GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Een wortel uit een dorre aarde!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een wortel uit een dorre aarde!”

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

[KERSTFEEST.]

Want hij is als een rijsje voor zijn aangezicht opgescho ten, en als esn wortel uit een dorre aarde; hij had geen ge daante noch heerlijkheid; als wij hem aanzagen zoo was er geen gestalte, dat wij hem zouden begeerd hebben. Jesaja 53:2.

Bethlehems kribbe heeft onze wereld in tweeën gedeeld. Op den langen weg van achttien eeuwen, die ons van die kribbe scheidt, is het heel de wereld door één roepen van vóór Jezus of testen den Chtistus. Aan dat Kindeke van Bethlehem wordt elks geest gekend.

Wel zijn er diepere en ondiepere zielen, zoodat in de zielen van dieper zin en rijker ondergrond de naam van dat Kindeke veel dieper insneed; en hebt ge ook te rekenen met sommiger valschheid, die doen alsol ze voor Jezus kozen, maar feitelijk hem ten vijand zijn. Doch hoe schijnbaar zwevend dit ook soms de grenslijn make, toch is die grenslijn voor Gods aldoordringend oog op geen enkel punt twijfelachtig. Er loopt, diep ingegraven in de harten der menschenkinderen, een lijn die ze deelt, en naar links en rechts uiteenwerpt; en of ge nu het stiller huisgezin binnentreedt, óf de deftiger zaal der geleerden, óf de woelige raadszaal onzer staatslieden, altoos is het die ééne Naam van Christus, die scheiding tusschen de geesten maakt.

In veel, o, in zeer veel kan men saamloopen, maar als het op dat ééne gevoelige, teere puntje van vóór of tegen den Christus aankomt, dan hoort men opeens van beide kanten een schreeuw van pijn, en men vliegt op, en stelt zich te weer, en toont dat de strijd nu meenens is geworden. Zoodra het op dat ééne puntje van den Christus botst, dan helpt geen voorzichtigheidsmaatregel meer; dan slaat elk met een ruk zijn vizier op; en het breede schild van maatschappelijke welwillendheid en beleefdheid en minzaamheid in den omgang, dat anders den pijl van tweedracht en bitterheid opving, weigert u zijn dienst opeens en ligt gebroken voor den grond.

Christus is de proefsteen van uw menschelijk hart, en daarmee van uw menschelijken persoon en heel uw menschelijk leven. Daarom deelt hij en hij alleen de kinderen der menschen ontwee. Hij snijdt ze in twee partijen, waartusschen een klove gaapt zonder bodem en die geen overbrugging toelaat. Immers de deelen, de parten, de partijen, waarin hij ons deelt, zijn geen staatspartijen, of groepen om zimswijzen geschaard, of scholen, die met een eigenaardig stelsel tegenover elkander optreden. Neen, de parten of partijen, waarin de Christus ons klieft en splijt, zijn partijen van ons menschelijk aanzijn, die heel ons menschelijk geslacht in zijn aard en wezen raken ; en die daarom over elke nationale grens heenschuiven, en zich niet storen aan leeftijd of kunne of levensberoep, en niets sparend door alle vezel van ons leven heensnijden : rechts een menschelijk leven, dat al zijn gloed en glorie ontleent aan den eenigen Naam, die onder den hemel en op aarde gegeven is om zalig te worden; en links ^daartegenover een ander stuk van ons menschelijk geslacht, dat ai zijn kracht en hartstocht uitput, om de glorie van dien Naam te verdonkeren.

In die worsteling heeft wie met Jezus gaat, dus dit voor, dat zelfs zijn tegenstander erkennen moet: De Christus is de machtigste verschijning in heel de historie der menschheid, en als om geen ander mensch, zoo schikt zich om den naam van Jezus het leven van alle persoon, van alle gezin, van eiken kring, van elk volk, ja, van elk werelddeel; nu nog, achttien eeuwen nadat die kribbe er in den stal van Bethlehem stond.

Waarin ligt het geheim van dezen reusachtigen invloed op het leven van heel een wereld?

