GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Cweeerlei Adel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Cweeerlei Adel.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat het licht voor onze oogen, de lucht voor onze longen is, dat is eenmaal liet Calvinisme geweest voor ons vaderland: de bron zijner sterkte en van zijn testaan. Dr. V VLOTEN, (Gesch. V. d Nederl. Opstand.)

III. (S!ot: i m t Met een hartstocht, die tot roekeloosheid werd, N grepen de Calvinisten thans naar de wapenen, doch l met geen anderen uitslag dan onder zulke ongunstige t omstandigheden te wachten was. Hun talrijkste bende sezdsPz liet bij de eerste botsing _ in West Vlaanderen 2000 dooden! De stad Valenciennes die rebel verklaard was, werd met woest geweld door Noircarmes ten onder gebracht; haar vroomste en meest gegoede burgers, en haar trouwe leeraars waaronder ook Guido De Brés werden ten zwaarde en ter galgever wezen; een inval van Jan van Marnix in Walcheren raislukte.enspoedig daarna bij Oosterweel.door den over machtigen vijand overvallen, werd er een slachting in zijn bende aangericht waaraan maar weinigen ontkwamen! Maar al toonden zij bij duizenden hun leven voor de zaak der vrijheid veil te hebben, al streden zij als leeuwen, het scheen dat de tegenomwenteling terstond en voorgoed zou zegevieren; en! de landvoogdes daardoor moed grijpend, riep nu alle man op, om bij eede de belofte van trouw aan haar en den Koning te hemieuwen Toen bestormden de mannen van het schitterend verbond als om strijd het paleis te Brussel, om boete te doen en genade en vergetelheid af te smeeken voor het gebeurde op den weg, die daar een dwaalweg heette! Willem van Oranje echter weigerde dien eed en vluchtte ten lande uit. Duizenden volgden hem want nu werd met feller woede dan ooit het zwaard der vervolgiag uit de scheede gerukt, door den man, wiens naam alleen met bevende lippen werd uitgesproken; door den man die dat zwaard niet we der opsteken zou alvorens zich den naam van BUedhond ten volle te hebben waardig gemaakt Van den jammer en de ellende waarvan ons land in die dagen het tooneel was, schildert Hooft ons het-volgende hartroerende tafereel: »Dat een volk zoo bloeiende in konsten en welvaart, een eedeldoom zoo trots ter waepen, gemeente zoo raoedigh op haar vrijheit, zich nu van den snoodste en eerlooste der aarde, den built laat intrappen; dat een siuk rabauts {een schelm) met landt en luiden naar zijn dartelheid omspringt; met hun goedt. lijf en leeven min nocht meer dan met lornen speelende. Want wien, in alle gewesten waggelde 't hooft op den halze niet, daar men dus eenen voet van rechten en rechtsvorderingh volgde? 'Tging dan aan eikenkant op een vanghen en spannen {hinden) van allerley standt, allerley sexe, allerlei ouderdom. De galghen hinghen gerist, de raaden, de straten, de boomen aan de weeghen stonden verlaaden met lijken, gewurght, onthalst, gebarnt: zoo dat de menschen in de lucht, tot adem schepping geschaapen, nu als in een gemeen graf, en woning der overleedenen. verkeerden. Elke dagH had zijn deerlijkheit, En 't bassen der bloedtklokke dat met de doodt van naamaagh den eene, van zwaegher oft van vriendt den andere in 't hart klonk; het bannen, en 't ver beurtmaaken der goederen had geen eindt. Tilbaar, ontilbaar, 't werd al aangeslaaghen en bekommert {in beslag) gehouden; tot onwaardeerlijke schaade van rijken, van armen, van kloosters, gasthuizen, wee duwen en weezen; die, naloopende jaren lang van hun recht en renten door looze uitvluchten versteeken bleven."

