GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Totons leedwezen heeft

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Totons leedwezen heeft

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

beminde Director van het Zettensche Gymnasium, een critiek op enkele aangelegenheden der Doleerende kerken openbaar gemaakt, die aanstonds van alle zijden gretig door haar vijanden en belagers is aangegrepen, om deze kei ken te krenken. De heer Van Dijk komt zelfs in zijn Doet. Weekbl. nu reeds tot de conclusie, dat Ds. Van Lingen innerlijk aireede met de Ned. Geref, kerken gebroken heeft, en acht dat, zoodra Ds.

Van Lingen met haar breekt, deze kerken vanzelve weg zijn.

Het is met de Doleantie nu uit, zoo jubelen en triomfeeren Kerk. Cour. en tutti quanti.

Met één pennestreek bracht Ds. Van Lingen haar den doodsteek toe.

Om aan Ds, Van Lingen ten deze geen onrecht te doen, zullen we zijn stuk omkeeren, en zijn slot bovenaan zetten.

Hij eindigt namelijk zijn critiek in dezer voege: Breken met de synodalen achtte ik en blijf ik achten van God geboden. Anti-synodaal zich te verklaren, gelijk Dr. Hoedemaker c. s , en zich door nieuwe beloften aan die synode te verbinden, - acht ik goddeloos. Als het zwijn tot de wenteling in 't slijk terug te keeren, daarvoor beware mij de Heere. Neen, ik ben en blijf Nederduitsch Gereformeerd ; ik weet van mijnen God geroepen te zijn tot de bediening des woords ; ikblijf den doleerenden broeders een broederhart vol liefde en hulpvaardigheid toedragen, al verklaar ik ook openlijk om des gewetens wil veel, zeer veel met een bloedend hart aan te zien. Ik blijf Nederduitsch Gereformeerd, al gaiknietmet hen het zijpaadje in, dat reeds zoovelen insloegen, of liever waarheen zij zich door een opgekomen stroom hebben laten heenvoeren. Ik blijf tot hulpe gereed voor allen, die aan synodale banden ontworsteld zijn.

Men versta mij wel. Geen breken met de doleerende kerken van mijne zijde, geen mij onttrekken aan den arbeid tot haar heil. Ik blijf voor haar hopen, haar liefhebben, voor haar bidden. Ik onttrek mij niet aan de Ned.

Geref kerk, maar blijf staan, waar zij naar onze overtuiging aan 't dwalen ging, en wacht de de aanwijzingen, welke mijn God mij geven zal. Ik wensch nog te arbeiden door prediking, door ons Gymnasium en studiefonds, doch — om die verkeerdheden tegen te staan. Ik leef voor de doleerende kerken, maar om geen deel te hebben aan hare afwijkingen, om openlijk te toonen, dat ze niet mijn wil of werk zijn, en om voor het huis, dat begint te branden, niet 'op te houden bluschtniddekn te beproeven, afwachtende, welke verder de leidingen Gods zullen zijn.

Vaak geslingerd en diep bedroefd bid ik mijnen God, dat Hij tusschen beiden moge treden, opdat niet wat in zijne kracht zoo heerlijk begon, verwoest worde, maar dienen moge tot opbouw van zijn rijk, tot verheerlijking van zijnen naam!" Dit klinkt volstrekt niet onvriendelijk; eer hartelijk.

Maar nu volge dan ook de critiek zelf, die in twaalf tempo's dit ver van malsche salvo in scherp schroot op de kerken in Doleantie afvuurt: Verkeerd was het mijns inziens, waar men aan de zoogenaamde kerkelijke besturen het recht van bestaan ontzegd had, die toch feitelijk weer te erkennen door zich voor die als kerkelijke rechtbank te stellen en tot in hoogste instantie de uitspraak te vragen. Waartoe zooveel geld weggeworpen, d^ar men reeds tevoren wist, welko de uitspraak zou zijn ?

Er is, meen ik, gezondigd tegen het: »Waarom lijdt gij niet liever schade ? " Ontzaglijke sommen zijn voor processen gegeven of wachten nog op betaling. Hoeveel beter waren ze besteed aan het bouwen van kerken en dergelijke ! Wij hadden de berooving onzer goederen met blijdschap moeten aanzien.

