GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

,,Door zijns zelfs offerande."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,Door zijns zelfs offerande."

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om de zonde te niet te doen door zijns zelfs offerande. Hebr. 9:26^.

Offerande is de diepste gedachte, waarop heel Gods schepping doelt.

Alle creatuur, dat God schiep, schiep Hij om zichzelfswil. Om het zelf te bezitten; om het geheel ten eigendom te hebben; om allen geur en bloesem er van te genieten; om er alle eer en glorie van in te drinken; om uit dit creatuur, als uit zijner eigen handen werk, de echo te beluisteren van zijn eigen stem, de warmte op te vangen van zijn eigen goddelijk leven; ja, om het in zoo volstrekten zin alleen voor zichzelven, als God, te hebben, dat er niets in of aan dat creatuur was, dat niet verteerd wierd door zucht en dorst naar Hem. Dit nu is de offerande.

Als de Heere tot u zegt: »Mij zult gij liefhebben met heel uw hart en heel uw ziel en heel uw verstand en al uw krachten", dan vergt uw God van u niets minder, dan dat ge uzelven, met heel uw persoon en heel uw wezen, op zgn altaar zult nederleggen, om door de vuurvonk des Heiligen Geestes Hem tot een liefelijke reuke te worden verteerd.

Alle schepsel, dat niet in dien volsten zin, iên offerande voor zijn God is, verkeert daardoor in een toestand van zonde. Hij rooft en ontsteelt aan zijn God een deel der offerande die Hem toekomt.

Al onze zonde, al onze boosheid schuilt juist daarin, dat onze wereld, dat ons geslacht, dat ons land, dat onze stad of ons dorp, dat ons huis of ons kind of onze eigen persoon, weigert een offerande voor den Heere onzen God te zijn.

Slechts in zooverre wijkt de zonde, als er door genade weer willigheid tot offerande/ onder ons en in ons geboren wordt. p

_En dit zal eens de triomf van Gods glorie zijn, dat de doorluchte dag wel toeft, maar nochtans gewisselijk komt, waarin God de Heere het rijk zijner heerlijkheid hebben zal, in een schare die niemand tellen kan, die van den eerste tot den laatste toe, niets meer zullen willen noch anders kunnen zijn, dan ééne offerande Gode in heel hun wezen en bestaan. t w u i w t

De oiïerande van ram oi va.r verzinbee/dde dit wel, maar was het niet. é e

Hoe kon het ook? e

Of als een man in Juda honderd schapen had, en hij offerde Gode één zijner rammen, was dat Gode zijn eere geven? Was het dan enkel die ééne ram, waarop God recht had, of was het niet al zijn bezitting? En ging het Gode alleen om die bezitting, of niet veel meer om hem zelf, om zijn hart, om zijn peroon? Ja, zelfs dien éénen ram had God hem l z w h dien gegeven, om tot asch verbrand te worden, of niet veelmeer om voor hem te leven als i zijn dier? i

Dat kon dus niet anders dan zinbeeld zijn. Of zou God dorsten naar bokkenbloed? Zou de reuk van een verbranden var Hem welriekend zijn geweest? Alsof niet alle dieren des velds zijns waren, het wild op duizend bergen? Maar hoe doelloos en volstrekt waardeloos het verbranden van var of ram ook op zich zelf voor God was, als daad van gehoorzaamheid, als sprekend zinbeeld, als afschaduwing van de ééne ware offerande, die er zijn moest, maar door de zonde was weggenomen, ja, dan had dat outervuur op Sion hoogheihge beteekenis. Dan sprak er in dat dier welks bloed vergoten wierd een schriklijk oordeel over heel het leven der wereld. Dan ging er in dat bloed dat vergoten wierd één machtige prediking tot heel Israël uit. Dan lag er in het feit, dat God - zulk een dierenoffer zelf had willen instellen een profetie, dat eens de ware offerande terug zou keeren. Ja, dan blonk er in dat offerdier, dat in rook en walm opging, genade voor genade over het arme kind van God, dat zelf één offerande zijn moest, maar geen offerande meer zijn konS

En nu komt de Hoogepriester onzer belijdenis en spreekt: »Zie, Heere, ik kom om uwen wil te doen; slachtoffer en brandoffer hebt Gij niet begeerd, maar mij hebt Gij het oor doorboord!"

En wat nu verklaart Messias hiermee anders, dan dat hij weer een offerande Gode wil zijn? Wat anders dan dat hij Gode wou doen toekomen, niet maar iets van zijn" schepsel, maar heel zijn schepsel ? Dat hij de ordinantie herstellen zal, die de zonde aan flarden reet. En dat waar God niets van zijn schepsel vraagt dan dit ééne, dat het Hem een offerande zijn zal, en toch alle schepsel die offerande Gode onthield, hij, onze Messias, dit recht zijns Gods herstellen, het een en al Hem weer toewijden, geheel en onverdeeld Hem zijn God toebehooren, en alzoo Gode een welriekende reuke zijn wil en zijn zal.

