GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Protestants postscriptum

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Protestants postscriptum

Bij Vefie Poels: ‘Gekruide zielespijs – 250 jaar godsdienstig en kerkelijk leven in katholieke tijdschriften’

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De lezing van de bovenstaande uiteenzetting van Vefie Poels was mij een waar genoegen. Daarom begin ik met mijn waardering uit te spreken voor het vele werk dat door Zjuul van den Elsen, Otto S. Lankhorst, Door Timmermann en haar aan dit derde deel van de BKNP is besteed. Alleen wie zich ooit op het gebied van de beschrijving van tijdschriften gewaagd heeft, beseft hoeveel inspanning het heeft gekost om zo'n omvangrijk werk tot stand te brengen. En dan nog blijven er witte plekken over, zoals bijvoorbeeld blijkt bij no. 336: de Godsdienstige mengelingen en stichtende dichtstukjes, bijeen verzameld door eenen katholijken priester, verschenen ooit in de jaren 1824-1825 bij J.J. Arkesteijn te ‘s-Hertogenbosch als afzonderlijk genummerde bijlage bij het Maandwerk voor katholijken bevattende eene verhandeling over het evangelie van elken zondag in den maand (…). Van de Mengelingen resteren een aantal afleveringen uit 1825, maar het Maandwerk schijnt van de aardbodem verdwenen. Wat rest is slechts een circulaire van de uitgever uit januari 1825, waaruit blijkt dat het Maandwerk inderdaad is verschenen, en een advertentie in de Nederlandsche Staatscourant van 29 nov. 1824 die aangeeft dat toen inmiddels het negende stukje van de eerste jaargang was uitgekomen.1

Dat een werk als BKNP zin heeft, mag blijken uit het volgende. Bij de correctie van een artikel over protestantse kinderzendingsgenootschappen, die in Nederland hun ontstaan danken aan het door godsdienstonderwijzer T.M. Looman te Amsterdam geredigeerde Zendelingsblad voor de Jeugd (1850-1868), moest ik onlangs enkele nadere gegevens zien te vinden van de katholieke pendant, de Annalen van het Genootschap der Heilige Kindschheid (1850-1934). Het juist binnengekomen deel 3 bracht uitkomst. Onder no. 73 stonden in twee kolommen alle gezochte gegevens vermeld. In één oogopslag werden ook de overeenkomsten en verschillen bij protestant en katholiek zichtbaar.

De belangrijkste overeenkomst is dat het moment waarop men in ons land expliciet kinderen bij het zendings-/missiewerk ging betrekken precies gelijk was: 1850. Nu de verschillen: bij protestanten begon het Zendelingsblad als werk van een orthodox-hervormde eenling die zijn blad liet uitgeven bij de even orthodoxe Amsterdamse uitgever H. Höveker, bij de katholieken stond er het te Roermond gevestigde Genootschap der H. Kindschheid achter (met daarachter weer de centrale directie in Parijs) en werd het blad gedrukt in de drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis te Tilburg, die blijkens het register van BKNP 3 verschillende periodieken verzorgde. Kort gezegd: werk van afzonderlijke protestantse leken tegenover (internationale) organisaties van de katholieke geestelijkheid. Die belangrijke rol van de geestelijkheid blijkt ook uit het forse aantal Latijnstalige periodieken in dit deel. Volgens het chronologisch overzicht verschenen er tussen 1740 en 1900 ruim twintig verschillende titels. Aan protestantse zijde raakte het gebruik van Latijn vanaf rond 1850 ook bij theologen snel in onbruik; theologische studenten tekenden petities voor het afschaffen van het Latijn bij de colleges. De Romeinse wereldkerk daarentegen hield haar taal nog lange tijd in ere.

