GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Er verscheen deze week

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Er verscheen deze week

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er verscheen deze week een vlugschrift, waarover we ons slotoordeel vooralsnog opschorten, maar dat toch te zeer de aandacht trekt, om onopgemerkt voorbij te gaan.

Gelijk men zich herinnert, heeft De Heraut er herhaaldelijk op aangedrongen, dat die mannen van Gereformeerde . belijdenis, die zich in de gedragslijn van De Heraut niet vinden konden en daarom voorshands nog in het Synodaal Genootschap en onder de hiërarchie bleven, drieerlei mochten doen.

En wel ten eerste^ zich stipt onthouden van eenige gemeene zaak te maken met de vervolgers van hunne broederen.

Ten tweede hun vervolgde broederen zoeken en niet varen laten.

En ten derde op hunne wijze, welke die dan ook zijn mocht, den strijd tegen de Synodale organisatie voortzetten. In de lijn nu van dit drietal wenken beweegt zich het vlugschrift, waarop we doelen.

Het is van de hand van Dr. Phil. S. van Ronkel en draagt ten titel: Nabetrachting op de hedendaagsche Kerkelijke Crisis voor doleerenden en niet-doleerenden; en zag hei licht bij G. Los, te Leiden.

Dr. Van Ronkel ze«t ter inleiding van dit vlugschrift, dat zijn kerkelijke opinie de laatste maanden wijziging onderging:

Het verloop der jongste kerkelijke crisis, de oSBStandigheden, die haar vergezelden, de houdind der kerkelijke overheid bij dit alles, zoo wel als de daarnn crpvnlorHr. er, rioor/l^, ^.. - ^^^ a aop gevolgde n daadoor veroorzaakte scheve verhoudingen der keikelijke partijen over en /weer, hebben mijn oordeel aangaande de hedendaagschc kerkelijke beweging en hare beteekenis voor de toekomst in menig opzicht gewijzigd.

Nog altijd schijnt mij die zucht om zich yan het bestaande kerkverband los te maken of los te rukken als een geweldige koorts te zijn, die ons gansche kerkelijk lichaam doet schudden en trillen.

Maar wat is koorts ? Een verschijnsel en waarschuwend teeken van een dieper liggende oorzaak van ziekte. Zoo is het ook hier. Langer dan een halve eeuw was er in de kerk een opeenhooping en samenknoopsel van gal en ongerechtigheid. Vandaar die heftige rillingen en stuiptrekkingen, vandaar die koortsschokken !

Wat eene opmerkzame en kalme waarneming van dit alles mij van leering bracht, heb ik naar den hoofdinhoud trachten weer te geven in de volgende nabetrachting.

Op aangrijpende wijze tcekent en schildert hij den jammer van onze kerkelijke verdeeldheden:

Zeo is het dan toch gekomen, en schrikbarend fel, het bange wee, dat het geloovig hart reeds zoolang tevoren met siddering had voorgevoeld en dat raet beving als ieder oogenblik werd'vei beid. Want de heilige gerechtigheid Gods leeft en waakt nog, en de zonde van het volk des Heeren v/as voor zijn aangezicht opgeklommen. Wat wij heden ten dage in de vaderlandsche kerk, in dat Zion des Heeren, zien gebeuren, is de voltrekking van een welverdiend, lang gedreigd oordeel Gods. 't Is een strafgericht des Heeren, dat over de erve der heiligen gaat, nu de hittigheid van den toorn des alleen-Heiligen in volle beken wordt uitgegoten over onze kerk, onze gemeenten, onze Christelijke kringen, over onze gezinnen en onze eigene zielen.