En bij liet hooren van die vraag (dit laat zich begrijpen) zijt ge allicht geneigd, te wijzen op Jezus goddelijke natuur, op zijn hemelsche herkomst op zijn zending van boven en op den Raad des Heeren, die door hem volvoerd is.

En natuurlijk, daarin ligt ook voor ons oog de bron, de fontein, de springader, waaruit die allesovertrefifende invloed eeuw aan eeuw geweld is en nóg welt.

Maar toch, daarmee ontdekt ge het e^eheim van dien invloed nog niet, omdat ge het punt in ons menschelijk leven nog niet eanwij& t, waarbij die goddelijke heerlijkheid in de opgeploegde voren van ons menschelijk leven indrupt.

En daarom schreven we ditmaal boven ons Kerstartikel: Een wortel uit een dorre aarde, omdat metterdaad in dat dor-zijn van dien wortel en die aarde het raadsel ligt, dat we zoeken.

Op de teekening van dien wortel uit een dorre aarde komt de Heilige Schrift telkens terug. In de Kruislyriek, van Jesaja 53 heet het: „Hij is als een rijsje voor zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij hem aanzagen, zoo was er geen gestalte, dat wij hem zouden begeerd hebben." Vroeger zong dezelfde profeet van een „rijsje dat voort zou komen uit den afgehouwen tronk van Isaï.'' En deze teekenachtige belofte greep derwijs de harten aan, dat ook latere profeten er telkens op terugkwamen, en de Heilige Geest ten leste zelfs als vasten vorm voor het Messiasbecld de voorstelling koos, dat komen zou „de heilige Spruite."

Een stam, zwaar en breed en hoog opgaande, en dien niemand ombuigen of verwrmgen kon, stond er. Aan dien boom wierd de bijl gelegd, zoadat die stam viel en allengs geheel vermolmde. Maar nu was in den grond nog een wortel overgebleven, en aan dien wortel in de dorre aarde komt nu een loot, er schiet een rijsje uit op, teeder en zwak, dat een kind het met zijn vinger buigen kan.

En akoo is het komen van den Christus. Van hem, die in de gestakenisse Gods zijnde, het geen roof geacht heeft Gode evengelijk te worden, maar heeft zich zélven vernietigd. Die, daar hij rijk was, arm wierd om onzentwil; en die zijn uitgangen niet van Jeruzalem, maar van Bethlehem Efrata had. Geboren niet tusschen het ruischend satijn noch onder het drillen der hellebaarden, maar in een stal waar niets te beluisteren viel, dan misschien het blaten van een lam, en voorts het sneller ademhalen van een jonge vrouw, die God onder alle vrouwen als de begenadigde door zijn engel begroet had.

De tegenstelling van dien Christus met al wat niet zijns is, blijkt hieruit helder. Buiten hem is het alies een werken uit de hoogheid, maar bij hem is het een werking die juist alle hoogheid aflegt, en als een niets opkomt uit een dorre aarde; ja opkomt oai nóg te dalen, en ook wat er aan dat „niets" nog begeerlijk zijn mocht aan zijn kruis af te leggen.

Na de Kribbe het Kruis; en op dat kruis blies den adem uit een Zoon des menschen, die gekomen was, niet om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen.

Zoolang hij zelf loopt en zij.i weg kiest, loopt en kiest hij dien weg altoos naar beneden, tot in den dood, ja tot in de banden der helle toe. En eerst als hij den, ondersten droesem uit dezen beker der zelfvernietiging en zelfv/ernedering geheel heeft uitgedronken, dan komt de verhooging, niet doordien hij ze zelf grijpi', maar doordat ze hem overkomt van God

Dat is dus de klare, duidelijke tegenstelling, die in heel de profetie, in heel de geschiedenis van Jezus' verschijning en door heel de prediking der apostelen telkens in te helderder trekken uitkomt: Jezus deed vlak anders dan iedereen vóór hem gedaan had, en juist daardoor wierd hij zoo groot en klom hij op tot dien onmetelijken invloed, dien hij thans oefent op heel het leven der menschheid.