Zoo sleepten zich langzaam zonder de minste ver­ v ademing bange jaren voorbij van een gruwzaam v en onverbiddelijk schrikbewind. De schoone Neder g landsche gewesten, waar eens rijkdom en welvaart o ten troon zaten; waar rust en vrede heerschten lagen n thans vertreden onder den ijzeren voet van den h Spaanschen dwingeland. Alle hoop scheen verloren; mm verslagenheid der geesten heerschte alom; totdat.... totdat opeens de held, bij wien God voor Neerland huipe had besteld bij monde van zijn trouwen vriend, den krijgshaften harpenaar Mamix van St. Aldegonde het verdrukte en verslagen volk dat bezielende lied vol bemoediging en berusting toezong; Wilhelmus van Nassouwen Ben ick van Duitschen bloedt Den Vaderlant getrouwe Blijf ick tot in den doedt! Toen werden die verdmkten en verslagenen van geest als door hooger kracht bezield de geduchten, •i)die Wilhelmus blazen" Aan al de trouw, aan al de vroomheid, aan al de volharding en aan al het kinderlijk vertrouwen in God hun Heer, dat inde worsteling van dat volk zou uitblinken, gaf dat hed in zijn kunsteloozen vorm de schoonste uitdrukking. E v

Toen richtten de gebogen hoofden zich weder op, en voor Bridle's wallen deden weldra de stoutmoedige Watergeuzen het geschal der eerste krijgstrompet ver gezeld gaan van die bezielde en bezielende klanken van dat kloeke lied: zoo werd het de overwinnings hymne van het volk der verdrukking bij uitnemend heid. En nog krachtiger leefde de volksm»ed weer op toen de profetie van dat lied in vervulling ging toen werkelijk de van God beschoren held, terugkeerde »in zijn regiment" om ».een goed instrument" te zijn in de hand des Heeren. Toen klonk het vol blijden moed langs Hollands velden en wegen: »Comt seventien provinciën Stelt u nu op de voet Den prince van Orangiën Vriendelijck te ghemoet I" En die blijde hoop, dat men »geschaert om de banieren" van dezen held, Due d'Alve den Tyran zou «verlogieren" (verdrijven), die hoop werd niet beschaamd. Had toch de Staatsman Oranje het veld moeten ruimen voor Due d'Alve, als geloofsheld keerde hij terug tot bevrijding der verdrukten. Dit onderscheiden karakter van Oranje's optreden : eerst als Staatsman en later als geloofsheld moet niet uit het oog worden verloren. Door den weg van tegenspoed, dien God onzen eersten Willem heeft geleid is hij zelf van lieverlee tot het klare bewustzijn gekomen, dat niet zijn werk maar het groote w^erk des Heeren in deze landen gewrocht zou worden en daarom ook niet op zijn tijd en niet op zijn wijze maar op den tijd en de wijze, door God zelf daarvoor beschikt.

Hijzelf als een openlijk afvallige ten lande uitgevlucht; het volk, dat redding van hem hoopte: gedood, verjaagd of tot ontveinzing zijner belijdenis gedreven, dat was aanvankelijk geheel iets anders dan de plannen die de staatsman Oranje had beraamd. En iets geheel anders moest het ook worden. Gaan wij slechts even na.

Wel was de hervorming allereerst van de zijde van Duitschland en dus in den vorm van het Lutheranisme deze landen binnengedrongen, maarj spoedig deed zich hier veel krachtiger de invloed gelden van het voortreffelijker Calvinisme; veel meer aansluiting vond dit bij het eigenaardig karakter onzer nationaliteit, en in de gegeven tijdsomstandigheden was het trouwens voor deze landen de eenig mogelijke, maar ook tevens de algeheel bevredigende bestaansvorm der Reformatie. Wij zeiden; het veel voortreffelijker Calvinisme, en wij hebben daarbij het getuigenis der geschiedenis voor ons. Overal toch waar de Hervormde kerk zich heeft rnoeten vestigen in heftigen strijd en zware vervolging zien wij dat die gemeenten zich vastklemmen aan de diepzinnige en tegelijk zoo krachtige belijdenis van het Calvinisme, die den mensch wel maakt tot een worm voor God, maar daardoor juist ook tot een adelaar tegenover zijn medemënschen Prof. Fruin erkent (Tien jaren, pag. 374) »Zoo als de protestanten boven de roomschen, zoo muntten weder boven alle protestanten de gereformeerden uit in geloofsijver en geestkracht" En Bakhuyzen zegt: »Het Calvinisme was de hoogste ontwikkelingsvorra van het godsdienstigstaatkundig beginsel der lée eeuw. Een hervormingskamp, die zoo laat na het ontstaan del hervorming kwam, als dat bij ons plaats had, kon niet anders dan Calvinistisch en ten voordeele van het Calvinisme zijn." (Het huwelijk van W. v. O. met A. v. Saxen, pag. 123). Geheel verdrongen werd hier echter het Lutheranisme niet. Het was vooral in den beginne sterk vertegenwoordigd onder den adel. De meeste Nederlandsche heeren waren door huwelijken aan Duitsche Luthersche familiën vermaagschapt: dat trok tot die richting, terwijl bovendien »het Calvinisme om zijn stroefheid en zijn dreigende gevolgen hun het meest tegen de borst was" (Bakhuyzen). Tweeërlei richtingen alzoo vertegenwoordigden hier de Hervormingspartij ; ze waren bekend als: die van de Religie (de Calvinisten) en die van de (Augsburgsche) Confessie (de Lutheranen). Het streven der laatsten was van meet af op verzoening en bemiddeling gericht. Zij (vooral de Edelen onder hen) beschouwden de zaak meer uit' een politiek oogpunt. Eerst werd bemiddeling gezocht, door voor de leeken het gebruik der avondmaalskelk te vragen, door toelating van het huwelijk der priesters, door wijziging van het kerkelijk leerstuk der rechtvaardigmaking enz. En toen het concilie van Trente aan al zulk vergelijk de pas had afgesneden, wilden zij aan de beslissing der Staten hebben overgelaten of niet hier en daar aan de nieuwe leer volle vrijheid zou worden verleend. Welnu ook langs dezen weg der bemiddeling had zich Oranje voorgesteld allengs van Filips meer verdraagzaamheid, meer zelfregeering voor de Nederlanden te bedingen. Daarop was aanvankelijk alle streven van den Staatsman Oranje gericht.