Eens mans vijanden zijn zijne eigene huisgenooten geworden ; de brueder wantrouwt den broeder, achterdocht en arglist waren onbelemmerd overal rond; wij zien onze teekenen niet meer. 't Is overal mist en verstikkende rookdamp ; een vale walm van neerdrukkende mismoedigheid hangt, zoo niet bitterheid eener vijandige verwijdering heerscht, waar voordezen zielstoegenegenheden de broederharten liefelijk samenbonden. Men verstaatelkander niet meer, en — wat nog erger teeken is — wil elkander niet langer verstaan. Men rukt en rijt hartstochtelijk uiteen, men scheidt en scheurt zoo roekeloos, men schudt en schift wat vroeger trouwhartig bijeen was en ook bijeen behoorde. O, 't is op de erve des Heeren nu ! een tijd van geestelijke doodigheid, jammerlijke verblinding en verslappende twistgierigheid ! 't Is een tijd van diepen slaap, vol benauwende droomen en schrikverwekkende gezichten ; een lijd van geesteloosheid, verwarring en verbijstering der geesten. De kerke des Heeren schijnt der bezwijming, der bezwijking nabij. Ecne koude rilling ging haar door de leden, een geweldige koorts greep haar aan en doet haar tot in haar binnenste ingewand trillen en schudden.

Hier moge de woordenkeus wat gezocht, de keuze der tinten wat te gekunsteld schel zijn, maar toch de jammer komt erin uit zooals onze jammer is. Eea schande over de Christenheid en een smaad voor het: ^^Hebt malkanaeren lief". Ook goed is de greep, dat in zulk een jammer een oordeel ligt, en bij elk oordeel Gods belijdenis van schuld en verootmoediging past.

Maar zal dit geschieden, dan moet Zion zich voor het aangezicht van dien Heilige en Rechtvaardige vooraf, al tezamen, in stof en asch verootmoedigen, met oprechte en hartverbrijzelende belijdenis van eigen zonde en schuld. Immers is al dat wee over ons gekomen vanwege de zonden harer profeten, vanwege de misdaden harer priesters en vanwege de ongerechtigheden des ganschen volks. Daarom is des Heeren aangezicht tegen ons gekeerd. Hij heeft in Zion ten vuur aangestoken; maar de onreine adem onzer onheilige hartstochten heeft den gloed steeds meer aangeblazen, zoodat de verterende vlammen, naar alle zijden uitbrekende, reeds allerwegen met doodelijk verderf dreigen. De vorst der eeuw ziet met hoonend welgevallen, grimlachend den vreeslijken brand aan — Maar Zions hutte zal niet verteerd worden, 't Is de Heere zelf, de Heere alleen, die tot redding zich zal opmaken en haar als een brandhout uit den vuurbrand zal rukken. Wijkt terug, alle ^ij haters van Zion, wijkt terug en beeft! Des Heeren arm is niet verkort. Zijn trouw zal overwinnen. Jehova zal redden. Zijn hulpe is nabij.

Deze schuld wordt nader in dezer voege bij de conscientic aangedrongen:

Voorwaar is er voor ons allen overvloedig oorzake ter verootmoediging en belijdenis van eene schuld, die ten hemel schreit, die wij gewis allen tezamen hebben gemaakt, ; aangehouden en zeer zeker niet genoeg met tranen van een oprecht berouw betreurd. Wij hebben allen gezondigd, zoo de priester als de Leviet, zoo de profeet als geheel het zondigende volk. Wie onzer kan te dezen opzichte de hand in eigen boezem brengen en zeggen: Zie, ik ben niet melaatsch, ik ben rein van al deze dingen? Het geldt nu immers de vraag naar de algemeene en talloos vele oorzaken der tegenwoordige wan-en ongestalten der kerk, in hare zichtbare verschijning op aarde, ook in dezen lande, ook op den erfgrond onzer eigene vrome voorvaderen, die voor de waarheid Gods gestreden en geleden hebben.

