GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij wezen reeds op het hoogst belangrijk besluit, dat Amsterdams gemeenteraad in zake de opheffing der Theologische faculteit nam. De commissie daartoe benoemd stelde voor, het volgend adres aan den Koning te zenden.

»De gemeenteraad van Amsterdam wendt zich eer biedig tot Uwe Majesteit wegens eene zaak van diep ingrijpend belang. Het geldt de inrichting van het hoogsr onderwijs, voor zooveel dat rechtstreeks met de godsdienstige overtuigingen, die onder het volk leven, in aanraking komt.

De inrichting van het hooger onderwijs, zooals die uit het koninklijk besluit van 1815 was voortgekomen, had nog geheel samengehangen met vroegere toe standen. De faculteit der godgeleerdheid was er, volgens die inrichting, om den wille van de opleiding der leeraars van de Hervcg-mde kerk. Door allerlei banden waren toen Kerk en' Staat nog saam verbonden Maar gaandeweg zijn vele dier banden geslaakt en toen aan een nieuwe regehng van het hooger onderwijs de hand werd geslagen, drong terstond de vraag zich op den voorgrond, of de faculteit der godgeleerd heid behouden of afgeschaft zou worden, De uitslag was behoud met wijziging. Haar zelfstandig bestaan werd gehandhaafd. Haar naam bleef met de traditie in overeenstemming. Zij bleef, evenals iedere andere faculteit, bestemd voor het dubbel doel: «vorming en voorbereiding tot zelfstandige beoefening der wetenschappen en tot het bekleeden van maatschappelijke betrekkingen, waarvoor eene "wetenschappelijke opleiding vereischt wordt." Maar met het Hervormd Kerk genootschap in het bijzonder bleef geen andere wet telijke band bestaan dan die voortvloeide uitde uitdrukkelijk genoemde bevoegdheid tot het geven van rijkssubsidie voor hoogleeraren van dat Kerkgenootschap (art. 104): een bepaling, die echter geen voorrang vestigde, maar veeleer een natuurlijk gevolg was van het behoud der subsidiën, die door de bestaande kerkelijke kweekscholen en de seminariën genoten werden (art. 103).

Er was voor de gemeente Amsterdam een reden, om wegens die beslissing omtrent de theologische faculteit niet gebruik te maken van de haar gegeven gelegenheid om haar athenaeum tot universiteit in te richten. Daargelaten, of niet de Gemeenteraad dier dagen instemde met de beginselen der meerderheid van de Tweede Kamer der Staten Generaal, welke het besluit der theologische faculteit genomen had waren de eischen, die voor de verheffing van het athenaeum tot universiteit gesteld wiren, juist op het gebied dezer faculteit niet groot. Eene theologische faculteit had ook aan het Amsterdamsch Athenaeum ahijd bestaan en de bloei dier faculteit was sinds jaren bevorderd, doordat verschillende semenariën van andere Christelijke kerkgenootschappen hier gevestigd waren.

Maar voor heel het Nederlandsche volk werkte het beginsel door, dat in de nieuwe wet was gelegd, maar daarin niet consequent in toepassing was gebracht. Men had den band tusschen het hooger onderwijs en de Hervormde Kerk verbroken, en toch feitelijk dien band behouden. Want aan eene studie in de godgeleerdheid, uitsluitend uit een wetenschappelijk oogpunt, zonder voorbereiding voor het pre dikambt, wordt slechts door enkelen gedacht. En nog minder is er sprake van eene gemeenschappelijke studie in de godgeleerdheid vanChristenen en Israëlieten, van Katholieken en Protestanten. Zoo bleef dus, practisch, de .faculteit der godgeleerdheid bijna uitsluitend voor de opleiding der predikanten bij het Hervormde Kerkgenootschap bestemd. Op hunne vorming wilde men van Staatswege' invloed blijven oefenen Van Staatswege moest gezorgd worden, dat de gelegen heid voor hunne wetenschappelijke opleiding niet zou ontbreken, en dat zij niet zouden gevormd worden in seminariën, buiten de maatschappij en buiten den omgang met studenten van andere faculteiten.

