GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BNPP: EEN PROTESTANTSE STAALKAART

Bekijk het origineel

BNPP: EEN PROTESTANTSE STAALKAART

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Protestants in soorten

Tussen november 2010 en augustus 2011 verschenen drie nieuwe delen1 van een seriewerk dat al eerder in dit tijdschrift werd besproken: de Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken (BNPP).2 Opnieuw 1200 protestantse periodieken in kaart gebracht. Een voortzetting maakt nieuwsgierig naar eventuele veranderingen in de opzet en inhoud. Vandaar dat deze in het onderstaande als eerste aan de orde komen.

Vooraf echter aandacht voor een belangrijk woord uit de titel van BNPP: protestant(s). De term ontstond in 1529 en hing destijds samen met het politieke optreden van de ‘Protestierende Stände’ in de Duitse Rijksdag. In de negentiende eeuw verschuift de betekenis in Nederland van een aanvankelijk veelal min of meer neutraal ‘niet-katholiek’, naar ‘tegen Rome’, of sterker: ‘antipaaps’, om vervolgens met het krachtiger worden van de confessionele beweging in diverse protestantse kerken de bijbetekenis te krijgen van ‘niet-confessioneel’, een andere naam dus voor ‘vrijzinnig’, maar dit laatste dan altijd met (al dan niet impliciete) verwijzing naar de Reformatietijd. Al die nuances zijn bij de vele door BNPP beschreven periodieken vertegenwoordigd. Eigenlijk zijn degenen die zichzelf en hun geschriften als ‘protestant(s)’ aanduidden steeds aan het ‘protesteren’ – d.w.z. openlijk getuigen (1529: ‘so protestiren und bezeugen wir’) – geweest en dat nagenoeg altijd tegen een andere, concurrerende beweging. Hetzelfde kan sinds 1845 – toen de door G. Groen van Prinsterer geleide ‘Christelijke Vrienden’ voor het eerst samenkwamen – in steeds sterker mate gezegd worden van de ogenschijnlijk alomvattende term ‘christelijk’. In Nederland wordt daarmee vooral bedoeld: ‘orthodox protestants-christelijk’, in onderscheid van andere soorten volksgenoten. Ook daarvan zijn in BNPP heel wat voorbeelden aan te wijzen. In feite is geen enkele term uit de door BNPP beschreven titels neutraal. De aanduiding ‘evangelisch’, die in het begin van de Reformatie in Duitsland en Zwitserland in zwang kwam, wisselde nadien regelmatig van kleur. De diverse Evangelische Magazijnen die in het laatste kwart van de achttiende eeuw op vaderlandse bodem verschenen, hadden bijvoorbeeld een ander karakter dan de dadelijk besproken Evangelische Kerkbode of ook het Evangelisch Commentaar (I, no. 163) uit het laatste kwart van de twintigste eeuw. Met ‘evangelisch’ als vertaling van ‘evangelical’ in de huidige tijd zijn we weer terug bij af: de Evangelische Magazijnen.3

Veranderingen in BNPP IV-VI

De meest in het oog springende verandering in BNPP IV-VI is, dat deze delen niet meer zijn uitgegeven als fraai gebonden boek met leeslint, maar in een eenvoudige POD-editie met slappe kaft.4 Dientengevolge kon de aanschafprijs vergeleken met die van de voorgaande drie gehalveerd worden. De tweede verandering betreft de bladspiegel: het nummer van het betreffende periodiek en de rubriekaanduidingen zijn thans in een vettere letter gezet; typografisch gezien is deze opmaak minder evenwichtig, maar hij bevordert wel het snel doornemen van de geboden gegevens.