Voor ons echter, die nu voor de voldongen feiten der historie staan, is het duidelijk, dat dit nooit had kunnen geschieden, dat ook de scherpzinnige Oranje hier geheel buiten het eigenaardig karakter dier beide machten rekende, waarvan de zwakste door de sterkste tot een strijd op leven en dood zou worden getart. Niet toch van Filips was te vergen, dat hij in de heilige zaak van den godsdienst ook maar het minst zou toegeven, want niet zijn persoonlijke wil, maar de strekking zijner eeuw, het voorschrift, de gebiedende eisch zijner kerk moest hier uitspraak doen. Het volk zelf heeft ten onzent dat wel terdege begrepen, en daarom heeft het Alva ook nooit beschouwd als den scherprechter des Konings, maar als den beul des Pausen. Tal van geuzenliedjeSvgetuigen dit ondubbelzinnig. Wij citeeren slechts de bekende regelen:

Hij (Alva) heeft geseyt, dat hij hier kwam, Van 's Conincks weghen het lant innam. Valsïlyck heeft hij 't geloghen, ', f Paus bundel was hij met moede gram.

En Dr. Nuyens, de Roomtche geschiedschrijver der «Nederlandsche Beroerten" erkent zelf (stuk I, deel II, pagina 55): »0p het punt van strafwetgeving in zake ketterij was en bleef Filips onverzettelijk. Hij werd in zijn gedragslijn gesterkt door den man, die toen op den stoel van den H. Petrus zat, door Pius V. Deze begreep, dat de nieuwe secten tegen het Catholicisme een verdelgingsoorlog voerden, en het thans het vraagstuk gold van bestaan of ondergaan. Pius V was nog onverzettelijlier in overtuiging dan Filips Hij was onverbiddelijk uit besef van het gewicht der omstandigheden; Pius V sloeg met adelaarsblikken gade wat tot in het verre westen geschiedde. De Nederianden konden hem dus niet ontgaan en door zijn nunciussen en brieven werkte hij op Filips.'" Tegenover deze onverzettelijke macht nu van het oude, stond het beginsel eens nieuwen levens, belichaamd in mannen die eveneens krachtens hun beginsel niet wijken konden of mochten. Kloek toch, en stout tot hef uiterste, stonden de Calvinisten onwankelbaar vast in hun overtuiging, dat niet alleen de Staat naar het voorbeeld van Calvyn's republiek te Geneve «overeenkomstig Gods Woord" ordelijk kon worden ingericht maar dat dit ook moest en dat het hun heilige roeping was goed en bloed te wagen tot bereiking van dat doel. Niet dus met een instinctmatig, onberekend verzet had Filips hier te doen; geen tasten in den blinde werd bij deze mannen gevonden, maar een krachtig aanvatten van alle middelen, die konden leiden tot verwezenlijking van een vast en weloralijnd denkbeeld Zoo was het dan een beginselstrijd, een godsdienstoorlog, die hier gestreden werd. Terecht heeft Bakh. opgeteekend: »De geschiedenis van den Nederlandschen opstand is die van de hervorming in deze landen; en de geschiedenis van de Hervorming is die van de uitbreiding van het Calvinisme". Wel is met dezen godsdienstkrijg de handhaving der nationale vrijheid tegen Spanje's dwingelandij vereenzelvigd geworden, zoodat het tevens een staatkundige, en geheel nationale strijd werd, maar de Calvinisten waren het toch die er den stoot aan gaven, er de drijfkracht in hielden en hem zagen eindigen met de bekroning van hun beginsel.

