GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de Roeper komt J. N. L.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de Roeper komt J. N. L.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Roeper komt J. N. L. er tegert op, dat we, sprekende van de eerste der beide Amsterdamsche Conferentiën, gewaagden van tegenstanders der hereeniging.

Die waren er niet, zegt de Roeper. Voor hereeniging waren allen.

Hier kunnen we ons niet bij neerleggen.

De geachte berisper van ons woord ^tegenstanders" houde ons toch de opmerking ten goede, dat hij zoomin als wij in de harten konden lezen. Wat de 700 saamgekomen broederen dachten, wist hij dus evenmin als de verslaggever in de Heraut.

Ook hem bleef derhalve geen ander middel over om zich een oordeel te vormen over den geeit der opgekcmenen, dan de uiting van hun geest in woord en toon en blik.

Resolutiën zijn noch voorgesteld noch aangenomen, en er is dus niet gestemd. Iets wat o. i. ook niet mocht, daar zulk een kerkelijk plebisciet aan de autoriteit der Synodale vergadering afbreuk zou hebben ge daan.

Zoodat niets rest noch overblijft, dan af te gaan op het gesproken woord.

Nu zal J. N. L., zoo hij de Conferentie bijwoonde, kwalijk kunnen ontkennen, dat de Deputaten door middel van hun voorzitter de Conferentie in zeer verzoenenden, broederlijken geest hebben ingeleid. Misschien zelfs kon de opmerking gemaakt of de bede om toch weer één van zin en bedoelen ook kerkelijk één in het land te gaan staan, niet eer te ver ging dan te kort schoot. Ook zal erkend worden, dat de voorzitter geen de minste pressie heeft uitgeoefend, en dat onder het voorzitterschap van een der broederen van de overzij niet vrijer bad kunnen gediscussieerd worden.

En vraagt men nu hoe deze metterdaad broederlijke ouverture beantwoord is, we zeggen niet op elf maar op tien April, dan is het wederom slechts de constate: ring van een feit, zoo we zeggen, dat slechts één enkel der sprekers van de overzij op deze bede om broederlijke gemeenschap een hartelijk Amen sprak, en dat voorts alle sprekers zonder onderscheid in houding, toon en woordenkeus veel meer den indruk maakten van tegen ons bedoelen op te komen, dan het te steunen.

Dit mag te eerder gezegd, omdat op één na 'al de broederen die het woord voerden, het eigenlijke thema dat aan de orde was terstond op zij zett'en.

Met voorbedachten rade was door heeren Deputaten in de eerste plaats aan de orde gesteld de vraag: „Of kerkelijk saamleven, waar men één in belijdenis, kerkenordening en taal bleek te zijn, y^niet van Godswege geboden was."

Strekking van deze vraag was uiteraard, om, eer men tot de geschillen kwam, de conscientie te raken, voor het gebod Gods te stellen en de liefde op te wekken; teneinde eerst daarna, onder dezen godvruchtigen en heiligenden indruk, te komen tot het bespreken der geschilpunten.

Bijna alle sprekers der overzij daarentegen, en er is over dit eerste punt gediscussieerd tot bij half vier, gleden terstond over deze heilige vraag, over het eigenlijk thema, over het onderwerp dat aan de orde was, heen, en plaatsten tout cru de vergaderde menigte plotseling voor de scherpste tegenstelling van het wederzijdsche standpunt.

En hoe?

Was er een captatio benevolentiae, een lieflijk en vriendelijk op den voorgrond stellen van den band der eenheid, die trok ? Een woord van waardeering voor de stappen die dezerzijds gedaan waren?

Bijna niet.

Het was meest terstond een opwerpen van allerlei bedenking, van allerlei bezwaar, een wijzen op allerlei onoverkomenlijk struikelblok! En zelfs in de peroratie der sprekers werd maar hoogst zelden althans nog een deur ter ontkoming opengelaten.

Toch hebben we in ons verslag ons door deze zonderlinge houding der broederen niet op het dwaalspoor laten brengen.

De Heraut gaf dan ook allerminst een scherp verslag, en trad eer verontschuldigend op, door er op te wijzen, hoe kortheid van tijd, gespannenheid van verhouding, en drang der materie er al licht toe leidt, om op zulk een conferentie meer de verschillen naar den voorgrond te dringen.