De derde, inhoudelijk tevens belangrijkste, verandering betreft het feit dat in BNPP IV-VI de cumulatieve systematische, c.q. chronologische, overzichten en de dito inhoudsopgaven zijn weggelaten. Hoewel daarmee een handig instrument is vervallen, is deze maatregel begrijpelijk; cumulatief geboden data zullen immers in een seriewerk steeds meer ruimte innemen. De redactie heeft gekozen voor een snelle publicatie van de huidige drie delen, met de toezegging ‘Een register op de eerste zes delen zal afzonderlijk worden gepubliceerd’. De laatstgenoemde zin, die zowel de Inleiding van BNPP IV als die van BNPP V besluit, is wat cryptisch; naast een registerdeel (VII) wordt hier immers impliciet een nieuwe reeks (van zes delen?) in het vooruitzicht gesteld. Het zal zeker niet moeilijk zijn nog een paar delen te vullen. Zo mis ik tot op heden een beschrijving van het toch belangrijke Utrechtse tijdschrift Jaarboeken voor wetenschappelijke theologie (1845-1856) en de opvolgende Nieuwe jaarboeken (1858-1863). In de Inleiding op BNPP VI is de laatste zin nog wat uitgebreid: ‘Een register op de eerste zes delen zal afzonderlijk worden gepubliceerd en is nu reeds raadpleegbaar via de website: www.hdc.vu.nl [curs. JV]’. Wie echter de genoemde site bezoekt, treft daar slechts een alfabetische lijst van reeds beschreven titels. Men zou deze lijst, waarop kan worden doorgeklikt, kunnen beschouwen als een voorloper van de digitale versie van BNPP (verder als: BNPPD). Voorloper – meer niet. Immers de lijst kan straks wel de cumulatieve inhoudsopgave van alle reeds verschenen en toekomstige delen vervangen, maar niet de handige systematische en chronologische registers van BNPP I-III. Om BNPP en BNPPD straks echt toegankelijk te laten zijn, zal er meer moeten gebeuren. Dan mogen de gebruikers toch tevens minimaal een chronologisch overzicht en een personenregister verwachten. Het mooiste zou zijn als straks (door een overzetting naar een ander digitaal opslagsysteem) alle verzamelde gegevens in één bestand zouden kunnen worden ondergebracht, zodat iedere bezoeker daarin zelf vrij zijn/haar weg zou kunnen zoeken.

Als laatste valt hier te noemen dat enkele titels die al in I-III waren opgenomen, in de delen IV en V opnieuw zijn beschreven, omdat hun eerdere beschrijving ‘ernstig’ tekortschoot. De redactie meldt met gepaste trots dat dit bij slechts acht van de 1200 titels behoefde te gebeuren; simpele errata zijn stilzwijgend verbeterd in BNPPD. Als voorbeeld van herbeschrijving noem ik Boekzaal der geleerde wereld (I, no. 73; thans IV no. 36). Het lemma is inderdaad aanzienlijk verbeterd, maar bevat nu een nieuwe, haast onbegrijpelijke fout. Bij de rubriek ‘Achtergrond’ wordt thans ‘NHK’ opgegeven, terwijl toch in de ondertitel van ‘Protestantsche kerken’ sprake is.

Zonder context kan het niet

De verwisseling van ‘Protestants’ met ‘NHK’ is meer dan een vergissing. Ze toont aan dat het in de 21e eeuw moeilijk is de leefwereld van de 19e eeuw te doorgronden. In het Nederland van destijds, toen ieder nominaal tot een kerkgenootschap behoorde, waren er in feite slechts twee hoofdsmaken: ‘rooms’ en ‘protestant(s)’. Vandaar dat de minister ‘voorloopig belast met de zaken der Hervormde en andere Eerediensten behalve den Roomsch-Katholieken’ kon bepalen dat de Boekzaal vanaf juli 1816 als Boekzaal der Geleerde Wereld en Tijdschrift voor de Protestantsche kerken in het Koningrijk der Nederlanden door het leven zou gaan. Ook de voortzetting van de Boekzaal, Stemmen voor waarheid en vrede (II, no. 317), voerde in de jaren 1864-1925 als ondertitel Evangelisch tijdschrift voor de Protestantsche kerken.5