De inspraak van óns hart, als we iets ondernemen, iets tot stand brengen, iets verwezenlijken willen, is altoos, om macht bijeen te brengen, om te sterker kracht bij kracht te voegen, en toe te zien, dat een ander ons niet den voet lichte. g s h h

Elk mensch (tenzij de Christus hem overzette in zijn rijk) begint met tegen eiken muur v.'aarop hij stuit een ladder te zetten, en wil langs die ladder naar boven. Al is het niet om hoogmoedig te zijn, toch zwelt het gemoed steeds hoog, ook bij anders minzame menschen. En al is niet een ieder meer genoeg slaaf van zijn hartstocht, om geraakt en kwaaddenkend en achterdochtig en geprikkeld in zijn nieren te wezen, als zijn persoonlijke hoogheid, zoo hij waant, gekwest of niet genoeg gevierd wordt; ja, al ontmoet ge vaak mannen van krachten karakter die over de verleiding tot drift en opstuiven heen zijn, — toch deert dit in niets de kracht van de tegenstelling waarop we wezen.

Immers, zoodra deze zelfde minzame en rechtschapen personen er aan toe te komen, om invloed op eenigen kring of toestand of volk te willen oefenen, ziet ge toch altoos datzelfde machtsvertoon terugkomen. Altoos de ladder tegen den hoogen muur, die hun den doorgang afsneed. En een ieder zich haastend, om maai-*'> el langs die ladder naar boven te komen.

Er is hier dus metterdaad tweeërlei uitgangspunt van weg en kracht. Buiten Christus kiest de mensch als symbool, een sterken, hoogopgaanden boomstam, die eiken weerstand in zijn sterkte tarten kan. Maar Christus, en hij alleen, kiest tot symbool een wortelscheut uit de dorre aarde, en zijn koninklijk devies luidt: „Wie aller dienaar is, is aller meester!" en ook: „Wie zijn leven behouden wil, verliest het, wie het verliezen durft, die wint!"

En dat nu predikt, op zijn wijs, ook ons Kerstfeest telken jare als het weerkeert.

In alle werelddeel, onder alle volk, in elke stad en dorp gaat er op Kerstfeest een lied des gejubels op voor Christus onzen Heere en Koning, waaruit blijkt dat hij de Eéf-ige is die heel de wereld in spanning houdt en over heel onze aarde zijn minnaren telt. En als ge nu toetreedt om den oorsprong en het geslachtsblazoen van dezen, heel de wereld beheerschenden, Zoon des menschen te bezien, dan leidt Lukas u naar een ruwen haveloozen stal, en in dien stal naar een ongeschaafde voederkrib voor het vee, en in die krib wijst hij u op een bundelke lappen endaeken, waarin iets ligt saamgewikkeld, en wat daar in die doeken en windselen ligt, dat is uw Heere.

Ja sterker nog.

Voor een gewoon kind ligt er voor dat kind zelt geen keus in, zoo het doodarm en hulpeloos geboren wierd, want niemand genereert noch baart zich zelf. Maar hier bij dit kindeke in die kribbe getuigt de Heilige Geest u, dat dat kindeke, in de gestakenisse Gods zijnde, zelf kwam om zulk een kindeke te worden, en het zelf wilde dat die kribbe en in die kribbe dat bundelke lappen en doeken hem omhullen zou.

Zoo is er dan én in de profetie én in het Kerstevangelie, én in Jezus'leer, én in het apostolisch getuigenis eenheid van gedachte, eenheid van richtsnoer; altegader eenzelfde aanwijzing; en is er bij allen de ééne goddelijke vinger, die u altoos weer op die ééne zelfde tegenstelling wijst: Elkander koos hoogheid en greep naar eere, maar deze Christus heeft den weg van zelfvernedering lief, en kent het goddelijk geheimnis, dat juist de zelfvernedering de weg is om tot de hoogste eere en heerschappij te komen. Zooals dit aan hemzelven dan ook gebleken is. Want omdat hij zich vernederd had, gehoorzaam geworden zijnde tot in den dood, ja tot den dood des kruises, dddrom heeft hem God uitermate zeer verhoogd en schonk hem een naam boven alle namen.