In den aanvang werd aangedrongen op eenvoudige gebouwen, liefst houten, omdat ze tijdelijk geacht werden (wat nooit mijne verwachting was; ) nu worden hier en daar gebouwen gesticht van overdadige pracht, zelfs met torens zonder eenig nut.

g De synodale toga wordt hier tVL& z.2.-c gehuikt niet alleen, maar zelfs den prediker van elders soms opgedrongen. Verhuring van zitplaatsen, afzondering der rijken, is tegen Gods Woord. Dat verhuren geschiedt hier en daar zelfs bij opbod.

Niet slechts werd het toegelaten op de wijze, waarop Mozes het geven van een scheldbrief toeliet, dat men des Zondags voor den predikdienst van een rijtuig gebruik maakte; maar zelfs wordt door regeling van vacatuurbeurten enz. die sabbatschennis noodzakelijk gemaakt, ja zelfs is het als een geoorloofde zaak op een onzer classes geproclameerd.

Een reglementenbundel is weggeworpen en een veel lijv'ger boekdeel wordt gereed gemaakt. En was het nog maar een boekdeel; doch op elke driemaandelijksche classisvergaderjng worden telkens weer nieuwe besluiten genomen, verbindend voor elke kerk der classis. Er is zelfs tot toelating ter vergadering verklaring van eiken kerkeraad noodig, dat de bepalingen, welke de vergadering zal maken, zullen gehouden worden Zoo verkrijgen wij voor elke classis in 't bijzonder regelen, die men, daar ze niet gedrukt zijn, niet meer kan nagaan, en die met elk trimester weder met eenige worden vermeerderd.

Men heeft in groote menigte al wat maar teekenen wilde aangenomen, en alles tot het Avondmaal gerechtigd verklaard, wat onder de Synodale organisatie toegelaten was, alsof die •Dbeli/denis, ''^ voor den synodalen kerkeraa gedaan, eenige waarde had. Er zijn ouderlingen en diakenen uitgetreden, die aanstonds als kerkeraad der Ned. Ger. kerk zijn opgetreden.

Hadden zij niet dadelijk na hun initiatief moeten aftreden als niet gekozen door de rechte kerk, om aan de Ger. kerk weder vrije keuze te laten? Zouden alle/^^raars, die met dereformatie zijn medegegaan, wel een onderzoek omtrent de leer knnnen doorstaan, en had niet moeten gevraagd worden, vóór zij door de kerken werden erkend, of wel, bij allen goeden wil, de kennis der gereformeerde leer bij hen werd gevonden ?

Men heeft eerst verklaard geene afscheiding te willen ; nu zoekt men vereeniging met de afgescheidenen. Is dat, gelijk men zegt, Gods wil, waarom dan niet dadelijk tot de afgescheidenen overgegaan ? Dan ware veel leed, veel moeite, veel geld bespaard. Nu acht menigeen zich misleid.

Het juk werd afgeworpen voor de geheele gemeente. Derhalve acht men alle die synoda-Un., modernen incluis, nog als behoorende tot de nu zoogenaamd vrijgemaakte kerk, en zich verplicht de armenzorg en de herderlijke zorg tot allen uit te strekken. Maar is daarbij dan voldaan aan het woord: »Wat gemeenschap heeft Christus met Belial ? " Wat zijn wij op die wijze hierin gevorderd? Is er mogelijkheid tot die zorgen ? Immers neen; allerminst in groote gemeenten. Waarom dan het onmogelijke gesteld ? Ik moet vragen, of het wel oprecht, ef het wel waar is, en deel alzoo het bezwaar onzer afgescheidene broeders.

Hoofdbez\ïaar is mij echter, dat men allerlei mannen, die maar een vlugge tong hebben, laat optreden. Een tal van zeer ongeoefende menschen, velen zonder alle beschaving, zelfs die niet eens een leesbaren brief kunnen schrijven, laat men oefenen., en ondanks alle waarschuwing gaat men er mede voort, al zijn er ook treurige ervaringen opgedaan, en al gevoelt menigeen onder hun spreken, dat men daarbij niet tehuis behoort. God is een God van orde ; waar zulk eene wanorde heerscht, daar kan het Gode niet welbehagelijk zijn. En nu worden zelfs menigten van oefenaars opgeleid.

Bij tientallen, zoo verneemt men, worden ze h er en daar geleerd.