Laat ons slechts een drietal der meest in 't oog springende eti hinderlijkste zonden noemen. Wie onzer, die het wel meent met Zions heil en oprecht wenscht te zijn voor zijn God, kan zich vrij pleiten van een zondig deelgenootschap aan dien zwaren kanker in het kerkelijk lichaam, die het sints jaren reeds verwoest, en, zoo de Heere het niet genadiglijk verhoedt, als met een zekeren dood dreigt? Want het ongeestelijk karakter onzer kerkelijke overheid, van het laagste of classikaal bestuur tot het hoogste of dat der synode, is een wee, dat sints lang en van beneden af tot boven toe steeds meer klimt en klemt. Daarbij komt een tweede jammer, die ons tegenover elke ingedrongen overmacht als machteloos maakt, en waaraan wij allen, alle kerkelijke groepen en ieder lid der kerk hoofd voor hoofd, gelijkelijk mede schuldig staan Ik bedoel die ongeestelijke verdeeldheid der broederen onderling Wij, die leden zijn van één geestelijk gezin, die in denzelfden bodem der belijdenis zijn geplant en geworteld, door éénen Heiligen Geest geteeld en geleid, wij moesten ook allen als één man vereenigd staan in éénzelfden strijd tegen de leugen en het ongeloof. En wij verbijten en vereten elkander.

En dan volgt de o. i. belangrijkste zinsnee in dit vlugschrift, bestaande in een feilen slag met den geeselriem op den eerst bloot gerukten rug der Ethische partij en I der heeren Vos c.s.

Eerst uit die verdeeldheid wordt de onzalige overmacht mogelijk en verklaarbaar van die kleine en woelige groep, die zich tegenwoordig in de kerk vooruitschuift en van de, zoo men zegt toevallig, haar in den schoo» geval len macht zoo ongeestelijk gebniik maakt. De groep is in zichzelve onvast en onzeker, meer zwevend en vaag dan bepaald en omschreven. Zij is op geen enkel geestelijk doel gericht. Haar richting is louter negatief; anti-modern en anti-Gereformeerd, ziedaar alles. De Gereformeerden bovenal haat zij met een volkomen haat, en de Modernen, wier bitterste vijandin zij is, gebruikt zij broederlijk tot bereiking van haar eigen doel, terwijl zij hen voortdurend vleit en tegelijk stelselmatig buiten eiken kerkelijken invloed houdt Met deze ethische partij, om ze zoo eens te noemen, moet gij in deze dagen rekenen; op haar rekenen kunt gij nooit. Zij bestaat uit een tal van uitnemende persoonlijkheden, die, als mensch, in veel uitmunten, vriendelijk en minzaam zijn, maar die, als leden van het partij verband, dit alles schijnen te vergeten. Partijschap bederft de beste karakters.

Ook onze roskam ging soms met forschen ruk door het dikke haar dezer pachydermen heen; maar zóó ten toon gesteld wierden deze heeren nog nimmer. En tot welke conclusie voert dit Dr, Van Ronkel nu.

Hiertoe, dat ook hij concludeert: Zulk een Synode met de kerk van Christus, dat gaat niet langer saam. Edoch met de bijvoeging : Niet de kerk moet van de Synode, maar de Synode van de kerk weg.

En nu onze gevolgtrekking. Niet de gemeente moet wegloopen, maar de synode, als uiterste gevelspits van de kerkelijke organisatie, moet omvergeloopen. En, let wel op, niet maar de synode, die de spits van den kegel is, moet afgebroken; niet die kegel zelf moet Omvergeworpen worden; neen, maar de grondslag zelf, wsarop deze rust, moet weggegraven, om plaats te maken voor een geheel anderen, die er op ingericht is, om het geestelijk karakter der levende gemeente Gods te openbaren en te bewaren. Die verandering worde openlijk geeischt, daarop worde met steeds grooter klem aangedrongen. Dit sta als eerste der reddingsmiddelen voorop, dat de kerkelijke besturen al tezamen op wettige wijze moeten vallen. De synod; moet vallen, gelijk de door den tijd verweerde en afbrokkelende, maar nog altijd massieve toren van Geldrop onlangs viel. Die toren zelf en zijne wegruiming was geen enkel menschenleven waard.

