order-arbeid van de Wereldraad een theologen-liefhebberij te blijven. Om reëel te blijven, zei Van der Linde, zou men zich in deze sectie moeten bezighouden met de vragen van de tijd, bijvoorbeeld de positie van de kerk in Oost-Europa. 48 Belijdenisvragen vond hij in dat opzicht betrekkelijk. Want, zei hij, het kan 'met onze belijdenis dik in orde zijn', terwijl wij schuldig zijn aan rassenhaat. Daden van solidariteit waren nodig, in de richting van Duitsland en met betrekking tot 'de schandelijke behandeling van de negers' door de christelijke regering Malan van Zuid-Afrika, waarachtig geen onomstreden onderwerpen. De Commissie voor Internationale Vragen was in het begin één van de belangrijkste commissies van de Oecumenische Raad in Nederland. In het bijzonder het subcomité dat de verhouding met kerken in Duitsland behartigde heeft belangrijk

werk verricht. Ook in dit opzicht heeft men getracht voort te bouwen op contacten die te Amsterdam waren ontstaan. 49

Grote delen van de Hervormde Kerk hebben van harte meegewerkt aan de verwerking van Amsterdam in de lokale kerken. De Amsterdam-film werd gedraaid. De rapporten werden gelezen en besproken. Gesprekskringen werden opgericht. Aanbevolen werd om avonden over de conferentie ook werkelijk oecumenisch op te zetten. 50 Een van de belangrijkste plekken waar voor de Hervormde Kerk apostolaat en oecumene concreet werden vertaald, was de stichting 'Kerk en Wereld' en het daaraan verbonden opleidingscentrum 'De Horst' in Driebergen. Wat hier gebeurde paste helemaal in de oecumenische idee van de zogenaamde naar buiten gerichte vocational groups en werd als voorbeeld gebruikt voor dergelijke nieuw op te richten instituten in het buitenland. 51 Aanvankelijk in barakken geschonken door de Wereldraad, opgezet naar een visioen van een 'energetisch centrum voor kerk en wereld beide' dat J. Eykman kreeg in concentratiekamp Buchenwald, groeide 'Kerk en Wereld' uit tot een veelbezochte werkplaats, waar vrijzinnigen en confessionele Hervormden constructief samen werkten in allerlei vormen en in de opleiding van werkers in kerkelijke arbeid (wika). In het buitenland werd 'Kerk en Wereld' gezien als een dappere bijdrage van de Hervormde Kerk aan de wederopbouw van Nederland.

52 Naar alle kanten trachtte men in de jaren vijftig vanuit de Hervormde Kerk om verstarde verhoudingen met nieuw elan te benaderen. Toch werd nog in 1949 het rapport van de Commissie Kerk en Kerken inzake kanselruil door de synode afgewezen. Het houden van diensten geleid door een predikant van een andere kerk, waarvoor de kerkeraad de verantwoordelijkheid neemt, werd afgewezen. Een wonderlijke toelichting kwam van Haitjema. Zelf ging hij voor in lutherse diensten in Denemarken, maar in Nederland moest dat niet kunnen. Pas binnen de nationale grenzen werd het echt moeilijk, zo vond hij: 'Dan kan men de dingen niet zo argeloos en naïef meer bezien en moet men zich afvragen of kanselruil wel is toe te passen.' 53

Van de Oecumenische Raad in Nederland was de Hervormde Kerk de grootste lidkerk. De andere zeven leden waren ieder een stuk kleiner, waardoor het geheel wel spottend de wolf en de zeven geitjes werd genoemd. De Raad had weinig kracht. Geleidelijk aan

ontstond echter met allerlei andere kerken een meer open verhouding. Een moeilijk vraagstuk in de verhouding met de Gereformeerde Kerken in Nederland bleef lange tijd het fundamenteel verschil van inzicht wat betreft de taak van de kerk ten opzichte van het volk. Aan hervormde zijde voelde men zich verantwoordelijk voor heel het volk en men had het gevoel dat gereformeerden hun kerkidee opsloten in een isolement. 54 Deze impasse werd in de jaren zestig doorbroken. Juist met de gereformeerden kwam een 'Samen op Weg-proces' op gang (1961).