De Nederlandsche Adel, die in gelijkvloersche zelfzucht niet anders zocht dan eigen stoffelijke belangen, kon de beweging van geen der beide botsende machten volgen, en zoo van beide zijden bekneld geraakt, vond hij in dezen heftigen beginselkrijg zijn ondergang als adelstand. Om de treffende toepasselijkheid op de toestanden ten onzent verwijzen wij ook hier nog eens naar een woord, dat Schiller in zijn Wilhelm Teil den ouden edelman Attinghausen in den. mond legt: (Wij veranderen alleen het woord land' man in koopmm).

»Hat sich der (Kauf)man solcher That, verwogen, »Aus eignera Mittel, ohne Hilf der Edeln; 3 Hat er der eignen Kraft soviel vertraut, »Ja, dan bedarf es unsrer nicht mehr. »& lebt nach uns, es will durch andre Kr Hf te, ytDas Herrliche der Menschheit sieh erhalten.

Door andere krachten «wilde", moest zich ook in de i6e eeuw ten onzent «hejt heeriijke der menschheid" handhaven. Die krachten waren: Geloof en Vrijheid.

Ongetwijfeld kan het slechts kortzichtigheid zijn, die uit de hoogte neerziet op het Nederland van vóór de Hervorming, het Nederland der middeleeuwen. Een volk toch, dat zich een stalen volharding had verworven in den rusteloozen strijd tegen de ele-menten, dat met ongekenden vrijheidszin aan de neiging tot machtsoverschrijding van het feodalismus perken zette, dat door noeste vlijt en rijk vernuft een nijverheid had geschapen, overal elders ongekend; een volk, dat een Thomas a Kempis en zooveel andere uitnemende, vrome geesten onder zijn kinderen telde heeft aanspraak op onze waardeering en sympathie; zulk een land had ook toen reeds aanspraak op den eerenaam van bakermat der vrijheid. En juist die uitnemende gaven en krachten, die zich in het Nederland der middeleeuwen ontwikkeld hadden, konden dan ook niet anders dan ten goede komen aan den geest der Hervorming, toen deze een vrijheid van hooger orde kwam opeischen. Van het Nederland na de vuurproef der Hervorming zegt Groen van Prinsterer zoo schoon: «Het is geen ander, het is een verjongd vernieuwd, geadeld, en door het geloof geheiligd vaderland geworden."

Het geloof dat dreigde te verstikken onder den druk der kerkelijke scholastiek, dat met algeheèle ontzenuwing gedreigd werd door den invloed een er valsche mystiek, dat geloof bloeide weer frisch en krachtig op, toen het zich het levende Woord Gods door de Hervorming zag hergeven als de immer kwellende bron van het edelst levenssap Een ontluikende nieuwe maatschappij

st ond toen weldra daar, zich in al haar kracht en schoonheid aan het oog der volkeren vertoonend als een boom, «wiens bloesempracht geen plaatse liet voor blaên, daar geur en gloed ontvloeide aan alle