En beminlijk naïef voortrcdeneerend, als ware dit wegruimen der Synode de eenvoudigste zaak ter wereld, en reeds onder een kopje thee en een geurige havannah-sigaar afgedaan, gaat Dr. Van Ronkïl dan aldus voort:

Door eene dergelijke wegruiming zal reeds veel gewonnen zijn, tot algeheele verandering der kerkelijke organisatie als grondslag eener daarop gebouwde kerkelijke overheid, die van haar dient uit te gaan, maar niet geheel haar zelve in zich mag willen doen opgaan; die door haar gedragen moet worden, maar nooit een heerschersjuk mag wezen, door de gemeente zelve schier niet te dragen. Daardoor zal aanvankelijk reeds de weg geëffend zijn tot herstel der in menig opzicht rechtmatige grieven dier talrijke broeders, die nu als bannelingen en onrustige zwervelingen buiten het eigen erf omdolen, zonder eigen naam, zonder eigen kerk, zonder eigen belijdenis, zonder eigen gemeentelijke verzamelplaats ten gebede en ter prediking van Gods Woord. Die broederen zullen dan met eere en waardigheid in het eigenlijk Zion des Heeren, in de historische kerk der vaderen moeten kunnen teruggeleid worden. Wel zijn zij in zondige overhaasting weggeijld en meenden in eigen kracht een Ezau's zegen (Gen. 27 : 401^) voor zich te kunnen opgrijpen; maar zij meenden toch ook in gemoede — dit moet van de meesten hunner toegestemd —, door den innerlijken drang der zeer zeker dwalende conscientie geleid, het gehate juk der synode zich van den vrijen hals te mogen en te moeten afwerpen.

Wat voorts in deze brochure volgt interesseert ons minder. Of de Confessioneele Vereeniging het roer weer in handen neemt, dan wel een nieuwe vereeniging opduikt, en of men aan de Synode en op de Classen indient het ééne ot het andere voorstel ter reorganisatie, is ons uiteraard volmaakt onverschillig.

Niet op de plannen en denkbeelden, niet op de formulen en voorslagen, maar op den zin die eruit blijkt, komt het aan. Laat ons daarom volstaan met te zeggen, dat Dr, Van Ronkel zijn toevlucht wil nemen i". tot het houden van Bidstonden, 2". tot het uitgeven van een Weekblad, en dan voorts 3", tot het uitzenden van Evangelisten, tot het stichten van Comités, ca tot het aanknoopen van correspondentie met Kerkeraden. Kortom dat Dr. Van Ronkel thans in 1888 aankwam aan het station waar wij in 1878 bij het oprichten van De Heraut ons plaatskaartje namen, en de bittere ervaring op zal doen, dat wie, onder nog veel ongunstiger omstandigheden, met minder hulp om zich heen, en te midden van veel moeilijker tegei stelling, nog eens gaat beproeven wat wij beproefd hebben, óf op nog bitterder teleurstelling uitkomt, óf eer hij een jaar verder is, het getrokken zwaard reeds weer op zal steken; en blijken zal een spiegelgevecht te hebben geleverd en geen slag. Om volledig te zijn, voegen we hier nog bij, dat Dr. Van. Ronkel zelf zijn vlug.< ^chritt in deze 5 stellingen resumeert:

1". De kerkelijke organisatie, waaronder wij zoo langen tijd reeds zuchten, deugt niet voor de kerke Gods in dezen lande; is ongeschikt, om onder hare leiding het Zipn des Heeren vrij en ruim te doen ademhalen, te doen groenen en vruchten voortbrengen, des geloofs en der bekeering waardig. ^ 2". Het zijn evenwel onze zonden, waardoor de kerkelijke bestiu-en zoolang achtereen de gemeente des levenden Gods onder dat net van ongeestelijke voorschriften en bepalingen kon gevangen houden en als verstrikken. 3" Eigenwillig en voorbarig ingrijpen in den bestaanden toestand brengt daarentegen geene blijvende of iets beteekenende redding aan; evenmin als het eigenmachtig verscheuren van enkele mazen van dat ijzeren net, dat ons over de schouderen en om de lendenen werd geworpen, der kerk in haar geheel iets kan baten. 4". Evenwel moet in den wettigen weg herstel van billijke grieven gezocht en elke poging tot verlossing en bevrijding van die knellende banden ondersteund worden, zonder deze met geweld te willen vaneenrijten.

