GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Onmogelijk dat hij van den dood gehouden wierd.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Onmogelijk dat hij van den dood gehouden wierd.”

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

[PAASOHFHEST, ]

Welken God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzoo het niet mogelijk was, dat hij van den zelven dood zou gehouden worden. Hand. 2; 24, o d

Der Christenen Paaschfeest was eeuwenlang, is nog en zal tot aan 's He eren wederkomst blijven, het overwinningsfeest van het Leven over den Dood.

De Dood is de ontzettendste macht, die in de sfeer der wereld openbaar is geworden. Groot is ook de macht der Kennis, nog grooter misschien de macht der Liefde; maar de Dood gaat in de almachtigheid geworden mogendheid die beide nog te boven.

Tegen den Dood bleek niets bestand.

En wat machtige vorsten en wereldgebieders ook onder de volken zijn opgestaan, en wat onmetelijke heirscharen ze ook verzameld hadden, en met wat vreeze en ontzag ze de natiën ook voor zich deden bukken, ten slotte moesten toch ook zij , hun tol aan dien nóg machtiger vorst van het graf betalen, en stierven ze weg in den dood.

Onnoembaar, om niet in cijfers uit te spreken is het getal van de kinderen der menschen, die sinds de zonde den mensch uit het paradijs verjoeg, voor dien Dood gebukt hebben. In elk dertigtal jaren velt hij tegenwoordig 140c millioen menschenkinderen. Bijna een half honderd millioen elk jaar. Millioenen bij millioenen elk jaar. Van David wierd gezongen, dat Saul zijn duizenden, maar Isai's zoon ? ijn tienduizenden had verslagen; maar wat zijn zelfs de tropeeën van een David vergeleken met de millioenen bij millioenen slachtoffers van den Dood.'

Neen, deze koning der verschrikking gaat in alies verpletterende macht en in niets sparend geweld, alle macht die onder den Almachtige in zijn schepping bestaat, zeer verre te boven.

Er is niets dat hem stuit. Voorzichtigheid en beleid, kunst en wetenschap, heldenmoed en toewijdende liefde mogen er samen in slagen een oogenblikkelijk sterven te voorkomen en doodsgevaar af te wenden. Maar al laat de Dood zich soms voor een wijle verjagen, straks keert hij toch met verdubbeling van macht weder, tot de arts machteloos het hoofd schudt en de liefde het op moet geven, en weer een dierbaar leven ons door den Dood wordt ontrukt.

o. Wat heeft ons menschelijk hart in de eeuwen die achter ons liggen en in de dagen die we zelven doorleetden, niet al onder de tyrannic en onweerstaanbare overmacht van dien Dood geleden. Wat teedere heilige banden zijn niet verbroken. Wat steunpilaren van het gezin en van het maatschappelijk gebouw zijn niet weggerukt. Wat rouwe en zieldoorvlijmende droefenisse heeft hij niet teweeg gebracht. Wat beken van tranen deed hij niet vloeien. Wat levensgeluk heeft hij niet verwoest.

En altoos kwam dan die Dood zonder erbarming even meedoogenloos weer.

Het ééne offer was niet afgestaan, of het tweede wierd reeds opgeëischt en het derde was reeds ten doode opgeschreven.

De Dood werpt zijn sombere schaduw op ieders levenspad; gaat geen huis voorbij aar hij niet vroeg of laat het blij geluk omt verstoren ; hij ontziet arm noch rijk; ij sloopt den sterken man bij het zwakke ind ; en nog eer de nieuw geborenen den inderschoenen ontwassen zijn, heeft die oange Dood reeds een derde deel van ai deze pas ontloken bloemen weggeplukt en doen verdorren in zijn graven.

Geloof het dan ook niet, als de wereldling en de philosoof u toeroept, dat de Dood voor hen zijn verschrikking verloor. Dat deed hij niet. De Dood is en blijft ontzettend. En of men wil of niet, altoos trekt u een kille huivering over de leden, als ge denkt aan het bange oogenblik, waarop uw ziel en uw lichaam uit elkander zullen gescheurd worden, en duisternis u zal overdekken, en in het stille, verlaten graf uw woonstede zal zijn met al de dooden die voor u zijn heengegaan.

Neen, hier baat geen opwinding, hier helpt geen overspanning, hier kan geen blinddoeken aan het oog u misleiden. De Dood is een te ontzettende werkelijkheid, een overmacht die ook u eens aangrijpt; zoo aangrijpt dat ge aan zijn greep geen weerstand kunt bieden, en dat ge eens door den Dood gegrepen, geen macht bezit, om u ooit aan de omklemming van zijn hand te ontworstelen.