Dit is zijns zelfs offerande. Niet in zinbeeld, maar in werkelijkheid. Niet langer een var uit stal of kooi, maar zichzelven-Het schepsel in eigen persoon en wezen, gelijk de Schepper het vroeg. Want wel kan de Zoon naar zijn eeuwige Godheid nooit anders dan God zijn, maar zijn menschelijke natuur was creatuurlijk. En die zei hij zijn God toe; en die legde hij op het altaar des Heeren; die heeft hij ter offerande Gode en zijnen Vader gewijd.

Waar alles op aarde riep: Hoe zal ik mijzelven handhaven, hoe zal ik mijzelf bezitten, en mijzelven toebehooren? — en juist in dat schijnbaar manmoedige woord het vermetelst de eere van zijn God aanrandde, daar komt over de lippen van Messias het eerste zoete woord voor God : »Zie, ik kom om uwen wil te doen, U en niet mijzelven toe te behooren. o. God, neem mijn z«//yofferande aan!

Er was dus z^Z/j'offerande in Messias ook vóór en buiten Golgotha. Reeds daarin dat hij de vleeschwording aan had gewild. Daarin, dat hij, vleeschgeworden. Satans aanbod afsloeg en den diepen weg van bloed en tranen koos. Daarin ook dat al zijn spijze was Gods wil te doen. Daarin niet het minst dat hij Gods wil deed, waar niemand dien deed; en alzoo tegen den prikkel der verleiding, die in aller anderer boos voorbeeld lag, in.

Maar toch hierbij kon het niet blijven.

Hij had onze natuur aangenomen; en deze onze natuur hadden wij onder het oordeel des doods gebracht, Zoo kon er dan geen zelfsofferande zijn, of de offerande moest tot in die natuur zelf doorgaan. Het brandoffer dat op Sion geheel verteerd wierd, wenkte als heilige roeping. Zooals die var in den dood ging, zoo moest ook hij tot in en door de poorte des Doods zijn zelfsofferande Gode toebrengen ; en zooals het bloed van dien var vergoten en geplengd wierd, zoo ook moest zijn bloed vloeien en gesprengd worden op al zijn volk, zou de zelfsofferande van Messias volkomen zijn.

En toch is hij niet achterwaarts geweken, maar heeft uit liefde voor zijn God en uit liefde voor Gods volk ook dat dal der schaduwen des Doods al de dagen zijns levens doorwandeld, en is, toen het einde van zijn leven gekomen was, van die schaduwen des Doods tot den Dood zelf ingegaan, en altoos roepende: »Zie, ik kom om uwen wil te doen!", is hij door dien dood doorgedrongen tot achter het voorhangsel, in het heilige der heiligen van zijn Godl

Geen ander kon dat. Elk zondaar zou op dien weg neergestort en bezweken zijn, nog eer de helft van den bitteren bangen weg was voleind. Maar hem ondersteunde zijn vlekkelooze onnoozelheid; hem droeg de verborgen glorie zijner Godheid; hem drong en lokte het eeuwig raadsbesluit. Zoo worstelde hij, en overwon, en de Heere rook den weiriekenden reuk van zijns zelfs offerande, en in die reuke der eeuwige liefde was het welbehagen van zijn God.

En is nu dit het mysterie, dat wij hem, onzen Heiland, in deze zelfsofferande volgen, en alzoo voor God bestaan?

Och, ware dit zoo, wiens hart zou hem niet aanklagen, wiens geloof niet zijn oordeel zijn?

Neen, maar dit is het wondere geheim, dat hij, onze Messias, dank zij deze zelfsofferande en goddelijke almacht, de liefde bezit, om op u te werken, u te trekken, en u met koorden aan de hoornen van het altaar uws Gods te binden.

binden. Zoo maakt hij en niet gij uzelven ter offerande. • En hij doet dit door u in de gemeenschap zijns lichaams in te lijven. U in zich zelven voor God te stellen. Dat de Heere u niet in uzelven, maar in hem aanziet.

Ja, meer nog.

Wat nu nog in hem verborgen is, dat werkt de almacht zijner goddelijke liefde eens ook persoonlijk in u uit.

Nu reeds in aanvang en ten teeken en u tot troost, als er reeds hier in en door u geofferd wordt, wat uw boos hart nog zoo gaarne aan uw God ontstal. e d k g

Maar eens veel heerlijker nog, als uw Messias in uw sterven u afsnijdt van uw eigen levensortel, en u in hemelsche glorie op den worel zijner zelfsofferande zal doen bloeien. e o k

En dan daarboven in zijn toekomst eens t één schare van priesters en priesteressen Gode n den Vader, bij wie alle eigen zin en eigen iefde wegviel, en door wie dag en nacht in ijn tempel slechts ééne offerande gebracht ordt, het offer van heel hun aanzijn, van al un liefde, van gansch hun bestaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 april 1889

De Heraut | 4 Pagina's

,,Door zijns zelfs offerande.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 april 1889

De Heraut | 4 Pagina's