GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Diaconaal congres, gehouden te Utrecht den 2den en 3den Februari 1888, In »het Gebouw voor kunsten en wetenschappen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Diaconaal congres, gehouden te Utrecht den 2den en 3den Februari 1888, In »het Gebouw voor kunsten en wetenschappen”.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Namens de regelingscommissie, benoemd in het synodaal convent van Nederd. Gereformeerde kerken (doleerende), gehouden te Rotterdam in Juni 1887, en bestaande uit de brs. Ds. N. A. de Gaay Fortman te Amsterdam, Dr. Mr. W. van den Bergh te Voorthuizen en Ds. H. Hoekstra te Utrecht, opende Ds. H. Hoekstra op Donderdag 2 Februari des avonds te 6 ure het diaconaal congres.

Enkele predikanten, vele ouderlingen en een aanzienlijk getal diakenen benevetis belangstellenden waren aanwezig. Zeven en zestig kerken waren bij de opening van het congres vertegenwoordigd, terwijl dat getal den volgenden dag ruim zeventig bedroeg.

Onder de meer dan 250 aanwezigen werd ook opgemerkt de heer docent H. de Cock, afgevaardigd door den kerkeraad der Chr. Ger. gemeente te Kampen.

Na gebed, het lezen van 2 Cor. 8 en het zingen van Ps. 146 : 5, 6 en 7 stelde Ds. Hoekstra namens de regelingscommissie voor als praeses voor de vergaderingen aan te wijzen Ds. N. A. de Gaay Fortman, als assessor Dr. W. van den Bergh, als scribae Ds. J. 0. Sikkel en den heer W. H. van Schaick; terwijl aan de broeders H. de Wilde en Jb. van Oversteeg opgedragen wordt, het verslag voor de pers op te maken.

Deze regeling werd goedgevonden: doch ook Ds. Hoekstra werd als assessor aangewezen.

In zijn openingswoord wijst de voorzitter, Ds. de Gaay Fortman, er op hoe het allen bekend is, dat er een diaconie is, maar slechts aan weinigen, wat de diaconie is. Aan de meesten is het werk der barmhartigheid in zijn rijken omvang onbekend gebleven. En het moet gegd worden, dat niet alleen in deze en vooraande eeuw dat v/erk slechts gebrekkig vertaan wordt, maar dat ook in vroegere eeuwen aaraan te weinig de aandacht gewijd is. Hoe rnstig de strijd onzer Gereformeerde kerken gen Rome ook was om de zuivere belijdenis n de rechte uitoefening en handhaving van e ambten van leeraar en ouderling, het ambt er barmhartigheid ontving slechts een gering eel van de aandacht. Toen de bekende Koelan in de classis Walcheren tot reformatie priep, had hij het oog op leeraars en ouderngen, doch op de diakenen doelde hij weinig. zijn werk over »de ambten'' geeft hij aan et diaken-ambt ternauwernood een paar bladijden.

God schonk thans weer een nieuwe reforatie. Zij er dan nu niet alleen eene zuivering de leer, in de bediening van het leeraarsn ouderlingenambt, maar ook in de bediening an het ambt der diakenen. Bevend wordede erste stap gedaan, daar de weg, die tot zuiering zal leiden, duister en moeielijk zal zijn. at het gevoel van geringheid het ootmoedig ebed bewerke om, klein in onszelven, door od geleerd te worden; — d^m zal dit diacoaal congres niet onvruchtbaar zijn. Niet om et laatste woord te hebben, moet het der ergadering te doen zijn; maar om in broederijke liefde te overleggen, wat er te verrichten alt, opdat de eerste stappen op dat verwaaroosde terrein kunnen gedaan worden. God zelf, oo eindigde de voorzitter, lelde daartoe de beprekingen!

Mededeeling wordt gedaan van een schrijven an de kerkeraden van Berlicum, Zuidwolde, eitsum en Vlaardingen, die verhinderd zijn ich op het congres te doen vertegenwoorigen.

De voorzitter stelt nu aan de orde de beandeling van het eerste punt der agenda : i)e bediening der barmhartigheid, in te leien door Ds. N. A. de Gaay Fortman. Naar aanleiding van het gehoorde worden de volgende punten besproken: A. De verhouding van diaconie en overheid. B.V> t verhouding tot de «diaconieën van het synodale, Luthersche kerkgenootschap, enz. en stichtingen van weldadigheid.

C. Hoe moet de diaconie de noodige middelen verkrijgen?

D. Hoe behoort de verzorging te geschieden? Bij de bespreking van het eerste punt wordt medegedeeld, hoe in het staats verslag van 1884 geklaagd wordt, dat zooveel van de diakenen afgeschoven wordt op het burgerlijk armbestuur vooral in de provinciën, Friesland, Groningen, Drente en Noord-Brabant. De oorzaken van dit treurig verschijnsel worden breedvoerig besproken. Te» slotte vereenigt zich het congres met het beginsel, in deze resolutie uitgedrukt:

Inzooverre de overheid nog de armenzorg aan zich trekt, is dit een getuigenis tegen de kerken in haar verschillende organen en moet stelselmatig beproefd worden, een armenzorg der overheid overbodig te maken, op dergelijke wijze als dit op het gebied van het onder\vijs geschiedt. »Himne schilden {het is een aciiande!) beminnen het Woord: Geeft."