Doch, hoor nu, daar gaat midden in die heerschappij alsnu het geroep van een nóg machtigere uit. Het geroep van Immanuël. Het roepen van uw Jezus, Het blij geklank van hem dien God gezonden had, om ons van Dood en vloek te verlossen.

En wat zegt nu de heilige apostel van dezen nóg machtiger Immanuel.'

Dit, dat het onmogelijk was, dat hij van den Dood kon gehouden worden.

Wel kon de Dood ook hem aangrijpen, ook hem terneerv/erpen, ook hem overweldigen, en in het graf doen afdalen; maar wat de Dood niet kon, was hem houden^ nldat hij hem had aangegrepen.

Dat was onmogelijk., Jezus. zegt de apostel van

Onmogelijk, omdat de Dood alleen hem kan houden, dien hij eigenmachtig aangrijpt en wegrooft. En zoo was het met Jezus niet toegegaan.

Klaar en duidelijk had Jezus het uitgesproken: „Niemand neemt mijn leven van mij. Ik leg het van mij zelven af. En omdat ik het van mijzelven afleg, daarom neem ik het ook zelf weder aan. Dit is het gebod, dit de levensordinantie, die ik van den Vader ontvangen heb."

Wat toch was de levensordinantie Gods?

Deze immers, dat wie niet zondigde, niet zou sterven, maar dat wie voor de zonde knielde, moest ingaan in den Dood,

En nu, Immanuël had nimmer voor de zonde de knie gebogen. Hij was smetteloos rein in zijn ontvangenis, heilig in zijn geboorte, en vlekkeloos rein alle de dagen zijns levens, tot hij van de aarde wegging.

Dies had naar de eigen levensordinantie van het paradijs de Dood op hem geen recht, op hem geen aanspraak, en kon geen enkelen titel doen gelden, om Jezus als zijn buit te rooven.

De Dood kon Jezus niet opeischen en kon Jezus niet wegrooven, maar wel kon Jezus zich vrijwillig aan den Dood geven, en zich laten wegrooven.

Reeds in zijn sterven stond dus niet de Dood in macht boven Jezus, maar machteloos tegenover Jezus, en het was Jezus zelf, die door zijn zedelijke overmacht over den machteloozen Dood zichzelvea gaf.

In Immanuël had de Dood dus met zijn achtigere te doen, niet eerst bij zijn errijzenis, maar reeds eer ijij stierf en bij ijn sterven. •

Over Adam vóór zijc ^^^^sval had de DoG'i ook géén niacht. "oV^^tiam I; ad evenmin de macht om zich desniettemin in den Dood over te geven.

Maar deze beide vallen nu in Jezus saam. De Dood geen macht over hem, maar hij macht om zich in den Dood over te geven. l D s

Zoo stierf hij; zoo liet hij zich door den Dood het aardsche leven benemen; zoo gedoogde hij dat ziel en lichaam van hem uiteen wierd gerukt; en liet het geworden, dat ook zijn lichaam in het graf wierd nedergelegd.

Maar wel verre van daar, dat de Dood daarom duurzaam over hem kon triomfeeren, triomfeerde hij straks over die ontzettende macht van den Dood.

Want immers de Dood kon hem niet grijpen noch krijgen, dan doordien hij wilde, en kon hem juist deswege ook niet langer houden dan hij zelf gedoogde.

Zóó als zijn ure gekomen was, en hij uit den band des Doods weer vrij wilde komen, wierp hij den Dood terug, en ging vrij uit; en, verrezen ten derden dage, gat hij ons ons heerlijk Paaschfeest.

Ons heerlijk Pascha! Immers al ware ook door zijn verrijzenis uit den Dood geen uitzicht geboden op onze eigen verlossing uit den kuil, dan nog zou het ons hart verkwikt hebben, te weten, dat de Dood het dan toch tegenover dien Eéne had afgelegd, en dat er alzoo voor zijn schier almachtig geweld grenzen waren.