Dat de Staat, reeds door dit standpunt in te nemen, zich op het gebied der Kerk begaf; dat men daarbij óf onbewust zich liet leiden door de denkbeelden en de toestanden van het verleden, óf beoogde, uit vrees voor den invloed van, de Kerk op den Staat, den Staat invloed te geven op de Kerk; dat, wat in het algemeen buiten de roeping van den Staat ligt, allerminst kan worden toegelaten, indien het slechts op één enkel of op eenige weinige kerkgenootschappen betrekking kan hebben: dat alles springt bij een onpartijdige overweging in het oog. Maar zóó weinig werd het erkend, dat men zelfs den ouden naam van godgeleerdheid, dien de Regeering door dien vsxi godsdienst wetenschap had willen vervangen, weer in eere herstelde en voor de moeielijkheden, die men bij de benoeming van hoogleeraren in de toekomst tegemoet ging, geen oog had, omdat men ze niet ontdekt had in het ver leden. Maar toen kwam de scheuring in de Hervormde kerk zelve, en toen bleek meer dan ooit, dat de in consequentie, waarop de wet van 1876, voor zooveel de faculteit der godgeleerdheid aangaat berust, moet leiden tot deelneming door den Staat aan den kerke lijken strijd, tot ondersteuning of tot bestrijding van bepaalde kerkelijke richtingen, tot krenking van geloofsovertuiging, onvermijdelijk ook waar ze niet wordt bedoeld.

Zoo is dan, naar de meening van den Gemeente raad, de tijd aangebroken voor een meer consequente toepassing van het niéuwe beginsel en, voor het laten varen van allen invloed van overheidswege op de zaken van het geloof.

AHêen op dit standpunt stelt zich de Gemeenteraad. Hij onthoudt zich van te treden op wetenschappelijk gebied. Daarom roert hij de vraag niet aan, wellje uitbreiding de vakken van andere faculteiten, in geval van opheffing van de theologische, zullen moeten ondergaan. Doch zelfs .il werden de meeste der vakken van deze faculteit bij die der letteren en wijsbegeerte overgebracht, dan nog zou de Iseteekenis dier vakken en van de benoeming der hoogleeraren, aan wie het onderwijs daarin zou wórden opgedragen, eene gansch andere worden dan zij thans is. Zij zouden reeds door die overbrenging een zuiver wetenschappelijk karakter erlangen en van de opleiding tot het predikambt, mitsdien van het godsdienstig geloof, geheel worden losgemaakt.

Indien de Gemeenteraad uit de voorafgaande beschouwingen het gevolg in zijn vollen omgang trok, dat er in ligt opgesloten, zou hij moeten vragen: opheffing van de theol faculteit bij het openbaar hooger onderwijs in het algemeen. Hij zou echter vreezen, indien hij aan zijn verzoek die wijde strekking gaf, de bedenking uit te lokken, dat het de grenzen van gemeentezorg overschreed. Maar wat hij wenscht op gronden, die het openbaar hooger onderwijs in het geheele land raken, betreft toch zeker ook het hooger onderwijs in de gemeente, welker belangen hij te behartigen heeft. Hij mag dus zeker voor hare Universheit vragen, wat hij noodig acht voor alle. Het is in dien zin, dat hij de beperking bedoelt, waartoe hij zich verplicht acht.

Daarom nadert de Gemeenteraad van Amsterdam Uwe Majesteit met dit eerbiedig verzoek, dat het Uwe Majesteit behagen moge, zoodanige wijzigingen van de wet op het hooger onderwijs bij de Wetgevende Macht aanhangig te maken, als waardoor de faculteit der godgeleerdheid moge ophouden een noodzakelijk bestanddeel van het openbaar universitair onderwijs te zijn."

Natuurlijk zijn de Synodale heeren over dit besluit wonderboos.

Het was zoo uiterst gemakkelijk, op kosten van den Staat zijn predikanten te laten studeeren en er , zelf geen cent voor te betalen.