We begrepen opperbest, dat in zulk een samenkomst de pleitbezorgers der bezwaren vuriger en tukker op het woord zouden zijn, dan de voorstanders der ineensmelting. We zagen het de vergadering wel aan, dat er op verre na geen vijandige gezindheid bestond, We merkten zelfs zeer goed aan enkele der tegensprekers dit ze allerminst tegenstanders waren.

Maar zooverste gaan als de Roeper en te beweren, dat er geen tegenstanders waren, neen, dat durven, dat mogen we niet.

Tegenstanders waren er wel terdege.

En niet zoo heel veel menschenkennis was er zelfs toe noodig, om, na de sprekers beluisterd te hebben, gadegeslagen te hebben, de hand gevoeld te hebben, in het oog gezien te hebben, met tamelijk goede zekerheid te weten, wie onder hen dagelijks voor de hereeniging der kerken bad, en wie ze in het diepst zijner overleggingen liefst rusten liet.

Er waren tegensprekers, die bezwaren opperden, maar op een toon en wijs, waar de bede in sprak: Och, ruim ze weg! Maar er waren er ook, die er blijkbaar lust in hadden, om dien berg van bezwaren tot de sneeuwlinie op te trekken en u met uw dorst naar hereeniging hoog daarboven uw graf te doen vinden in een gletscherkloof.

Dit nu hebben we ontzettend gevonden.

Bang.

Niet omdat allerlei bedenkingen en bezwaren geen recht hebben om gehoord te worden, maar omdat we gesidderd hebben voor de toekomst van het Calvinisme in ons vaderland, als de Gereformeerde belijdenis zoo weinig de harten aangrijpt en de zielen beheerscht, dat de drijfkracht om „met éécen gemoede en met éénen mond onzen God te loven", door allerlei geknutsel van Sonderbündlerei kan worden verlamd!

We weten zeer goed, dat we over en weer menschen zijn en blijven, en weten opperbest, hoe ons vleesch den mensch trekt om toe te geven aan allerlei gevoeligheid en geprikkeldheid en kleingeestigheid, en het verbaast ons in het minst niet, zoo we én aan de overzij én aan eigen kant al dit booze onkruid ook nu welig zien opschieten. Eer verbaast het ons, als ge een enkel maal een broeder ontmoet, uit wiens hart dit onkruid zoo met wortel en stengel is uitgeroeid.

Maar als goede Calvinisten hebben we steeds geleerd voor deze menschelijke verkeerdheden niet den minsten eerbied te hebben en, eere alleen aan God en zijn gebod gevende, al deze menschelijke geprikkeldheden stomp en bot te slaan met het Woord.

Toen daarom bij den aanvang de vraag rees: Wie zal den eersten stap d, en? Wie zal de minste wezen ? Wie zal het eerst het hoofd buigen en belijdenis doen van schuld ? — toen hebben v/e zeer goed gemerkt in ons eigen hart en in dat van de in doleantie zijnde broederen, dat het zoeter was te denken: „Laat dat de broederen aan de overzij doen!" Maar we hebben ook terstond beseft, dat dit uit ons vleesch, dat dit zonde, dat dit hoogmoed zijn zou, en zonder aarzelen is op het Sydodaal convent deze opwellende gedachte uitgebannen; en we zijn de eerste, we zijn de minste geweest, en gevoelen ons daar van achteren overgelukkig in.

Maar juist daarom wenschen we in geheel deze zaak dit hoogere standpunt ten einde toe te blijven innemen.

Over woorden vitten en over termen struikelen willen we niet. Daar is de zaak ons te heilig voor.

En mocht het derhalve zijn dat al de broederen, die op 10 April spraken, alsnog in geschrifte kwamen verklaren, dat ook zij, hoofd voor hoofd, voorstdinders der ineensmelting zijn, welnu dan nemen we dankbaar ons woord van tegenstander terug.

Ds, Gispen en Ds, Littooy lieten zich reeds in dien geest uit.

Welnu laat dit dan ook die andere broederen doen. Onze kolommen staan voor hun verklaring open. Maar zij het dan een korte, zij het een hartelijke, zij het een gulle verklaring, die niets anders aan de kerken meldt, dan dat ze voor haar ineensmelting ook op hun gebed, op hun steun, op hun VïOord kunnen rekenen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 mei 1888

De Heraut | 6 Pagina's

In de Roeper komt J. N. L.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 mei 1888

De Heraut | 6 Pagina's