Dezelfde verwisseling heeft in BNPP plaatsgevonden bij de Evangelische Kerkbode (IV, no. 87). Degene die de autopsie heeft verricht, heeft – dat is duidelijk – alle gegevens onder ogen gehad, maar die onvoldoende geïnterpreteerd. Wie de eigenaar van het blad was, blijft in BNPP open. Dit was echter in de jaren 1841-1848 de toenmalige redactie. Deze heren memoreren immers in hun ‘Afscheidswoord’ van 29 dec. 1848 (EKB 1848, 210-212) dat de titel van het blad ‘ons bijzonder eigendom’ was; vandaar dat ze hun ‘jaarlijksch inkomen’ vrij konden besteden aan allerlei ‘protestantsche’ doeleinden. De ‘achtergrond’ van het blad was dus niet ‘NHK’, maar ‘Protestants’, en hier dan in de betekenis van: tegen Rome het onverbloemde en onversneden evangelie.6 Dit motief bracht in 1841 de in confessioneel opzicht breed samengestelde redactie bijeen: hervormd, remonstrant, lutheraan en doopsgezind, orthodox en minder orthodox, achttien man in totaal – hun namen worden in de beschrijving opgesomd –,7stonden aanvankelijk zij aan zij om het roomse gevaar te keren. Spoedig bleek dit toch een wat wankele basis te zijn en viel de groep uiteen; na de grondwetswijziging van 1848 wierpen de overblijvenden de handdoek zelfs definitief in de ring; tegen zoveel vrijheden voor kerk, onderwijs en vergadering viel niet op te boksen. Een nieuwe redactie – de gewezen priester J.O. Josset – trad aan. Uiteindelijk kon ook hij het niet bolwerken tegen de nieuwe tijd; met hem stierf in 1855 de Evangelische Kerkbode.8

Gezien de tweemaal voorkomende verwisseling is het verklaarbaar dat de aanduiding ‘prot.[estants]’ ontbreekt in de lange lijst van ‘achtergrondskenmerken’ die de BNPP-redactie inmiddels heeft ontwikkeld.9 Toch zou dit een zeer bruikbare (basis)typering zijn voor bladen als De Fakkel (III, 50), Adolphe Faber's Protestantsche Betrekkingengids voor Nederland (VI, no. 4), Gustaaf-Adolf (VI, no. 119), Wespen (VI, no. 389) en de nog niet beschreven periodieken De Morgenster (1852-1855)10 en De Wekker.11 Bij welke titel echter ook – steeds zal de historische context de fijne nuance moeten aanbrengen. Wie zich bijvoorbeeld bij een titel als De Christelijke melk- en zuivelhandelaar (1946-1948*; VI, no. 57; voorzetting van: De Christelijke melkslijter) afvraagt, wat nu het specifiek [orthodox protestants-] christelijke aspect van melk slijten is geweest, dient te bedenken dat de destijds los verkochte melk aanvankelijk rechtstreeks van de boer kwam, later weliswaar in de fabriek werd gepasteuriseerd, maar toch altijd slecht te bewaren was in huizen zonder koelkast. Vandaar dat er ook op zondag melk werd gevent. Wat doet dan een orthodoxe protestant die de zondag wil heiligen, maar intussen op die dag (in de crisistijd) een collega melk ziet verkopen aan de klanten?