Nog een opvallend verschil. Als de Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken (BNPP) op dezelfde thematische wijze zou zijn opgezet als de BKNP, dan zouden er in deel 3 vele prekenseries bijeengebracht zijn. Zo uit mijn hoofd ken ik alleen al voor de jaren 1800-1850 een kleine tien series, soms afkomstig van één predikant, maar meestal van een redactie of een uitgever, die met een vaste groep van predikheren een bepaald segment van het kerkvolk wilde bedienen: ‘Dordtsch’-orthodox, gewoon orthodox, ‘evangelisch’, enz. Het merendeel van dergelijke series kostte bij intekening voor twaalf preken ƒ 1,20 per jaar, vandaar de naam ‘dubbeltjespreken’. De onderwerpen konden alle kanten uitgaan en de achterliggende teksten werden uit de hele reeks Genesis-Openbaring gekozen. Iets dergelijks tref je totaal niet bij de Catholica. Men kende daar wel – net zoals aan protestantse zijde – ’preektijdschriften’ (in het systematisch overzicht wordt er onder het kopje ‘Homiletiek’ een zevental vermeld), maar die waren bestemd voor de predikers en niet voor hun hoorders. Toen het blad De gewijde rede (no. 330), dat vanaf jaargang 1 (1924/25) door de paters Minderbroeders was uitgegeven, in 1945 naar de Maastrichtse uitgeverij J. Schenk overging, werd de abonnees uitdrukkelijk het volgende te kennen gegeven: ‘De expeditie zal toch zóó zijn dat dit tijdschrift niet in handen van leeken komt’.

Als katholieke leken dan toch nog de zondagse evangelielezing in een tijdschrift behandeld zagen, gebeurde dat, zo blijkt uit het bovengenoemde Maandwerk, volgens het Missale Romanum. Dit brengt mij bij het belangrijkste verschil dat bij het doornemen van BKNP 3 naar voren kwam: het grote belang van het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 naast ruim een eeuw later de invloed van Vaticanum ii op de ontwikkelingen aan katholieke zijde. Aan protestantse zijde zijn dergelijke markante kantelpunten niet zo aan te wijzen.

Th. Clemens betoogde in 2002 – aan de hand van kerkboeken en de periodieken die tussen 1703 en 1853 nieuw verschenen – terecht dat de periode vóór het herstel minder duister was dan L.J. Rogier in 1953 deed voorkomen.2 Wie echter alleen al let op wat er tussen 1811 en 1860 aan nieuwe protestantse periodieken op de markt kwam, ziet een wereld van verschil tussen het katholieke en het protestantse erf. M.J. Aalders telde aan de hand van de voorlopige BNPP-lijst van 1990 voor de decaden tussen 1811 en 1860 respectievelijk 27, 23, 30, 69 en 129 nieuwe titels.3 Globaal gezien kan men stellen dat in de periode 1853-1962 de katholieken hun achterstand ruimschoots inhaalden, maar zij en de protestanten bleven toch vooral elk op eigen erf. Pas na Vaticanum ii komt er een onderling gesprek en samenwerking op gang. Vandaar dat men in het register van BKNP 3 ook de naam van H.M. Kuitert aantreft, omdat het blad Aktueel (no. 35), dat in het begin van de jaren zeventig verscheen, een vraaggesprek met hem opnam.

Het bladeren en lezen in een boek als dit betekent ook teruggaan in je eigen nog betrekkelijk recente verleden. Ik heb ze weer eens uit mijn kast gehaald: uitgaven als Concilium Oecumenicum Vaticanum II, Vaticanum II, de eerste nummers van Conto 13 (BKNP 3, no. 218, 1101 en 242) en Concilium (BKNP 2, no. 49). Ik las die tijdschriften in de jaren zestig van de vorige eeuw naast af en toe een los nummer van de Osservatore Romano (gekocht bij de firma Van Gelderen op het Damrak). Een aantal afleveringen van de Vaticaanse krant liggen nog in de groene plastic ringbanden waarin de beide eerstgenoemde titels verzameld konden worden. Bij het zien van deze verzameling kwamen als vanzelf vier vragen op. De eerste: zou er straks, als de serie BKNP in vijf delen compleet is (zie het artikel boven), ook een compleet chronologisch overzicht komen (in druk of digitaal), waarin genoemde nummers, die nu over twee banden zijn verdeeld, weer in hun organisch verband verschijnen? Dan hindert het ook niet meer dat Concilium in BKNP 2 (Cultuur en ontspanning) staat en Communio, toch evenzeer een internationaal theologisch tijdschrift, in BKNP 3 (Godsdienstig en kerkelijk leven; aldaar no. 216). Wie de ontwikkelingen in de Katholieke Kerk wat heeft bijgehouden, weet dat het laatstgenoemde tijdschrift in 1971 werd opgericht door aanvankelijke Concilium-medewerkers als Joseph Ratzinger en Hans Urs von Balthasar, omdat die zich niet meer konden vinden in de koers van het tijdschrift waartoe de Nederlandse uitgever Paul Brand jr in 1962 het initiatief had genomen.4 Vraag: naar welke norm werden deze tijdschriften – die beide in 1980 van het Nederlandse toneel verdwenen – over 2 en 3 verdeeld? Volgens Poels werden ‘wetenschappelijke’ tijdschriften ondergebracht in 2, maar behoorde Communio dan niet tot deze categorie?