Ondertussen waren vele min of meer behoudende hervormden in de jaren na de oprichting van de Wereldraad beslist teleurgesteld in de oecumenische beweging. Deze teleurstelling laat zich illustreren in de persoon van Th.L. Haitjema. 55 Dezelfde Haitjema die aanvankelijk veel van de Wereldraad had verwacht, omdat hij iets van zijn theocratische visioen daarin herkende, waarschuwde op zijn oude dag in 1964 voor 'gevoelens van depreciatie van het dogma, de leer en de belijdenis', ten gevolge van 'de oecumenische hoogconjunctuur van de dag'. Ook vond hij het maar niets dat velen in hun oecumenisch enthousiasme zonder kritische bezonnenheid het hele kerkbegrip inruilden voor 'christenheid' en 'wereldwijde geloofsgemeenschap'. Volgens hem was het ook dit oecumenisch ongeduld dat de belangrijkste drijfkracht was achter het Samen op Weg-proces. Voor anderen was nu juist deze toenadering, met de grootste reformatorische kerk in Nederland naast de Hervormde Kerk, een bemoedigend teken dat er echt iets was veranderd. Op den duur trad echter een oecumenische vermoeidheid op. Het was moeilijk het oorspronkelijke oecumenisch elan te beleven als kerken of wijken samen gingen, niet uit vrije wil, maar omdat het tekort aan financiële middelen en het gebrek aan belangstelling daartoe dwongen. Ook waren velen lang zo zeker niet meer als de mannen van 1948 over de boodschap van de kerk voor de wereld. Het getij was niet verlopen, maar het enthousiasme was wel sterk verminderd.


1. Handelingen van de 124ste gewone vergadering van de algemeene synode der Nederlandsche Hervormde Kerk ten jare 1939, 28 juli 1939, 's-Gravenhage 1939, 80.

2. Handelingen 1945/1946, 8 mei 1946, 's-Gravenhage 1946, 320-321.

3. Bleeker, C.J., Geestelijke en historische achtergronden van de samenkomst der christelijke kerken. Amsterdam 1948, Utrecht 1948, 3.

4. Cf. Th.L. Haitjema, De nieuwere geschiedenis van Neerlands kerk der hervorming. Van gereformeerde kerkstaat tot Christusbelijdende volkskerk, 's- Gravenhage 1964, 319-320 en A.J. Rasker, De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795. Haar geschiedenis en theologie in de negentiende en twintigste eeuw, Kampen 1981, 152: Het ging Gunning om alle gedoopten, inclusief 'de roomsen en de grieksen'.

5. O. Noordmans, 'Het calvinisme en de oecumene' (1946), in: Verzamelde werken, VI, Kampen 1986, 397-409, citaat: 407.

6. Cf. E. Emmen, 'Die Niederlandisch Reformierte Kirche und die Oekumene', in: Konfession und Oekumene, Berlin 1965, 436-446.

7. H.C. Touw, Het verzet der Hervormde Kerk, 1, geschiedenis van het kerkelijk verzet, 's- Gravenhage 1946, 670.

8. Vgl. H. van der Linde, De eerste steen gelegd. De eerste assemblee van de Wereldraad van Kerken te Amsterdam 1948, Amsterdam 1949, 270-271.

9. Cf. J.C. Hoekendijk, De kerk binnenste buiten, Amsterdam 1964, en H. Berkhof, 'De apostoliciteit der kerk' in: Nederlands Theologisch Tijdschrijft, jrg. 2, 17 september 1947.

10. Cf. Haitjema, De nieuwere geschiedenis, 321. Citaat: Idem, Nederlands hervormd kerkrecht, 1951, 106-107.

11. M.G. Rosbergen, 'De achtergrond van de wereldconferentie 'Amsterdam 1948", in: Kerk en wereld, weekblad voor vrijzinnigprotestanten, jrg. 40, no. 15, 9 april 1948, 6-7.