Opwekking/ Evangelisch/ Pinkster/ Charismatisch / Kerkbladen

BNPP IV-VI beschrijven naar verhouding veel jongere titels, waaronder een groot aantal periodieken uit de wereld van Opwekking / Evangelisch (Evangelical) / Pinksterbeweging / Charismatische beweging. Het betreft een in kerkhistorisch opzicht nog weinig ontgonnen gebied, dat bovendien dikwijls moeilijk toegankelijk is omdat de betreffende tijdschriften lang niet altijd compleet in een via PICARTA ontsloten bibliotheek aanwezig zijn.12 Zo is bijvoorbeeld een ‘gouwe ouwe’ als Kracht van omhoog 1937-1996 (IV, no. 179) volgens PICARTA op vijf locaties aanwezig, maar dat betekent niet dat alle jaargangen bewaard zijn. De autopsie voor BNPP kon pas beginnen in 1951; ook daarna zijn niet alle nummers van het tot 1974(?) veertiendaags verschijnende orgaan aanwezig, ondanks het feit dat in de hoogtijdagen van het blad de geschatte oplaag 25.000 exemplaren was. Van het blad Stromen van kracht,13 dat evenals de gelijknamige beweging met name in de jaren vijftig aandacht trok, maar nu volgens PICARTA slechts in de UBVU aanwezig is, mist vooral uit de jaren 1954-1955 een aantal nummers. Ook van het blad Vuur 1957-2000(?) van de Charismatische werkgemeenschap ontbreken de nodige nummers.14 Ondanks dergelijke leemten wordt toch in BNPP een ruim assortiment geboden van hetgeen de genoemde deels binnen, deels buiten de gevestigde kerken opererende bewegingen in de loop van de twintigste eeuw aan periodieken op de markt hebben gebracht. Daarnaast zijn ook publicaties van bewegingen als IKV en ICTO niet vergeten (VI, no. 134-136).

Wat opvalt bij veel jongere titels,15 is het feit dat vrijwel alle namen van redactieleden en medewerkers bekend zijn. In dat opzicht verschillen deze periodieken duidelijk van die van (vooral de eerste helft van) de negentiende eeuw, toen anonimiteit bij het redigeren en publiceren normaal was.16 Dat er op dit gebied een ontwikkeling plaatsvond, wordt zichtbaar bij een groep die in BNPP IV-VI eveneens ruim aan bod komt: de kerk(elijke)bladen. Een globale kennisneming van de betreffende titels wekt de indruk dat vooral bij de bladen die na de Tweede Wereldoorlog verschenen de rijen van namen langer worden. Mogelijk hangt dit samen met het feit dat het toen minder gebruikelijk werd dat predikanten soms decennialang de redactie van een blad voerden. De ruime presentatie van namen in BNPP(D) zal het in de toekomst – als de complete chronologische en systematische overzichten alsmede de naamregisters gereed zijn – mogelijk maken een goed overzicht te krijgen van de protestantse smaakmakers van weleer en dan met name uit later tijd.

Geen (ontbrekende) nummers gevonden

Ondanks de vele arbeid die de titelbeschrijvers van BNPP aan de hun toevertrouwde periodieken hebben besteed, resteren er toch zaken die ze niet konden oplossen. Zo bij Christelijk weekblad tot voorbereiding om over feest- en lijdensstoffen te hooren prediken (V, no. 37). Daar staat genoteerd: ‘geen nummers gevonden’. De verschijning van het blad in 1825-1826 valt af te leiden uit A.B. Saakes, Naamlijst, waarin vrijwel alle Nederlandse publicaties van de jaren 1790-1854 zijn opgenomen.17 Uit de Naamlijst wordt tevens duidelijk dat het zou gaan om – ik citeer BNPP – ‘30 afleveringen die later tot boek werden samengevoegd’. Wie met die wetenschap de titelwoorden in PICARTA invult, ziet dat de bijeengebonden afleveringen als Handboek of Christelijk Weekblad (…) met vrucht te hooren prediken in vier bibliotheken voorkomen. De prijs van het boek valt te achterhalen via Google. De onderzoeker wordt daar naar het in 1835 verschenen, maar thans ook digitaal opgeslagen Supplement van de Alphabetische naamlijst van boeken (…) 1790 (…) 1832 geleid, waarin bij het Handboek f 5,50 vermeld wordt.18 Autopsie leert dat het nauwelijks een periodiek betreft. Hoewel de dertig afzonderlijke afleveringen de titel Christelijk weekblad voeren, wordt al in het ‘Berigt’ van de uitgever (I-IV; annex afl. 1 van 12 pp.) aangekondigd dat er slechts dertig afleveringen zullen verschijnen, die later bijeengebonden kunnen worden met bijgeleverd voorwerk (o.a. inhoudsopgave) en titelpagina. Hoewel de meeste afleveringen 16 pp. tellen, komen er ook afleveringen van 12, 24 (het ongepagineerde wit meegeteld) of zelfs 32 pp. voor.19 Bij dít Christelijk weekblad (de titel komt meer voor) gaat het dus om een uitgever, die meer probeerde te verkopen door een beoogd boek in afleveringen op de markt te brengen.20