Waarom het zeer velen te doen is, behoeft geen vraag meer te zijn. Eerst oefenaar, straks dominee. Het schandelijk misbruik, dat van Art, 8 wordt gemaakt, is eigenlijk reeds te dikwijls door ons aangewezen, om het nog te herhalen.

Dat artikel werd gesteld om onbevoegden te weren, nu wordt het tebaatgenomen om onbevoegden binnen te laten. Dat is ongereformeerd ; dat is iu strijd met de Heilige Schrift; daar komt het gezond verstand reeds tegen op ; dat brengt de zaak bij degenen, die daar buiten zijn, in minachting. Jonge menschen, die het met alle inspanning niet verder konden brengen dan een voorbereidende klasse tot een Gymnasium en bij wie men den moed opgaf ze ooit veel verder te brengen, staan Zondag aan Zondag tweemalen te preeken, en zullen straks aanspraak maken om wegens singuliere gaven predikant te worden. De dijk is eenmaal reeds zoozeer doorgebroken, dat er geen tegenhouden aan is. 't Is reeds aan zoovelen gelukt, soms doorgedreven tegen den wil van ouderlingen door predikanten; de kerken dreigen soms met afzondering tot vrije gemeenten, als haar verkoren oefenaar niet voor een man van singuliere gaven wordt verklaard. Zoo gaat het van den een op den ander.

Als dat kan en mag, waartoe dan de duizenden jaarlijks aan de Vrije Universiteit opgeofferd? Voor een groot deel is dan vervallen, waarom wij haar in het aanbiddelijk Godsbestuur ons gegeven beschouwden, namelijk om de kerken van degelijk ontwikkelde leeraren te voorzien. Waartoe dan ook ons Gymnasium ?

Voor staatsacademiën te arbeiden, achteii wij onze roeping niet, en de Vrije Universiteit zal bij zulk een voortgang worden ontvolkt. Ons volk zal, voorgelicht door de predikers, die, over den muur geklommen, niet door de deur zijn binnengetreden, van wetenschappelijke ontwikkeling als onnoodig afkeering worden.

Gaan de oogen nog te eeniger tijd voor den verkeerdelijk ingeslagen weg open, waar dan met die mannen heen, die voor hun ambacht van verver of metselaar of landbouwer te groot, te geleerd zijn geworden ? Men zal ze toch niet naakt aan den dijk kunnen zetten, en een man met de singuliere gaven voor dominee dan toch niet weer aan de spade of schop, of op den mestkar.

En zoo is er zooveel., dat mij dringt om te verklaren, dat ik niet wensch geacht te worden mede te gaan met de afwijkingen in deze beweging.

Bezien we, eer we ons oordeel over deze critiek opmaken, elk dezer twaalf punten iets van naderbij.

De aanklachten zijn dan: i". dat de Geschorsten te Amsterdam eene uitspraak van de Synode gezocht hebben, en 2". dat kerken als Maassluis e. a, niet op de eerste aanmaning kerkgebouw, pastorie en bezittingen overgaven.

Bij dit eerste punt is Ds. Van Lingen blijkbaar in de war. De kerk te Amsterdam was toen nog niet in Doleantie. Zij kwam pas in Doleantie toen het Synodale proces geheel was afgeloopen. Om wat oorzaak de geschorste broederen een Synodale uitspraak zochten, is voorts herhaaldelijk door hea uiteengezet. Ook heeft dit feit Ds. Van

Lingen niet verhinderd zich later, toen de kerken in Doleantie gingen, ziet voor haar te verklaren. Dit kan dus rusten.

Dat kerken als Maassluis heur goederen hadden moeten overgeven zonder proces, volgt niet uit het woord, dat hij aanhaalt: „de beroovin^ zijner goederen met blijdschap aanzien."

„Berooving" grijpt plaats als men u iets met geweld ontneemt, niet wanneer gij het zelf willig afgeeft.

Bovendien heeft Ds. Van Lingen toch wel wat heel zonderlinge begrippen van den plicht van een „beheerder." Zijn eigen particulier goed mag men, desverkiezend, atgeven; met het goed van anderen mageen beheerder dat stellig niet doen.

Ds. Van Lingen b. v. is misschien vrij om zijn eigen bibliotheek uit zijn huis te laten halen. Maar als hij, zonder poging tot verweer, weg liet halen wat nietaaxi. hem, maar aan de Vereeniging voor Gymnasiaal Onderwijs toebehoort, zou ook hij immers schuldig staan aan plichtverzuim, en voor God niet verantwoord zijn.