5". Daarom hebben allen, die het wel meenen met het vaderlandsch Zion, biddend saam te komen, om, terwijl het nog het heden der genade is, met elkander te beraadslagen, welke weg naar den wil des Heeren mag zijn, om dien ter gewisse ontkoming in te slaan.

Nu zal, wie de toestanden kent, Ijcht doorzien, dat in zulk een program als op pag, 24 voorkomt, heil noch baat zit. Dit is hetzelfde program, als waarmee veel goede Roomschen in de dagen der Reformatie ook tegen Rome optrokken. „Rome deugde niet. Er moest iets anders komen. Maar in den wettigen weg!" En langs dien wettigen weg doolden al deze zielen en deze familiën we? r naar Rome terug en zitten er nog onder.

Als moment in den kerkelijken strijd zouden we daarom heel dit vlugschrift dan ook als „gewogen en te licht bevonden" onvoorwaardelijk opzijwerpen, indien er niet drie puntjes in stonden, waarachter wij een vraagteeken plaatsen, en waarom we ons oordeel opschorten.

Dr. Van Ronkel heeft namelijk zelf al schrijvende zeer goed gevoeld, dat er in zijn plan geen realiteit zat, tensij er een uitweg openstond.

Van de Organisatie vragen, dat de Organisatie wegga; van de Synode vragen, dat de Synode haar biezen pakkc; van de Hiërarchie vragen, dat de Hiërarchie van haar troon kome, — het is alles fraai, maar Dr. Van Ronkel is slim genoeg om zelf beter nog dan wij te weten: Daar komt minder dan niets van l Dat blijft bij hoogklinkende woorden. Dat glijdt van jaar in jaar, met allerlei protesten, voorstellen, voorslagen, plannen, modi vivendi, verweerschriften, en memoTiën; maar over tien jaar laat het tt nog even ver.

Dat is plassen met een polsstok in een slikpoel. En bij eiken stap zinkt ge dieper in het slijk weg.

Wie dan oolc voor zulk een naïef plan de kerkelijke aandacht kwam vragen; zonder meer; zou niet waard zijn, dat men hem te woord stond. Maar dat deed dan ook Dr. Van Ronkel niet. Hij had meer. Hij heeft op p. 19 nog drie Ziehier, hoe ze voorkomen: puntjes.

Als nu, in dergelijke vergadering" de noodzakelijkheid eener andere kerkelijke organisatie, dan die tegenwoordig vigeert, in beginselïsh^aamd en aanvaard, opdat men tot eene doortastende reformatie der kerk kome, ga men ook onmiddellijk over tot de dadelijke uitvoering. Daartoe behoort in de allereerste plaats: de bearbeiding van de groote gemeente in haar geheel genomen en in al hire deelen, door woord en door geschrijf Langzaam, maar zeker moet de gemeente daartoe geleid worden, om de overtuiging algemeen, te maken, dat de bereiking van het schoone doel ook in den weg der wettige middelen mogelijk is. En indien on • verhoopt we.dra mocht blijken, dat dit niet alzoo is dan ... — Voor een wettig doel kieze men al.ereerst de middelen, die met dit doel in aard en karakter overeenstemmen Voor een wettig doel wettelijke middelen, zonder driftige overijling en voorbarige, veel goeds bedervende en daardoor mede zondige overhaasting! Men gevoelt hoe in deze drie puntjes alles inzit, en hoe in vergelijking met deze drie puntjes heel de brochure als waardeloos en onmachtig neerligt.

Natuurlijk poogde iedereen eerst in den weg der wettelijke middelen herstel te verkrijgen.

Dat heeft dan ook van 1816 tot 1886, dat is volle zeventig jaren, geduurd. Van overijling noch overhaasting kan hier dus sprake zijn.

Sprake is hier alleen van het kruipen van het weekdier op een strand zonder water; van slakkengang; zoo niet van kreeftenbeweging geweest.

Doch dat doet er niet toe. Eerst wettelijke middelen.