12. Handelingen 1947, 28 november 1947.

13. Handelingen 1950, 547 en 555.

14. Algemeen Rijksarchief, 2e afd., Archief NHK, Archief Oecumenische Raad, doos 12.

15. K.A. Beversluis, 'Amsterdam 1948', in: Kerk en Wereld, jrg. 40, no. 36, 10 september 1948.

16. S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel, '1948-het jaar van de Wereldraad van Kerken', in: In de Waagschaal, jrg. 4, no. 14, 31 december 1948.

17. D. Bakker, 'De eenheid der kerken', in: Kerk en Wereld, jrg. 40, no. 37, 17 september 1948.

18. R. Bijlsma, 'Het christendom in de wereld van heden', in: In de Waagschaal, jrg. 3, no. 45, 3 september 1948, 354.

19. H.J. Teutscher, 'Amsterdam-impressies', in: In de Waagschaal, jrg. 3, no. 46, 10 september 1948, 363.

20. H.J. Timmer, 'Ze horen er ook bij', in: In de Waagschaal, jrg. 3, no. 47, 17 september 1948, 372.

21. H. Berkhof, 'De kerk in Gods heilsplan', in: Wending, jrg. 3, no. 8, oktober 1948, 469-476.

22. Idem, Gods éne kerk en onze vele kerken, Nijkerk 1953, 59.

23. K.A. Beversluis, in: Kerk en Wereld, jrg. 40, no. 38, 24 september 1948.

24. J.M. van Veen, 'Kerk en zending', in: Wending, jrg. 3, no. 8, oktober 1948, 476- 480.

25. W. Banning, 'Wat is er bereikt voor de sociale vraagstukken? ', in: Wending, jrg. 3, no. 8, oktober 1948, 480-484.

26. C.L. Patijn, in: The Ecumenical Review, jrg. 1, 1948-1949, 332-335.

27. Cf. C.L. Patijn, 'Kerk en wereld in Amsterdam', in: In de Waagschaal, jrg. 3, no. 43, 23 juli 1948, 339.

28. Documenten Nederlandse Hervormde Kerk 1945-1955, enz., 's- Gravenhage 1955, 77.

29. Cf. In de Waagschaal, jrg. 3, no. 42, 16 juli 1948, 332.

30. O.a. door: K.A. Beversluis, 'Amsterdam 1948', in: Kerk en Wereld, jrg. 40, no. 36, 10 september 1948.

31. W. Nijenhuis, De oekumenische beweging en de plaatselijke gemeente, Driebergen z.j.

32. K.A. Beversluis, 'De boodschap van Amsterdam', in: Kerk en Wereld, jrg. 40, no. 38, 24 september 1948, 2-4.

33. Cf. Gereformeerd Weekblad, jrg. 49, no. 10, 6 maart 1948, en De Waarheidsvriend, jrg. 36, no. 26, 24 juni 1948.

34. Gereformeerd Weekblad, jrg. 49, no. 31, 31 juli 1948.

35. Gereformeerd Weekblad, jrg. 49, nos. 37 en 38, 11 en 18 september 1948.

36. H. Schroten, in: De Waarheidsvriend, jrg. 36, no. 36, 9 september 1948. Cf. Gereformeerd Weekbla jrg. 49, no. 10, 6 maart 1948: 'De persschouwer zou hierbij willen aantekenen, dat hier eigenlijk ook het vraagstuk van onze kerk blootgelegd is.' Cf. woorden van dezelfde strekking bij de vrijzinnige Beversluis, 'De oecumenische conferentie te Amsterdam, 22 augustus tot 6 september 1948', in Kerk en Wereld, jrg. 40, no. 34, 27 augustus 1948, 4-5.

37. Gereformeerd Weekblad, jrg. 49, nos. 32 en 37, 7 augustus en 11 september 1948.

38. Handelingen 1945/46, 1 en 8 mei 1946, 's- Gravenhage 1946, 298-299 en 314.

39. D. Bakker, 'Wat wij lazen', in: Kerk en Wereld, jrg. 40, no. 32, 13 augustus 1948, 6-7. Zie ook: C.W. Mönnich, Jezus Christus God en Heiland. Proeve ener vrijzinnige beschouwing over de basisformule van de Wereldraad der Kerken, Utrecht 1948. Zie ook: H. van der Linde, 'De 'basisformule' in het geding', in: Gemeenschap der Kerken. Maandblad van de Oecumenische Raad van Kerken in Nederland, jrg. 1, no. 9, januari 1948, 12-14 en S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel, 'De 'basis' van de Wereldraad van Kerken', in: Gemeenschap der Kerken, jrg. 1, no. 11, maart 1948, 3-6.