3®. Sommige kerkgebouwen zijn niet eenvoudig genoeg.

Zoodra Ds. Van Lingen bericht zal hebben, waar die kerk „w^^ overdadige pracht" te vinden is, zal het publiek er over oordeelen kunnen. Nu is ons noch iemand zulk een kerk bekend i).

Ook de nieuwe gebouwen van het Gymnasium te Zetten zijn keurig net afgewerkt en met smaak ontworpen.

Moet een kerk minder zijn dan een gymnasium.' 4". Br preeken dominees in toga's.

Een wel wat ge; ; ocht argument.

Ons dacht, het ware goed zoo de toga allengs weer wegsleet. Ook wij zien haar liever niet. Maar zoomin we het goedkeuren, als iemand van het behoud van de toga een levensquaestie maakt, zoomin kan het er mee door, om bij een ernstig geding in de afschaffing een principieel stuk te zoeken.

5º. Er worden hier en daar plaatsen verhuurd.

Verhuring van plaatsen is bedenkelijk in grootere steden, waar het aan enkele meer gegoeden een privilege geeft; maar heeft niets hoegenaamd tegen zich in steden of dorpen met ééne kerk, waar én de rijke én de arnie een eigen goede plaats ontvangt.

Dan is het eenvoudig een quaestie beheer. van

6º.Rijden op Zondag om het Evangelie te bedienen.

Hier rijdt Ds. Van Lingen, zoo hij niet onverwijld de hand in de teugels slaat, den weg op van het altoos bedenkelijk Sabbatisme. Als er een vergadering der geloovigen is, waar geen Dienst des Woords kan plaats hebben, tenzij een prediker van buiten kome, die dienzelfden dag elders dienst had, en dus niet te voet komen kan, dan staat de keuze alzoo: Wat is beter, dat een paard een eindweegs loope, of dat de gemeente Gods verstoken zij van den Dienst des Woords en der Sacramenten ?

Lees nu wat Jezus tegen de Farizeën over den Sabbat léeraart, en de keuze is niet twijfelachtig.

Ook Vraag I03 van den Heidelberger Catechismus geeft ten deze geen onzuiver geluid. De kerkedienst staat voorop.

7". Voor de Synodale reglementen thans •weer andere reglementen.

Hier schuilt een vergissing.

Niemand toch had ooit tegen de Haagsche Synode dat ze eenige regelingen maakte, maar dit, dat baar reglementen den grondslag van Gods Woord misten en de waarheid tegenstonden.

Dat er overigens altoos eenige regelingen moeten zijn, spreekt wel vanzelf. Dit was zoo in de oudste Christelijke kerk. Dit was zoo in de dagen der Reformatie. Dit is altijd zoo geweest. Dit kon nooit anders, en kan ook nu niet anders.

Speelruimte voor denkbare individueele willieur kan niet toegelaten.

8'. Zonder ketir heeft men toegelaten wat maar mee wilde; leeken en leeraars.

Over andere plaatsen kunnen we niet oordeelen, maar te Amsterdam is dit niet zoo. Hier wierd niemand tot het heilig Avondmaal toegelaten, die niet eerst hartelijke instemming met de leer der waarheid had betuigd.

Dat de Dienaren, Ouderlingen en Diakenen hadden moeten aftreden, om zich opnieuw te laten kiezen, is een geheel ongereformeerde gedachte. Onze Hervormers hebben zich altoos op hun roeping uit de Roomsche kerk beroepen, en zijn nooit overgeordend. Naar ons beste weten liet ook Ds. Van Lingen zich. niet overordenen, en toch bevestigde hij, bediende het Woord en de Sacramenten.

9". Hef zoeken van vereeniging met de Christelijke Gereformeerden.

Is bondgenootschap hetzelfde, als geheel ïn elkander opgaan.' Zoo ja, dan verstaan •we dé woorden niet meer. Zoo neen, dan vervalt immers deze klachte.

10*. Ge kunt de massa, die weerstreeft niet genoegzaam ambtelijk bewerken.

Volkomen juist. Zoo kon ook Willem van Oranje in den eersten tijd slechts een zeer klein deel van ons land bewerken. Het ander en grooter deel was óf weerspannig óf in 's vijands matht.