Wat de verhouding tusschen de diaconie en de insteUingen van liefdadigheid betreft, wordt er op gewezeri, dat alle verzorging der armen, die niet geschiedt in den naam van onzen Heere Jezus Christus en onder erkenning van Hem als den Koning der keik, een piiskenning is van zijn rechten en van zijn heerlijkheid en een klacht tegen zijn kerk. De moeielijkheden, die zich op dit punt in de praktijk voordoen, werden niet verzwegen. Uit de besprekingen bleek maar al te zeer, hoe groot de schuld is, die in dezen op de kerken en de diaconieën rust. Doch hoezeer gevoelende, welke in het oog der menschen onoverkomelijke bezwaren bestaan, werd toch algemeen erkend, hoe geheel volgens Gods Woord deze resolutie is: nzooverre vereenigingen en stichtingen, bulten verband met de kerken en hare organen, voor de ellendigen zorgen, moet met schuldbelijdenis wegens jarenlang plichtverzuim dit beschouwd worden; en de gebreken prikkel worden tot nauwer verband met de kerken en hare ambten en tot toetsing van allen arbeid aan de eischen van Gods Woord. (»Hi/ zond zijn Woord uit en heelde hen en rukte hen uit hunne kuilen.''' Ps. 107 : 20.)

Het derde punt: -xHoe moet de diakonie de noodige middelen trachten te verkrijgen ? " gaf gelegenheid het »kapitaliseeren" te bespreken en .... te bestrijden, eveneens het aanvaarden van kapitalen, geschonken onder voorwaarden, die het rechte gebruik voor de armen belemmeren. Het collecteeren aan de huizen van iedereen wordt afgekeurd.-Als beginsel in dezen wordt door het congres uitgesproken:

Wie geeft, geeft den Heere; legt het op zijn tafel. 'Van zijn tafel bedient de diaconie. Wegens het late uur wordt de bespreking van punt D tot den volgenden dag uitgesteld. Ds. G. Ringnalda sluit met dankzegging.

Vrijda* 3 Februari.

Het congres werd te 10 ure met gebed, het zingen van Psalm 68 : lo en het lezen van Gods Woord door den praeses geopend. De vergaderzaal bood een aangenamen aanblik aan. Broeders uit verschillende provinciën, merkbaar aan de kleederdracht, zaten hier bijeen. Maar of men Fries was dan wel Zeeuw, Hollander of Geldersman, ééne zaak, één belang had hier allé" provincialisme vanzelf weg doen vallen. Zij was de zaak der reformatie óók op het terrein der diaconie; het was het belang der ellendigen naar den geest en naar het lichaam.

Het punt, dat in de avondvergadering wel was genoemd, doch niet behandeld, kwam nu aan de orde. Na eenige bespreking, die zich bepaalde tot de vraag, of de diaconie zich ook met het oprichten of onderhouden van scholen behoort te belasten, werd — aangezien het hier detailspunten betrof — door Dr. C. Schot voorgesteld, zich aan het bespreken van beginselen te houden, die eerst uit te maken, waarna dan de praktische zijde zou kunnen besproken worden. Dit voorstel vond bijval en de praeses gaf nu het woord aan Dr. Mr. W. van den Bergh, die het punt: De bedienende personen zou toelichten.

Aan alle kennis der verlossing moet, zegt referent, kennis der ellende voorafgaan. Geen weeropleven kan verwacht worden, als er geen kennis is der zonde.

Daarom ook : Geen diaconaat 'buitelt de zonde Een recht besef van de zonde en de ellende is noodig. Geen herstel komt er, wanneer de diaconieën zich tegenover de zonde gansch oninachtig gevoelen. De zonde heeft de diaconie noodig gemaakt. De nooden en de ellende

oet men niet alleen beschouwen om ze te nigen, maar als getuigen tegen onze kerken. n reeds hieruit blijkt, dat er een verband is sschen predikant en diaken.

Referent drukt dit uit in de volgende resotie, met welker strekking het congres zich verenigt :

Er is geen diaconaat buiten de zonde. Het wortelt in het Goddelijk mededoogen met het lijden des doods, dat om der zonde wil Gods schepsel overkomt. Het daalt af van »den Vader der barmhartigheden en den 6od aller vertroosting." (2 Cor. i : 3).