Nu het zij zoo. Maar nu weet ge vooruit stellig, dat deze wettelijke middelen u geen zier baten, u geen stroospler verder brengen; geheel onmachtig en zonder cfïecte zijn.

Intertssant wordt het dus eerst, als ge toekomt aan de tweede vraag : Maar als dan mi de wettelijke middelen NIET baten, wat dan?

En daarover nu geeft Dr, Van Ronkel niet één woord en slechts drie puntjes. Eer men dus zeggen kan, wat men aan deze brochure heeft, zal het vraagteeken moeten worden beantwoord, dat we onzerzijds achter deze drie puntjes plaatsten. Beduiden deze driepuntjes: „Dan breken met de Synode; " goed, dan weten we waar we aan toe zijn.

Of beduiden ze: „Dan voor altoos het hoofd in den schoot leggen !" dan weet nu reeds een ieder, dat ook deze vaart die men graven gaat doodloopt.

Een definitief oordeel toeve dus tot aan de ontraadseling der drie puntjes; kon het zijn, ook totdat dan aan den eersten onzer drie wenken voldaan was.

Die wenk was: „Broeders, maakt in geen geval gemeene zaak met onze vervolgers!" Nu is het heel het land door bekend, hoe ook Dr. Van Ronkel dit aanvankelijk wel gedaan heeft. Zeer bedachtzaam; altoos met een vriendelijk knikje naar onzen kant; we weten het wei; maar toch, ook hij j heeft in de hachlijke ure den arm van onze vervolgers rechtstreeks of zijdelings tegen ons gesterkt.

Dat hij nu inziet, hierin verkeerdelijk te hebben gehandeld, en een partij te hebben gestijfd, die hem nu tegenvalt, is kostelijk Dat hij nu weer iets voelen gaat van het trekken der oude liefde voor broederen, die hij nimmer had moeten verlaten, is uitnemend.

Maar, en dit zij in ernste gezegd, als men zoo roerend en aangrijpend over schuldbesef en verootmoediging schrijft als broeder Van Ronkel in dit zijn vlugschrift, moet men zelf in schuldbelijdenis ty^^^^i^w. In publieke schuldbelijdenis over wac men publiek tegen de broederen deed.

Men versta ons wel,

We eischen volstrekt niet dat Dr. Van Ronkel ons standpunt inncme. Zij het zoo, dat hij het 'm doleantie gaan van verongelijkte kerken niet kan goedkeuren.

Maar ook al is het, dat hij in deze het bedrijf der broederen niet correct acht, hij wist toch. uitnemend wel, dat ze uit nooddwang handelden.

En nooit, nooit had in dien strijd de naam van Dr. Van Ronkel de kracht der woelige fractie, die hij nu zoo bitter geeselt, tegenover zijn broederen moeten sterken. Daarmee heelt hij 's Heeren volk in deze landen bedroefd.

En eer er nu sprake van zal kunnen zijn, dat op zijn roepstem dat volk zich weer verootmoedige, vraagt het van hem, dat hij zelf hierin voorga.

Die schuld moet weggenomen.

Zoolang die er ligt, kan het geestelijk vertrouwen niet hersteld, ook al blijft de band van het vriendenhart trekken. Ten slotte nog deze opmerking: In zijn titel sloop een zinstorendc fout in.

Op dien titel staat namelijk, dat dit vlugschrift een .^.ftabetrachting van de Kerkelijke crisis" zou zijn.

En dit kan natuurlijk niet.

Of wie komt met een nabetrachting als de predicatie nog niet eens op streeK en de prediker nog aan zijn voorajspraakls.

En hoe zou er dan hier van een nabetrachting sprake kunnen zijn, waar de Kerkelijke erisis die Dr. Van Ronkel ter., sprake brengt, nog nauwelijks haar eerste trilling ten volle liet uitwerken, en na deze eerste weeën, stellig in niet minder dan zes andere weeën haar kindeke baart.

Laat dus de predicatie der doleantie inmiddels rustig voortgaan!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 februari 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Er verscheen deze week

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 februari 1888

De Heraut | 4 Pagina's