Doch wie trekt hier de gevolgtrekking uit, dat dus Willem van Oranje dat ander deel van het land dan maar had moeten afsnijden.' Gelukkig heeft hij het niet gedaan, il". Het optreden van Oefenaars.

Dat men oi-geletterd, ter tale slecht als Mozei, in zake spelfouten brekebeen, en ï) Een opmei-ker dacht dat de Keizersgrachtkerk te Amsterdam bedoeld zou zijn. We kunnen dit nauw Ujks gelooven. De straks gereed komende Raamkerk kost evenveel. Zou Ds. Van Lingen die dan verkiezen?

Bovendien denk aan Salomo's tempel Zie hoe God zelf met eigen hand de leliën des velds-bekleedt. Is leelijkheid dan sieraad ? Calvinisme en kunst! toch een godzalig spreker kan zijn, zal ook Ds. Van Lingen wel toestemmen. Het geschil loopt hier ^dus niet over het al of niet geoorloofde van het optreden van Oefenaars, maar alleen over de vraag of de Kerkeraden en Classes er de hand mee lichten.

Welnu, op dit punt bestaat metterdaad oorzaak tot klacht en terechtwijzing. Maar... het was in de eerste tijden der Reformatie evenzoo. En stellig niet minder erg in den jare 1834 en v.v., omdat destijds aanvankelijk geen gestudeerde personen beschikbaar waren.

Had Ds, Van Lingen zich dan ook bepaald tot een broederlijk woord van vermaan, om onvoorzichtigheid en min goede practijk ten deze tegen te gaan, een ieder zou hem toegejuicht hebben.

Oefenaars geven nooit een Dienst Woords. des

Slechts bedenke Ds, Van Lingen, en een iegelijk, dat de Doleantie eerst in 1887 haar vaart nam, en dat we nu 1888 pas uit zijn.

Zoo hij uit de oude bronnen en archiefstukken den toestand hier te lande in de jaren 1523 tot 1543, '53 en zelfs tot 'Ó3 en '73 iets van naderbij wil bezien, zal hij merken, hoe goed het thans nog liep vergeleken bij toen.

12". Er worden te veel leeraars krachtens Art. 8 geordend.

Zdóveel! Hoevelen over heel ons land?

Het getalletje zou Ds. Van Lingen, zoo hij het neerschreef, zoo tcgenslaan. En ook hier vragen we: Hoe ging het in de eerste twintig, veertig, vijftig jaren na de Reformatie.' Hoe in de eerste Christelijke kerk?

Hoe in de dagen van 1834? Hoe is het in alle landen gegaan bij elke nieuwe kerkelijke beweging?

Er staan en stonden kerken bij menigte verlegen. De enkele predikanten kunnen niet alles doen. En het eind is, dat men een enkel vischje te veel door de mazen laat kruipen.

Maar heeft dit ooit de gevolgen gehad, die Ds. Van Lingen ervan vreest?

Kan hij ergens een kerk aanwijzen, die begon met zeer lichtelijk te examineeren, en die verliep in gemis aan wetenschappelijke opleiding ?

Eer komt de behoefte aan degelijke opleiding nooit sterker uit, dan waar men een tijdlang zich behelpen moest.

De kerken zelve gaan dit dan ten slotte voelen, en noch ter wille van de Vrije Universiteit, noch ter wille van het Zettensch Gymnasium, noch ter wille van destudeerende jongelingschap, mag toch een recht vernietigd, dat de kerken in het afgetrokkene ongetwijfeld bezitten.

De weg van Art. 8 moet openblijven.

Maar, en hier heeft Ds. Van Lingen volkomen gelijk aan, Art. 8 moet toegepast zooals het in de Kerkenordening staat, niet zooals meer dan één het thans opvat.

„Singuliere gaven" zijn niet zeker „flux de bouche", niet zekere aangenaamheid van gemoedelijk spreken ; niet zeker gemak van vergeestelijking der Schrift.

Bij een orgel kunnen twee menschen gaan zitten. De één speelt, omdat hij door veel studie zich het spel eigen maakte; en de ander speelt, zonder zelfs de noten te kennen, opeens dat spel na Dit laatste nu zijn singuliere gaven, t. w. als God de Heere aan iemand zonder veel studie bijna hetzelfde verleent, wat de ander door veel studie adnleert.

Bij den Dienst des Woords moeten het dus zijn gaven, bijna instinctief van God ontvangen, om dat Woord én uit te leggen én toe te passen.