De titelbeschrijving is in dit geval in meer dan één opzicht achterhaald, dankzij moderne middelen die wellicht nog niet bestonden toen het Christelijk weekblad (…) werd beschreven. Iets dergelijks doet zich voor bij De ongeveinsde christen, een door Y. van Hamelsveld geredigeerd weekblad (v, no. 275) dat acht jaargangen zou hebben gekend (1797-1804). Dit laatste is bewust voorzichtig geformuleerd. De rubriek ‘autopsie’ maakt immers duidelijk dat dit gegeven niet aan eigen onderzoek is ontleend: ‘K[oninklijke] B[ibliotheek]: nr. 2-nr.12; nr. 40; de ontbrekende nummers zijn niet gevonden’. Een blik in PICARTA leert dat de wetenschap dat De ongeveinsde christen acht jaargangen heeft gekend, ontleend is aan Saakes’ Naamlijst. Verder wordt bij PICARTA (deels via doorklikken) duidelijk dat: a. de kb inderdaad de genoemde nummers bezit, zonder dat geheel vaststaat in welk jaar ze verschenen (1797?), b. de UB Tilburg enkele andere nummers (uit een onbekend jaar) in bezit heeft.21

Er geldt echter geen ‘PICARTA locuta, causa finita’; er zijn meer wegen die naar de gezochte gegevens kunnen leiden. In dit geval zijn die te achterhalen via Google. De eerste treffer bij ‘de ongeveinsde christen’ leidt naar een complete digitale versie van jaargang I (1797).22 Het betreft een exemplaar dat berust in de Bayerische Staatsbibliothek te München. Doorbladeren brengt aan het licht dat het bewuste blad in dezelfde vorm verscheen als het Christelijk weekblad. De ‘vertoogen’ 1-52 (van 8 pagina's ieder) zijn later met een voorwerk, dat naast de titelpagina ook een ‘Inhoud der vertoogen’ bevatte, bijeengebonden tot een boek van VIII+416 pagina's. Verder wordt duidelijk dat het hier een vroege vorm van ‘politieke theologie’ betreft. Vertoog 1. gaat weliswaar over ‘Zielsverheffing tot God, bij den aanvang van het jaar, maar 2. en 3. dalen meteen af tot ‘Godsdienst noodzakelijk voor den mensch en voor den staat’ (I, II), waarna vanzelf in 4. ‘Vereeniging van godsdiensten’ volgt, vervolgens 5. hoe dit laatste te bewerkstelligen enz., enz. Halverwege het jaar zijn lezers zover gevorderd dat ze haast wel nieuwsgierig moeten zijn geworden naar 25. ‘Advijs van den schrijver, nopens de zorg van den Staat voor den godsdienst, uitgebracht in de Nationale Vergadering’. In 52. blikken we met Van Hamelsveld weemoedig – ‘alles … zal éénmaal vergaan’ – terug op het bewogen jaar 1797.23 De hier weergegeven inhoud van jaargang 1797 doet vermoeden dat de beschrijver van v, no. 275 in de kb stukjes van een andere jaargang heeft aangetroffen, dan wel niet goed heeft opgelet. Anders had hij/zij immers dit weekblad bij ‘categorie’ nooit kunnen aanduiden als ‘III/meditatie’. De patriot Van Hamelsveld had met zijn werk inderdaad ‘stichtende bedoelingen’, maar dan toch van een ander gehalte dan men gewoonlijk onder deze aanduiding verstaat. Doorbladeren brengt verder aan het licht dat tot en met Vertoog 17 naast de Amsterdamse boekhandelaar/uitgever M. de Bruijn ook zijn (vrij onbekende) confrater ter plaatse Hendrik Lardé bij de uitgave van het weekblad betrokken was.