Het beginsel waarnaar Jezus handelde is dus zoo volstrekt mogelijk gesteld. Hij kiest den allerdiepsten weg van vernedering die denkbaar is, en daardoor juist klimt hij op tot de allerhoogste macht en heerschappij die zich denken laat.

En hoezeer Jezus aan dit machtige denkbeeld niet alleen zijn eigen eere, maar ook de toekomst van heel zijn kerk en al zijn olk hing, dat toonde Jezus wel toen hij et opperkleed óflei, en zich omgordde als en slaaf, en al zijn jongeren de voeten iesch; en daarna lot zijn discipelen sprak: Gij noemt mij Heere en Meester, en gij oet wel, maar indien dan ik uw Meester de voeten gewasschen heb, zoo zijt ook ij schuldig elkander de voeten te waschen. Dit exempel laat ik u na."

Den nederige geeft hij genade, maar „den oogmoedige kent hij van verre!"

Hoogheid, zelfverheffing, hoogmoed en alle oovaardij is dus het meest doodeJijk gif, at in eens Christens hart en in Christus' erk in kan sluipen. En daarentegen nedeigheid, ootmoed, zet\rerloochening en het dragen Vdn het kruis, is de machtige levensinctuur waardoor Gods kind zélf wint in enade en macht over anderer ziel ontvangt.

Profeet en Apostel, kribbe en kruis, h prediking en voetwassching van Jezus, het v wijst u alles in gulden schrift altoos weer op a die ééne ontzettende, alles afdoende, alles, u beslissende tegenstelling.

Wat kiest ge? y> De wortel uit de dorre arde" te zijn ? Ddn voor u geestelijke macht en een invloed die tot in de hemeen reikt.

Maar ook, wilt ge nog de hooge hand ouden, en u opwerken, en van sport tot port de ladder opklimmen.' o, Dan ligt e geknakt in uw wiek, dan kan er van u een geestelijke invloed uitgaan, en volgt er tén leste op uw zelfverhefifing niets dan een val in de ontzettende diepte.

o, Wat omkeer zou er in der Christenen leven zijn, en hoe heel anders de gedaante der kerk van Christus staan, als én Gods kinderen én die kerk aan die levenskeus van Jezus aanwilde, zijn levensgedachte aandorst, en nog alleen op het „kleine kin deke" wilde zien, ona te denken: „Zoo moest ik worden!"

En wat, helaas, ziet ge?

Dat Gods kind of dat de kerk dat levensbeginsel van Jezus bestrijdt en verwerpt?

o, Geenszins! Nog aldoor looft men het op den kansel en dringt roerend op nederigheid aan. En nog altoos lascht men het in in els woord van vermaan, en schrijft er zoo schoon in allerlei traktaat en opstel over.

Maar, helaas, daar blijft het dan ook bij. Prachtig die kribbe, verrukkelijk die voetwassching, aangrijpend schoon dat: „Wie achter mij komen wil, verloochene zich zelf!", maar.... in eigen levenspractijk ^^/«i^? // men er niet aan, en handelt doorgaans naar het hoogheidsbeginsel van den Duivel.

Zelfs de gedurige prediking bewaart het hart van den prediker voor dezen hoogmoed niet. En lang niet zoo zeldzaam zijn de gevallen, dat een Dienaar des Woords op Kerstfeest na Kerstfeest de kudde dringend en ernstig vermaant, om voor het nederigheidsbeginsel van Jezus te kiezen, en dat hij toch voor zich zelf in huis en gemeente, in kerkeraad en in schrift bijna stelselmatig dat nederigheidsbeginsel van Jezus opzij zet; niets van den wortel uit de dorre aarde weten wil; en in l zijn handeling en toon en gedrag duideijk toont, dat hij wezenlijk nog altoos vasthoudt aan het hoogheidsbeginsel A^aarvcor Satan koos.

En zooals nu de herders zijn, zoo volgt e kudde.