Reeds op de Voorloopige Synode van Utrecht is dit punt dan ook ter sprake geweest, en het komt er weer ter sprake.

Ook dit kwaad voorzoover het bestaat, is dus op weg van stuiting.

Wat we hebben moeten zijn mannen vol van kracht en des Heiligen Geestes.

En dan 13", pro memorie nog o , zóó veel! Ds. Van Lingen schrijft toch: „En zoo is er zooveel dat mij dringt om te spreken."

Nu natuurlijk, hier zullen we op antwoorden, als we het eerst hooren mogen.

Anders maakt de lijst nog al den indruk, dat er tamelijk wel alles bijgehaald is, wat er bij te halen viel.

En vraagt men nu, na deze korte bespreking der XII klachten, ons oordeel over Ds, Van Lingens optreden, dan vergeven we aan den Director van het Zettensch Gymnasium zeker veel ter wille van de liefde, die hij voor zijn schoone stichting koestert.

Na de eerste negen klachten te hebben opgesomd, die er soms met de haren bij zijn gesleept, zegt hij zelf, dat nu pas zijn hoofdbezwaar komt, en dat dit gelegen is in de Oefenaars en in Art. 8.

Alleen die klacht wordt dan ook uitgewerkt, en men merkt uit alles, dat de Vader en Director van deze Stichting vooral ongerust is geworden over het lot van zijn kweekelingen, en in dien angst tot spreken overging.

Zijn uitroep: » Waarom dan ook ons Gymnasium}" verraadt wel eenigszins wat er onbewust in zijn hart omging.

Welnu, met het oog hierop kunnen we Ds; . Van Lingens stap zielkundig zeer wel verklaren, al kon van achteren wel eens blijken (wat ons innig leed zou doen), dat hij zelden het Gymnasium van Zetten grooter schade berokkend heeft dan door deze publicatie.

Men kan niet jarenlang aan het hoofd van zulk een inrichting staan, zonder de wereld om zich heen, van lieverlee eenigszins door het prisma van deze stichting te gaan bezien.

Dat merkte men vroeger aan Heldring, nu weer aan Van Dijk en Van 't Lindenhout, en waarom zou dit menschelijke ook aan Ds, Van Lingen niet kunnen overkomen ?

I Dit draagt men in zulke mannen, om hun werks wil, en ook in Ds, Van Lingen dragen we dit met hartelijke liefde, omdat wie eenigszins het menschenhart kent, allicht tot zich zei ven zeggen zal: //In uw plaats zou mij allicht hetzelfde overkomen."

Maar toch het pleit daarom deze mannen niet vrij, zoodra ze zóóver gaan, van te doen 'wat thans Ds. Van Lingen deed.

Ook hij wist, hoe de tegenstanders der Doleantie van alle gading letterlijk azen op schandaal, en hoe hun de handen jeuken, om steenen in onzen tuin te kunnen werpen; en daarom had hij hun die steenen nooit in de hand moeten geven.

Nog bijna nooit heeft eenige kerkelijke beweging van eenigen omvang met zoo weinig verdeeldheid in eigen boezem te kampen gehad als de Doleantie, Vergeleken bij wat in de i6e eeuw voorviel en op 1834 volgde, bleven we zoo goed als schotvrij.

Dat er thans dus met Ds. Van Lingen eenige moeielijkheid rijst, beteekent voor de zaak als zaak niets. Och in de dagen der Reformatie is het nog wel anders toegegaan.

En hoe zelfs de apostelen soms gedeeld lagen, leert ons Galaten II, Maar ook al bleek dit muisje een muisje zonder staart te zijn, toch heeft het ons bedroefd, en aan die droefheid mogen we haar uiting niet onthouden, dat een man als Ds. Van Lingen, in plaats van deze zaak binnenskamers af te doen, den kerkdijken weg te bewandelen, en deze klachten op Classis en Synode te brengen, opeens midden op de markt, waar Jan en Alleman het hooren kon, aan de kerken in Doleantie allerlei pijnlijke dingen gezegd heeft.

P. S. Uit een ingezonden stuk, dat we ontvingen, toen dit artikel reeds gezet was, zien we met blijdschap, dat deze fatale werking van zijn woord aan Ds, Van Lingen zei ven hartelijk leed is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Totons leedwezen heeft

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1889

De Heraut | 4 Pagina's