Google en andere adressen op het web hebben meer verrassingen in petto. In de eerste plaats het gegeven dat De ongeveinsde christen IV (1800) al maandenlang wordt aangeboden bij een Nederlands antiquariaat.24 Verder dat de Bayerische Staatsbibliothek (hoogstwaarschijnlijk) de complete set in bezit heeft, waarvan nu zes jaargangen (I-III,V-VII) zijn gedigitaliseerd.25 Op de eerste pagina van jaargang VII (1 januari 1803) doet de dan bijna 60-jarige Van Hamelsveld een interessante mededeling: hij dankt God dat hij zijn weekblad tot dusver heeft mogen verzorgen, ‘zijnde dit reeds voorgegaan, door een dergelijk Tijdschrift, onder den Titel: De Welmeenende Raadgever’. Het betreft hier een tijdschrift dat in de jaren 1790-1795 is verschenen en nadien in vijf delen werd bijeengebonden.26 Evenals zijn opvolger is het een late vorm van het sinds het begin van de achttiende eeuw opgekomen genre ‘spectatoriale weekbladen’.27 Van Hamelsveld kon van het schrijven van dergelijke blaadjes nooit genoeg krijgen, getuige het feit dat hij in 1807 De redelijke christen (IV, no. 293) lanceerde. Ook in dit geval kon de titelbeschrijver de complete losse jaargang niet achterhalen, maar is waarschijnlijk de boekvorm beschikbaar.28 Wie zich bezighoudt met tijdschriften, met name die uit begin negentiende eeuw, zal dus steeds rekening moeten houden met het feit dat waar de afleveringenvorm niet meer (geheel) te achterhalen valt, de gebonden vorm wellicht wel te raadplegen is.29

BNPP(D): achterhaald of een project met toekomst?

De bovenstaande exercitie, uitgevoerd bij enkele titels, laat zien hoezeer de mogelijkheden voor nader onderzoek zijn toegenomen zijn sinds BNPP en BNPPD in respectievelijk 1988 en 1998 van start gingen. Dit leidt tot de vraag: is BNPP(D) nu achterhaald of is het toch een project met toekomst?

Mijns inziens is het eerste beslist niet het geval. Zelfs al zouden alle delen van BNPP binnenkort als e-book beschikbaar zijn, zelfs dan zou het werk bij de huidige technische stand van zaken toch nog niet zo snel door te bladeren zijn als thans de papieren versie. Bovendien zijn nog lang niet alle protestantse periodieken gedigitaliseerd en zal dit waarschijnlijk ook nooit gebeuren. Wel zal de digitale versie van BNPP vanwege de daaraan verbonden extra's naar verhouding steeds belangrijker worden. Eerder pleitte ik al voor een koppeling tussen de bestanden van BNPPD, die van de (nog te verschijnen) digitale versie van haar oudere zuster, de Bibliografie van Katholieke Nederlandse Periodieken (BKNP), en PICARTA. Nu voeg ik daar de wens bij dat het in de toekomst ook mogelijk zal worden dat een onderzoeker tevens door kan verbinden naar de (geheel of gedeeltelijk) digitaal opgeslagen teksten van de betreffende periodieken. Bij PICARTA is dat thans in bepaalde gevallen reeds mogelijk; zo bijvoorbeeld bij het onlangs gedigitaliseerde belangrijke tijdschrift Bouwsteenen. Tijdschrift voor Inwendige Zending (I, no. 76). Een goede koppeling tussen BNPPD, BKNPD en PICARTA is daarom des te meer gewenst.30