Een drukkend tyran, die dusver ieder sloeg, eindelijk zelf dooa'een nog machtigere te zien slaan, geeft reeds een gevoel van verademing. En al wisten we niets meer, dan dat de Dood aan Jezus een tegenstander had gevonden, die hem te sterk was, reeds dit zou ons de wetenschap geven, dat er dan toch één nóg machtiger dan de Dood bestond, en vanzelf zou ons geroep en onze bede tot hem opgaan: „Machtige Immanuël, gij die u aan den Dood ontworsteld hebt, zie ook onze vreeze en onze ontzetting aan, en baan ook ons wegen en geef ook ons uitkomsten, die te£; en dien Dood bestand zijn 1"

Doch hooger. zie, onze Paaschjubel klimt veel

Want immers, eer Immanuël in den Dood vrij willig inging, profeteerde hij aan de zijnen, wat tx stond te komen. Hij zei het hun vooruit, dat de Dood hem niet zou kunnen houden: hij jubelde er reeds vooraf in, dat hij ten hemel in glorie zou opvaren; en, voegde hij er bij: „Z'aw zal ik ti allen tot mij trekken. Ik ben de Opstanding en het Leven. Die in mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven!"

Het stond dus niet zoo, dat Jezus voor zichzelf de donkere gangen van den Dood door moest, en voor zichzelf wel een uitweg zou banen. Neen, hij voor zichzelf had met den Dood niets te doen. Hij behoefde den Dood niet in te gaan. En toen hij op den Thabor verheerlijkt voor het oog zijner verbaasde .jongeren schitterde, had hij zóó van de aarde ten hemel kunnen stijgen, zonder ooit de kille aanraking des Doods te ondergaan.

Zijn ingaan in den Dood was niet voor hemzelven, maar voor ons. Hij stierf, niet omdat hij moest sterven, maar om ons te redden. Heel zijn lijden en sterven is één machtige goddelijke liefdedaad, een daad an goddelijk erbarmen en ondoorgrondeijk ontfermen voor anderen.

Heel zijn worsteling met den Dood strekt us, niet om zelf aan dien Dood te ontomen, maar om de macht van dien Dood y& «'' ons te breken. Het geschiedt alleen m onzentwil, ons ten behoeve, om ons an dood en vreeze te verlossen.

En als we dat weten en dan nogmaals ezen, dat het onmogelijk was dat hem de ood kon houden; dat hij verrees en optond, en zich feitelijk den machtigere over dien machtigen Dood betoonde, dan voelen we immers met zijn Verrijzenis den steen van ons eigen graf aflichten, en klinkt ons in zijn Opstanding een verrukkelijke profetie tegen van een eigen triomf over dien vreeselijken Dood.

Kon de Dood hem niet houden; was dat onmogelijk, omdat hij sterker dan die Dood bleek te zijn, welnu, dan zal die Dood ook ons v/el kunnen wegrooven als buit, maar als buit niet kunnen houden, indien hij het niet wil en het niet gedoogt. j

Dan ligt in zijn verrijzenis opgesloten, dat zoodra hij een woord spreekt en den Dood gebiedt zijn vang.st los te laten, als hij ons heeft gevangen, de Dood zich niet zal kunnen verzetten, maar zal moeten gehoorzamen, en dat Jezus die zich zelven vrijmaakte, ook ons eens zal vrijmaken, en ons aan de macht van den Dood zal ontrukken.

Op de macht komt het hier maar aan. Is de Dood sterker dan Jezus, dan voor ons geen hope. Maar dan ook, nu Jezus sterker dan de Dood is gebleken, geen hope voor den Dood, om ons in zijn banden te kunnen houden.

Als Jezus spreekt zal hij u moeten loslaten. Hij kan u nog wel aangrijpen en uit dit aardsche leven wegnemen, maar hij kan niet meer over u heerschen.

Ja, zelfs ais ge eens in den Dood ingaat, en er misschien jaren of eeuwen verloopen zullen, eer Immanuël op de wolken weerkomt, en aan Dood en graf gebiedt al zijn schatten weer te geven, toch zal ook in dien tusschentijd de Dood geen recht noch heerschappij over u kunnen uitoefenen; Immanuël zal al dien tijd uwer ziele genadig zijn; en bij 't sterven ook u toeroepen, wat hij den moordenaar op het kruis toeriep: » Heden reeds zult ge met mij in het Paradijs zijn."

Ja, nog hooger klimt de glorie van ons Paaschfeest.

Er ligt toch ma.ar niet in, dat de Dood Jezus niet houden kon, en dat hij eens blijken zal niet te kunnen houden, wie in Christus zijn, maar ons is ook de heerlijke profetie gegeven, dat eens de Dood zelf vernietigd staat te worden.

Hij zal wel de vijand zijn, die het 't langst uithoudt. Als reeds alle overige vijanden verslagen ter neder liggen, zal nog altoos de Dood als de laatst overgebleven vijand overeind staan. Maar toch ook zijn ure komt gewisselijk. De laatste vijand die te niet wordt gedaan is de Dood,

En hierin nu is eerst onze triomf over den Dood volkomenlijk getriomfeerd!