40. Cf. K.A. Beversluis, 'Amsterdam 1948', in: Kerk en Wereld, jrg. 40, no. 36, 10 september 1948 en jg.40, no. 38, 24 september 1948: Het 'kan alleen verbazing wekken, dat een dergelijk theologisch geladen probleem op een zo oppervlakkige wijze werd afgedaan en tevens, dat een feit, dat juist over deze formulering bij verschillende der toegetreden kerken zeer ernstige en behoorlijk gefundeerde bezwaren waren ingebracht, werd genegeerd.'

41. A.J. Bronkhorst, 'Een zeer merkwaardig advies', in: In de Waagschaal, jrg. 4, no. 12, 17 december 1948. Bij de herformulering die nog steeds wordt gebruikt en die werd aangenomen in 1961 zijn de woorden Jesus Christ as God and Saviour gehandhaafd.

42. Documenten, 69.

43. Handelingen 1949, 20 mei 1949, 's-Gravenhage 1950, 353-354: Berkelbach van der Sprenkel vond dit van groot belang in verband met de niet al te sterke positie van het presbyterianisme. 'Dat de Nederlandsche Hervormde Kerk een voorname plaats krijgt in de manier, waarop dr. Visser 't Hooft zich door de Christenheid beweegt, is van grote waarde.'

44. Handelingen 1941, 27

(44. vervolg) mei 1941, 's- Gravenhage 1941, 69-70, andere vragen waren: kanselruil en intercommunie.

45. Handelingen 1945, 2-3 augustus 1945, 's-Gravenhage 1945, 13 en 23-24. Ter synode beschouwde men de oprichting van de Raad als het juiste kerkelijke antwoord op de vorm die het heidendom in de nationaal-socialistische ideologie had gekregen. Handelingen 1945/46, 6 maart 1946, 's-Gravenhage 1946, 152-159.

46. ARA, 2e afd., Archief NHK, Raad voor het Verband met Andere Kerken, nr.2-IX.

47. H. van der Linde, 'Oecumenische kroniek', in: Wending, jrg. 4, no. 8, 1949 519.

48. Ibidem, 522. Erg optimistisch: 'De oecumenische Beweging wordt (...) een worsteling om de totale waarheid Gods, die in Christus Jezus is. Daarom krijgt de Oecumenische Beweging gaandeweg nog sterker dan ooit dit andere karakter. Zij is geen debatingclub of een dispuut voor theologen, maar een worsteling van alle kerken met elkaar door de kracht en onder het drijven van de Geest Gods.'

49. ARA, 2e afd., Archief NHK, Archief Oecumenische Raad, doos 12, stuk dat begint met 'Throughout the year 1949...' n.d.

50. Cf. 'Spreekschema als handleiding voor een lezing of gemeenteavond over de Assemblee Amsterdam 1948', ARA, 2e afd., Archief NHK, Archief Oecumenische Raad, doos 12.

51.Cf.A.W. Kist, 'The institute 'Kerk en Wereld' (Church and World) an apostolate centre in Holland', in: Professional Life as Christian Vocation. A Report on Laymen's Institutes and Groups. 1947-1948, n.d. n.p„ 26-36.

52. Het Eykmanhuis werd mogelijk door een grote gift van de Presbyterian Churches of the U.S.A. door bemiddeling van de Wereldraad. Vlak na de afsluiting van de assemblee in Amsterdam werd september 1948 in Driebergen in tegenwoordigheid van een aantal buitenlandse gasten de eerste steen gelegd door de moderator van deze kerken.

53. Handelingen 1949, 14 oktober 1949, 's- Gravenhage 1950.

54. Handelingen 1944, 21 juli 1944, 's-Gravenhage 1944.

55. Th.L. Haitjema, Denieuwere geschiedenis, 322.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1998

DNK | 89 Pagina's

VAN EVIDENTE BETEKENIS

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1998

DNK | 89 Pagina's