Slotsom en oproep

Een koppeling tussen BNPPD, BKNPD en PICARTA is slechts een volgende stap in een steeds verder voortschrijdende digitalisering van communicatiemiddelen. De titelbeschrijving van BNPP loopt tot rond het jaar 2000. Wie verder denkt, beseft dat er voor de eenentwintigste eeuw nieuwe registratiemethoden van communicatiemiddelen bedacht zullen moeten worden. Nu al verschijnen veel kerkbladen niet slechts in papieren vorm, maar tevens in digitale. Wie niet voor toezending bedankt, krijgt (als predikant?) dagelijks ongevraagd een digitale nieuwsbrief van ‘CIP.nl nieuws’ binnen. Hoe in de toekomst al dit materiaal blijvend vast te leggen en te registreren? Hoeveel kostbare energie willen we in digitale opslag steken? Denken protestanten ook groen?

Terug naar het verleden. In gedachten zie ik enkele titels die nu nog slechts in brokstukken beschikbaar zijn, bij mijn grootouders op tafel liggen of bij mijzelf in de kast staan.31 Die exemplaren zijn inmiddels verdwenen. Wellicht zijn er echter elders (veelal losse) exemplaren gespaard gebleven, bij particulieren of verdwaald in plaatselijke kerkelijke archieven, waar ze bij het opruimen van boedels of bij archivering van stukken opduiken. Wie dergelijke stukken vindt en ze (desnoods in copie of gedigitaliseerde vorm) wil afstaan voor publiek gebruik, kan zich melden bij de redactie van BNPP via hdc@ubvu.vu.nl. De redactie zal dan (in overleg met de schenker) bezien waar het afgestane materiaal het beste kan worden ondergebracht. Zij zal de lezers van DNK eveneens dankbaar zijn als deze de onjuistheden of omissies die ze in de tekst van BNPP(D) hebben aangetroffen willen doorgeven via hetzelfde adres. De juiste gegevens zullen vervolgens gepubliceerd worden in BNPPD.


1 Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken IV-VI, o. red. v. W. Berkelaar, G. Harinck, R. Huizenga, P. Moleveld en H. Seijlhouwer, Amstelveen (EON Pers) 2010-2011. ISBN 978 90 77246 42 9, 978 90 77246 46 7, 978 90 77246 00 9; 291, 252 en 235 pp.; €25 per deel. Wie deel I-VI als geheel aanschaft betaalt slechts €125 (dit inclusief portokosten). Nadere gegevens: http://www.hdc.vu.nl

2 Over BNPPP I-III: J. Vree, ‘Twintig jaar Bibliografie van Nederlandse Periodieken. Twee eeuwen protestantse leescultuur in staat van kartering’, DNK 68 (juli 2008), 29-42; zijdelings tevens in: J. Vree, ‘Veelal niet geacht, maar uiterst waardevol. Enige opmerkingen bij BKNP II’, DNK 72 (juni 2010), 62-67.

3 Vgl. J. van den Akker, Terug naar de bron. Het begrip ‘evangelisch’ tussen 1700 en 1853. Doctoraalscriptie Faculteit der Godgeleerdheid VU, Amsterdam 1997.

4 POD: Printing on Demand.

5 BNPP II, no. 317 wekt de indruk dat de ondertitel Evangelisch (…) pas in 1878 is ingegaan; in BNPPD is dit verbeterd. N.B. De stand van de BNPPD-versie en die van PICARTA is, tenzij anders vermeld, die van 14 september 2011.

6 In de EKB werd overigens soms ook uitgehaald naar confessionele ijveraars als afgescheidenen en Réveilmannen; vgl. Vree, ‘Veelal niet geacht’, 62, 65.

7 O.a. W. Broes, A. des Amorie van der Hoeven, L.C[!]. Lentz, S. Muller, P. Hofstede de Groot.

8 Zie voor J.O. Josset (1792-1855), die al eerder als medewerker was opgetreden: A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden (…) IX, 221-226.