En vandaar dat ge ook onder de kinderen Gods zoo zeldzaam „het kindeke" vmdt, waarop Jezus wees. Dat ge zoo bijna nooit Gods kinderen bezig vindt, om elkaar de voeten te wasschen, maar veeleer doende om door allerlei critiek en bitterheid en hoog woord eigen voortreffelijkeid tegen anderer onbeholpenheid te doen fsteken. Dat ge in onze huisgezinnen, ij ouders en kinderen en dienstboden zoo elkens de hoogheid weer krassen hoort, aarmee de een zijn meerderheid tegenver den ander mainteneeren wil. En dat ge oo bijna nooit of althans zoo hoog zelden en wezenlijk sterkere voor den hooghartige ijken en zwichten ziet, om hem juist aardoor te overwfnnen en te winnen.

Versta dit wel.

We zeggen niet, dat ge, door het pad er nederigheid en der zelfverloochening, oor den weg van het kruis en de voetassching te kiezen, als Jeeus zult worden. at kunt ge niet. Want tusschen u en hem aapt altoos dat allesbeheerschend onder­ b cheid, dat hij het eerst dezen weg ontloot, zonder dat iemand voor hem dien l eg gevonden en bewandeld had, en dat am ij nooit anders doet dan in zijn voettappen hem nawandelen.

levens­ Maar aan de eenderheid van de eus doet dit niets tekort

Nog altoos gaat het door, dat wie den eg naar de diepte indurlt eens hoog in J e hemelen uitkomt. En dat daarentegen e ie met de ladder tegen den muur op g il, eens wegzinkt in de diepte der hel.

Door elke uiting van uw hoogmoed en d oovaardij sterkt ge uzelven niet, maar erzwakt ge u en wordt ge minder. En mgekeerd door elke daad van nederigen d in en zelfverloochening wint ge in wezenijke kracht en legt ge kapitaal op voor i e toekomst. Want immers uw Vader die n de hemelen is, ziet dat, en ge hebteen g chat weggelegd in de hemelen.

Zie dus wel toe, hoe ge uw iert. Kerstfeest viert.

Als dat vieren opgaat in boekjes koopen n uitdeelen, in een lied om een Kerstboom ezongen, en in een u streelen laten door et schoon en boeiend Kerstevangelie, dan erstaat ge van den wortel uit de dorre arde nog niets, en komt ge even ledig it uw Kerstfeest als ge er arm van ziel ngingt.

Neen, Kerstfeest vieren, en op uw Kersteest een zegen ontvangen, doet een kind an God en doet een Christelijk huisgein, doet een Christelijke school en doet e kerk van Christus dan alleen, als de ngelen het na afloop van uw Kerstfeest erken, dat er hoogheden geslecht, geprikelde gevoeligheden afgestompt, hoovaarige trotschheden afgelegd zijn, en dat 's Heeren volk niet meer gelooft aan het hoogheid^z%\n? , A van Satan, maar overkwam, öm te gelooven aan het nederig-^^tóbS^insel van het Kindeke in de kribbe.

Want immers dat ligt niet in lieve woordjes of roerende toespraken. Daarvoor wint ge niets met valsche of gemaakte nederigheid. Och, dat zijn ahemaal huismiddelen, waarmee Satan u den strop nog vaster om de keel toetrekt.

Neen, om die goede keus voortaan aan te durven, en op uw verderen weg, in uzelven den mindere en in uw broeder den meerdere te zien, hem de voeten te wasschen, en er lust in te hebben zijn dienaar te worden, daarvoor moet uw hart omgezet, moet ge bekeerd tot den Christus Gods, en moet ge met goddelijke genade als overdropen worden.

Of wilt ge, daatoe moet ge zelf met de bijl des Woords den hoog opgetogen stam van uw eigen ik durven vellen, en niets in het midden uwer broederen meer willen zijn, dan een wortel uit een dorre aarde.

Uit een dorre aarde, maar dan ook met een scheut, die door den dauw des hemels frisch en groen blijft, en waaraan de Zonne der gerechtigheid eens bloesem en vrucht tooveren zal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1888

De Heraut | 4 Pagina's

„Een wortel uit een dorre aarde!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1888

De Heraut | 4 Pagina's