Als' God evenwel deed naar recht, zouden llen arm en ellendig zijn, zouden wij allen ismaakt ter wereld komen. Referent wijst ier ook op de malaise in handel en nyverheid, p de werkeloosheid en op zoovele nooden in e maatschappij, en zegt met het oog hierop, at de gemeente zich meer in het gebed te egeven hebbe. De resolutie, waarin dit alles s uitgedrukt en waarmede het congres zich on vereenigen, luidt:

Iets van het mededoogen (Iiierboven genoemd) werkt reeds in de algemeene tegenhoudende genade. Anders zouden wij allen levend ter helle varen. Klaagliederen 3 : 22. De taak der diaconie besprekende, zegt eferent, dat die eigenlijk niet is het uitreiken an geld. In geheel Gods Woord is geen prake van »bedeelen"; herbergen, bezoeen, enz., dat is de taak der Christelijke iefde en barmhartigheid. Persoonlijke aanraing is noodig. Niet alleen moet de kerkeraad e zondaren vóór zich laten komen, maar peroonlijk bezoeken ook in de stegen en straten nzer steden. In Amsterdam is, naar aan spreker erd medegedeeld, voorgesteld de »bedeeling" te rengen bij de armen. Niet de armen moeten igenlijk tot den diaken, maar deze tot de armen aan. Door de persoonlijke aanraking kan de erk weder tot eere komen in de maatschappij. n wanneer de diaconieën heur arbeid ontlooien, dan zal het geld, dat haar nu onwettig onthouden wordt, haar ruimschoots worden geschonken, dan zal er zegen op haar arbeid zijn. Referent drukt deze beginselen uit in de volgende resolutie :

In de kerk verkrijgt het Goddelijk mededoogen een gewijzigd karakter. Het gaat door menschen. Niet door natuurbeschikking, maar door persoanlijke aanraking der liefde (Matth. 25 : 35, 36, 40).

Alleen Jezus Christus is de eenige, die in dezen werken kan. Alle mededoogen daalt alleen van Hem af. Niemand boven ons dan Jezus Christus. En iedere diaconie, die dat niet beseft, is geen diaconie of, zooals het in de voorgestelde resolutie luidt:

De Bedienaar van dit diaconaat is de Middelaar. Hij alleen (Joh. 15 ! 5). De Christen, die als diaken optreedt, is dit slechts door de verborgen gemeenschap met Hem, als lidmaat van Hem, het Hoofd, als door Hem in het ambt gesteld. Alle diaconie, die dit mist, is geen diaconie.

Voorts wijst referent er op, dat het priesterlijk, het koninklijk en profetisch ambt nauw vereenigd zijn. Er is gevaar, dat op het hoogepriesterlijk ambt van den Christus te weinig gewezen wordt, in de tuchtoefening zoowel als in het diaconaat, Als men zich alleen bepaalt tot het zenden van een enkelen brief tot den kerkeraad, dan verliest men dat ambt te veel uit het oog. Nog meer dan aan een koninklijk hebben we behoefte aan het hoogepriesterlijk ambt.

Referent drukt dit aldus uit:

Het diaconaat behoort niet tot het profetisch, niet tot het koninklijk, maar tot het priesterlijk ambt van den Christus. En in den kerkeraad is de bedienaar des Woords pro-• fetisch, de ouderling koninklijk, en de diaken priesterlijk werkzaam. Niet volstrekt gescheiden, maar in hoofdzaak (Joh. 13 : 14).

Spreker zegt vervolgens, dat eigenlijk elk lid der gemeente een predikant, een ouderling en een diaken is in 't klein. Het zelf weer optreden in kleinen kring is noodig. Ieder toch heeft in zijn kring tucht uit te oefenen, niet alleen de ouderlingen. In een gezegende kerk heeft een ouderling weinig te doen; terwijl ook de diaconie er niet is om het ambt der geloovigen overbodig te maken. Of, zooals Dr. Van den Bergh het uitdrukt in deze resolutie:

Alle geloovigen staan in het diakonaat, zooals Levieten bij de priesters stonden. Alleen, zij oefenen hun ambt persoonlijk en in engeren kring. Namens de kerk doet het de diaconie, die intusschen niet slechts voor de armen en ellendigen heeft te zorgen, maar ook de van God gestelde organen in familie en maatschappij aan hunne roeping heeft te herinneren en verder te handelen overeenkomstig art. 26 kerkenorde.

Referent bespreekt ook de vraag: Hoe krijgen we goede diakenen ? Tot op heden wordt daaraan niets of heel w^einig gedaan. In oude tgden had men de pfofetenscholen; maar onze kerken kennen daarvan niets. Spreker betreedt dit gebied met grooten schroom, omdat daarover nog niets geschreven is. Maar hij wijst er toch op, dat er op het gebied van armverzorging gaven zijn, zoowel als op dat van predikanten, die opgewekt moeten worden. Wanneer de jpngelingsvereenigingen in nauwer verband tot de kerkeraden kwamen, dan zouden daar de ambtelijke gaven kunnen opgewekt worden.

{Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 februari 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Diaconaal congres, gehouden te Utrecht den 2den en 3den Februari 1888, In »het Gebouw voor kunsten en wetenschappen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 februari 1888

De Heraut | 4 Pagina's