Bilderdijk aan de Doden
Waar heeft uw ongeloof zijn wortel in, Hebreeuwen, Die nog den Redder wacht, uw vaadren toegezegd, En, schoon te loor gesteld door zulk een reeks van eeuwen. Steeds aan de dienst uws Gods zoo innig vastgehecht? Hy kwam en heeft voor ons den vloek der Wet gedragen. Ontkent gy dat Hy 't moest naar 't woord der profecy? Ach, leert het, (twijfelt gy) aan uw Rabbijnen vragen:Ook zy erkennen 't meê, en zagen 't niet voorby. Wat dan, wat aarzelt ge, u te storten aan Zijn voeten? Uw hart ontkent zich-zelf zijn offer voor uw schuld; 't Was noodloos in uw oog voor uwe schuld te boeten, En 't heeft de waanzucht van uw hoogmoed niet vervuld. Hy moest, dit streelde uw ziel, door bloed en lijken treden; 't Verzoenen met uw God was van te klein gewicht:echtvaardig maakt ge ti-zelf door zoenwetplechtigheden, Maar krijgren zegepraal was Hy zijn volk verplicht, Hard, ó vleeschlijk volk! ach, doet uwe oogen open. En leest en onderscheidt. — Zijn gloriedag genaakt, aar wie vermeet zich deel in Zijn triomf te hopen, Die Hem in nedrigheid vijandig heeft verzaakt ? 8a6. Schemerschijn, Gent 1829, p. 63
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1890
De Heraut | 4 Pagina's