Het is toch niet genoeg, dat hij bleek Jezus niet te kunnen houden, en eens niet te zullen kunnen houden wie in Christus zijn, maar ook dit moet weggenomen, dat hij niet als duurzaam levende vijand ons voortdurend angst blijft aanjagen en ons blijft vervullen met vreeze en verschrikking voor zijn bange macht.

En daarom ruste, zalige, Godgewijde ruste kan er dan eerst voor ons aanbreken, als we den Dood zelf gebroken zien. ls de Dood zelf verslagen is; ja, meer og als we hooren, dat de Dood zelf zich ens den dood zal eten, en in den dood an Christus zal vernietigd zijn.

Eerst, als we weten, dat het daartoe omt, jubelt al, wat adem heelt, met het rofetisch ' en apostolisch woord: „Dood, aar is uw prikkel, en Gral, waar is uw verwinning 1"

En dit nu maakt onze Christelijke reigie zoo rijk en zoo onuitputtelijk in eelde van vertroosting.

Het is geen overwinning die ten halve lijft steken, maar een zegepraal die ten einde oe doorgaat. En zoo dikwijls die ontzetende Dood weer een onzer lieven uit nze woning wegrooft, of ons zelf met evensgevaar bedreigt, is dit de inwendige ubel van ons hart, dat we tegen zijn wreedheid en zijn dreigen overstellen, dat we hem toe kunnen roepen: ., ^Eens, o Dood, komt de beurt ook aan u!"

Eén ding alleen vatten noch verstaan we.

Dit bedoelen we, dat niet heel de wereld, dat niet ieder menschenkind, dat niet ieder sterveling, die toch eens sterven moet, dien Jezus te voet valt, dien machtigen Jezus hulde en glorie biedt, en dat er zelfs op het Paaschfeest nog duizenden bij duizenzenden kunnen zijn, die geen drang, die geen geestdrift in zich gevoelen, om den psalm der Verrijzenis op de lippen te nemen.

Zoo er toch ooit een epos gezongen is, dat bezielen en verrukken kan, dan is het wel het blij verhaal van Jezus' opstanding uit de dooden.

Voor den Dood treurt heel de wereld. Geen menschelijk oog is er, waaraan de Dood geen tranen van rouw en smart en droefnisse heeft ontperst. Geen menschenkind leeft er, dat den slaap des Doods niet eens zal slapen. En zie, hier is de eeuwige Verwinnaar van den Dood, een triomfator zooals het machtige Rome nooit gekend heeft, en die aan al wie hem aanhangt het leven uit den Dood waarborgt, —en toch blijft de arme wereld met haar opwinding en valsche holheid van verre staan, en als ze de kinderen Gods in heilige bezieling van het „Immanuël verrees!" hoort jubelen, dan plooit zich de spotlach van het ongeloof om haar lippen, en ze keert in haar somberheid weer.

Dat dan toch de kinderen Gods, ook uit deernis met die sombere, ingezonken wereld, hun Paaschpsalm steeds luider, van land tot land, van pool tot pool weerklinken laten!

Wat ook verstomme, dat lied der Opstanding mag nimmer wegsterven.

Het is het lied der hope voor ons menschelijk geslacht.

Maar bovenal dat Gods kinderen hun wezenlijk geloof aan die overwinning op Dood en Graf betoonen mogen,

Betoonen door af te leggen alle bange stervensvrees. Betoonen, door zich aan te stellen, als die niet enkel rekenen met dit korte leven dat voorbijgaat, maar veel meer rekenen met het eeuwige leven dat daarna komt, Betoonen veel meer nog, door den gloed en den glans des nieuwen levens hier reeds uit te stralen, en den band nimmer slap te laten hangen, die hen aan den Levensvorst bindt.

Immers dit en niets minder, o, gij, kinderen des Koninkrijks, zijt ge schuldig aan Immanuël, die verrees, opdat uw lof zijn triomf verzelle. Dit zijt ge schuldig aan uzelven, opdat uw leven niet meer uit den Dood en voor den Dood, maar uit de Verrijzenis van Christus voor de eeuwige Op-

standing zij. En ook ge - zijt dit schuldig aan de wereld die nog niet geloott, en die uit uw geloof Immanuël, den Vorst deslevens moet leeren kennen.

KüYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 april 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Onmogelijk dat hij van den dood gehouden wierd.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 april 1890

De Heraut | 4 Pagina's