Een derde vraag: zou het geen overweging verdienen om na de voltooiing van de reeks een artikel of zelfs een grotere publicatie te wijden aan de uitgeversbanden waarin veel tijdschriften later werden ingebonden? Ook die zullen namelijk, evenals de tijdschriften zelf, een ontwikkeling laten zien. De plastic banden die vanaf 1962 door Gooi & Sticht werden verkocht, duidden achteraf bezien op een overgang van de ‘prachtbanden’ van eertijds naar het door Poels vermelde gegeven dat de redactie van Sjaloom in 1965 liet weten: ‘We willen helemaal niet ingebonden worden’.

Mijn vierde vraag heeft te maken met (onbevredigde) nieuwsgierigheid: wat zat er achter het abrupt afbreken van Vaticanum II? Abonnees van laatstgenoemd blad kregen namelijk plotseling in plaats van het te verwachten nummer van Vaticanum II – V.16 – Conto 13 i.1 toegezonden. Bijgevoegd was een kaart waarop stond vermeld dat ze de nummers 16-18 van jaargang V niet meer zouden ontvangen, maar in plaats daarvan drie nummers van het nieuwe blad. ‘Met waardering en erkentelijkheid nemen we afscheid van de [oude] Redactie’ schreef N.V. Gooi & Sticht, maar waarom die redactie niet langer deugde werd destijds niet onthuld. Ook BKNP 3 doet er het zwijgen toe.

Als laatste iets over de uitvoering. BKNP 1 telde 358 pagina's, BKNP 2 348, maar BKNP 3 spant met 859 pagina's echt de kroon en dat in alle opzichten. Het werk is niet alleen opnieuw voornaam uitgegeven en – dankzij de fraaie letter van Gerrit Noordzij – goed leesbaar, maar ook goed gebonden en – overeenkomstig een wens uitgesproken in een recensie van BKNP 2 – voorzien van een leeslint.5 Vooral bij een zo dikke band als deze zijn laatstgenoemde voorzieningen zeer belangrijk.


1 Geraadpleegd via http://resources2.kb.nl/010045000/pdf/DDD_010049281.pdf (12 sept. 2012).

2 Th. Clemens, ‘Een kerk zonder bisschoppelijk bestuur. Een herwaardering van de periode vóór 1853’, in: J. Vis, W. Janse (red.), Staf en storm: het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in 1853: actie en reactie, Hilversum 2002, 17-36.

3 M.J. Aalders, ‘De moeilijke start van de Kerkelijke Courant 1847-1852’, DNK 40 (1994), 1-21, m.n. 2.

4 Zie voor Brands initiatief: J. Jacobs, ‘Het Tweede Vaticaans Concilie vijftig jaar na dato. (…)’, Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis 15, 42-49, m.n. 46.

5 Zie voor het leeslint: J. Vree ‘Veelal niet geacht, maar uiterst waardevol. Enige opmerkingen bij Otto S. Lankhorst, Door Timmermann (eindred.), Bibliografie van Katholieke Nederlandse Periodieken II (Cultuur en ontspanning), Nijmegen 2008’, DNK 72 (juni 2010), 62-67, m.n. 67.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2012

DNK | 86 Pagina's

Protestants postscriptum

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2012

DNK | 86 Pagina's