9 BNPP VI, 17-19.

10 De Morgenster. Weekblad ter bevordering van het levend christendom, genoemd in Titellijst van de Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken, Amsterdam 1990, 115. Vgl. F.R.J. Knetsch, ‘“De Morgenster” (1852-1855) – een voorlopige verkenning’, DNK 27 (september 1987), 67-77.

11 De Wekker. Weekblad voor onderwijs en opvoeding [1859: Schoolwezen] 1844-1877 [niet in Titellijst BNPP], lange tijd haast het huisorgaan van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap.

12 http://picarta.pica.nl; vrij te raadplegen via universiteits- en andere grote bibliotheken.

13 Nog niet in BNPPD; wel in Titellijst BNPP, waar ook het Persmuseum als locatie wordt genoemd.

14 Tot 1998 beschreven in BNPPD; in UBVU aanwezig t/m 2000.

15 Zie bijv. ook het ‘reformatorisch’ opinieblad Koers (IV, no. 177) met ruim vier kolommen namen.

16 Zie o.a. R. Aerts, De letterheren (…), Amsterdam 1997, 63-65.

17 A.B. Saakes, Naamlijst van Nederduitsche [vanaf V (1809-1813): uitgekomen] boeken (…), Amsterdam/’s-Gravenhage/Amsterdam 1794-[1855]. BNPP VI, 21 biedt een onvolledige titelbeschrijving van de Naamlijst.

18 http://books.google.com

19 Christelijk weekblad 18 (pp. 269-300), getiteld ‘De bekeerde moordenaar aan het kruis’, was zelf als afzonderlijke uitgave voorzien, speciaal bestemd voor ‘die tot de doodstraf veroordeeld zijn’ (a.w., 269).

20 Autopsie: UBA. Vgl. Lisa Kuitert, Het ene boek in vele delen (…), Amsterdam 1993, m.n. 37-41.

21 Het Tilburgse nummer (CBC TFH a 14929.9-10) doet vermoeden dat het hier twee afleveringen betreft die in een convoluut als no. 9 en 10 zijn bijgebonden.

22 http://books.google.com

23 De jaargangen behoren daarmee niet tot categorie III (t/m 300 pp.), maar v (t/m. 500).

24 http://www.antiqbook.nl (Antiquariaat De Roo; €20); eerste waarneming op 22 jan. 2011.

25 http://search.books2e-books.eu > http://www.bsb-muenchen-digital.de. Raadpleging van de Karlsruher Virtueller Katalog (http://www.ubka.uni-karlsruhe.de/kvk.html) brengt tot de conclusie dat de BSB voor zover na te gaan wereldwijd de enige bibliotheek is die De ongeveinsde christen op de plank heeft staan.

26 Saakes, Naamlijst I, 76; II, 206. Volgens PICARTA in UBU, maar daar met onjuiste vermelding (1792) van het beginjaar. Omdat het werk buiten de onderzoeksperiode valt, zal het niet beschreven worden in BNPP(D).

27 Vgl. P.J. Buijnsters, Spectatoriale geschriften, Utrecht 1991, m.n. 28v., 100, 107.

28 In UBU. De categorie van De redelijke christen is overigens goed getroffen: ‘iii/opinie’.

29 Zie bijv. Algemeen christelijk zondagsblad (niet in BNPPD, wel in Titellijst BNPP met onjuiste titel (n.l. Zondagsboek)); Vree, ‘Veelal niet geacht’, 65-67 (m.n. n. 9 en 12).

30 Zie voor het belang van goede koppelingen: Karel Berkhout, ‘Het digitale drama’, NRC 10 sept. 2011, waarin de chaos bij de digitalisering van erfgoed aan de kaak wordt gesteld.

31 Zie IV, no. 179; V, no. 158; VI, no. 331.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

DNK | 84 Pagina's

BNPP: EEN PROTESTANTSE STAALKAART

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

DNK | 84 Pagina's