Geheel de Overheid van dezen nieuwen staat was doordrongen van de overtuiging, dat het zedelijk bestaan des volks in dat Woord van God zijn wortel had, waaruit het niet alleen was opgeschoten, maar waaruit het dagelijks tot meerdere kracht en bloei zijn levenssap moest trekken en daarom achtten zij zich ook geroepen, zelf in alles het voorbeeld te geven tot naleving van dat Woord; tot handhaving van zijn hoogen, heiligen eisch in kerk en staat. Zoo geheel éen waren trouwens deze twee, dat men de Calvinistische republiek dier dagen niet anders kan noemen dan een Kerkstaat. «Een kerkstaat" zegt Busken Huet, »die met zijn kerkleer stond of viel." En nu is ongetwijfeld het nauw verband van kerk en Staat; het geheel éen zijn van deze twee een zaak, die wij in onze dagen van geheel ander.standpunt bezien; maar dat kan en mag toch nooit reden zijn tot hooghartig neerzien op wat toen was; dit toch was — wat zijn uiterlijken vorm betreft - ; -niet anders dan het gewrocht van de machtige werking van den geest des tijds, het was geworden langs een alleszins normalen en natuurlijken weg. En trouwens' — de Nederlandsche Calvinistische Kerkstaat stond daar niet als een schoon beeld, dat, ééns geworden, blijven zou wat het was; neen, de kiem van een krachtig leven droeg hij in zich en tot algeheele ontplooiing van dat leven in al zijn kracht en schoonheid en vrijheid zou het zeker gekomen zijn, indien niet sterke banden, toen zij bleken te knellen, waren losgerukt en gescheurd; in stede van ze langzaam los te wikkelen.

Mannen als Coornhert en Oldenbarneveldt gordden zich al spoedig aan tot een onverpoosden strijd tegen de kerk en haar dienar£n ; een strijd die, evenals vroe ger bij den Adel geen anderen achtergrond had dan verholen weerzin tegen het eigenlijken wezen der Chris telijke religie. Onder den naam van Libertijnen of Neutralisten zochten zij vrijheid, doch alleen voor zich zelf, voor hun geloo f, dat volgens, het eigen ge tuigenis van Oldenbarne veldt, in zijn zekersten vorm bestond in «niets te weten."

Deze mannen nu zijn niet alleen de vertegenwoordigers gebleven van een ge estesrichting, allengs is hun talrijke nakomelingschap een bepaalde stand, een klasse der maatschappij geworden, daar zij hun, aanhang meerendeels onder de gegoeden des lands vonden.

Hoe langs zoo meer Vs deze klasse zich in hooghar tige zelfgenoegzaamheid boven het volk verheven gaan wanen; op dat v olk zijn zij uit de hoogte gaan neerzien zooals in vro eger tijd de Adel deed. Levend van negatie ontbrak hun echter de ware innerlijke levenskracht, zoodat. zij zich weldra in dearmen der Fransche revolutie wierpeii. land en volk met zich sleepend in het verderf. En al die bange jaren der verdrukking, die toen volgden hebben zelfs dat geslacht niet tot bekeering kunnen brengen; veeleer is het na dien tijd weer krachtig opgeleefd, om in onze dagen onder de vlag van godsdienstig Modernisme en Liberalisme ons volk nog verder af te voeren van den weg van zijn schoon en grootsch verleden.

Of hun dat gelukken zal ? Wij achten het niet weinig reden tot dankbaarheid, dat God weer mannen onder ons verwekt heeft, die de oogen van ons volk hebben geopend voor de listige kronkelpaden der dwaling, waarop het reeds zoover was meegetroond.

Wij meenen niet weinig stof tot danken te hebben nu de erkenning weer levendig wordt, dat alom in .alle sferen der maatschappelijke samenleving de ware levenswijsheid en levenskracht alleen wordt geput uit het Woord van God, voor welks erkenning onze vaderen goed en bloed hebben veil gehad. En als wij nu meenen dat ook alleen door terugkeer tot dezen weg onzer vaderen de ware herleving van ons nationaal bestaan te wachten is, dan hebben wij vóór ons het indirect getuigenis van iemand, die zeker in dezen niet zal worden verdacht van overschatting. Busken Huet erkent nl. (Land van Jiembrandty.yMa& f mate het Calvinistisch hart der Nederlanders flauwer g is gaan kloppen en er in hun eigen oogen beter menschen uit hen groeiden of althans in den alge h meenen zin van het woord beschaafder Europeanen, d naar die mate is Nederland allengs een mogendheid van den tweeden rang geworden/' Terugkeer is noo v dig niet tot •vormen^ die voor onzen tijd voor onze d maatschappij niet meer voegen maar tot het echte befroejde beginsel van het geloof; dan zal ook in onze latere geschiedenis de waarheid van het woord van Goethe bhjken; a «Was glanzt ist für den Augenblick geboren g Das Aechte gekt der Nachzeit nicht verloren."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 april 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Cweeerlei Adel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 april 1889

De Heraut | 4 Pagina's