En nu er van dit weelderig geldboompje één enkele tak zal worden gesnoeid, maakt al wat Synodaal is zich op om tegen zulk Philistijnsch geweld met ernst te protesteeren.

Men hoore slechts met welk een schitterend viertal argumenten de Kerkelijke Coitrant dit Concept-adres reeds in de geboorte meent te kunnen vernietigen.

Vooreerst dat het Concept-adres over de geldquaestie zwijgt, om de zaak alleen uit principieel oogpunt te bezien.

Ieder weet, dat de dubbeltjeskwestie het is, die de beweging te Amsterdam tegen de Kerkelijke Hoog leeraren eerst, tegen de geheele theologische Faculteit later, aan den gang bracht. In het concept-adres wordt er geheel van gezwegen.

Waarlijk, de Synodalen hebben daar allerminst over te klagen.

Dan de fonkelnieuwe ontdekking, dat het uitgangspunt der Commissie: »de neutrale Staat mag geen invloed uitoefenen op de kerke, allerminst door te zorgen voor de opleiding harer predikanten", in den grond Roomsch is!

Prachtiger nog is de wijze, waarop de vraag van beginsel wordt behandeld. Door het argument, dat de Staat tegenwoordig «op de zaken van het geloof invloed oefent wordt natuurlijk het geheele Hooger Onderwijs getroffen Van overheidswege vindt men hoogleeraren aangesteld die, mannen van de ontwikkelingshypothese op 't gebied van natuurkunde, van wijsbegeerte en geneeskunde en van rechtsgeleerdheid, leeringen voorstaan, welke door een groot gedeelte van het volk worden gehaat met doodelijken haat, terwijl door bijna allen stelsels worden gepredikt, welker beginselen geoordeeld en veroor Heeld zijn in menige pauselijke Encycliek, met name in de bestaande Quanta cura van 1864. Als de Ge meenteraad van Amsterdam de redeneering van zijne Commissie overneemt, dan heeft hij daarmede de Roomsche leer in zake het Hooger Onderwijs ge huldigd Dit laatste moet dan ook geheel uitgaan van de kerk: de Staat heeft zich eerbiediglijk terug te trekken van een gebied, waar invloed wordt geoefend op »de zaken van het geloof"

Onwaar heet het beweren, dat de Staat bij deze inmenging bovendien partijdig te werk gaat. Immers wat doet het er toe of die Theologische faculteit al onbruikbaar is voor Roomschen en Joden, — die even goed voor haar instand houding mee betalen — ze deugt wel voor al de Protestantsche kerkgenootschappen. »Afgescheidenen" en »Doleerenden" rekenen natuurlijk niet eens mee.

»In de derde plaats is het onwaar, dat de Staat in zake de theologische Faculteit partij kiest of exclusief te werk gaat. Wij betreuren zeer, dat men in 1876 niet heeft geluisterd naar hen, die vroegen, dat in Nederland de ééne theologische Faculteit in een roomsche en een protestantsche a/deeling-fiexi gesplitst. Maar de Over heid zelve heeft in den regel met groote zorgvuldig heid voor de zuiver wetenschappelijke vakken, die aan de Universiteit worden enderwezen, en welker kennis voor de praktijk door alle protestantsche Kerkgenoot schappen noodzakelijk wordt geacht de mannen benoemd, die voorganger er bij konden zijn en meer en meer worden en daarbij acht gegeven naar den raad van Curatoren, dien het aanging, op de onderscheidene schakeeringen in de denkwijze, die noodwendig worden gevonden, waar de vrijheid heerscht. En — wie duidt het haar euvel dat zij nooit benoemd, die den ondergang van het Hooger Onderwijs, van wege den Staat te geven, op hunne banier hadden geschreven ? "

Het sterkst klimt de verontwaardiging, waar het Concept spreekt van een scheuring in de kerk zelve. Al de rustverstoorders zijn uitde Kerk gebannen. Men heefi slechts ééne onverdeelde Kerk overgehouden. Wie tocH van verdeeldheid of scheuring durft spreken, riekt naar den mutsaard.

Het allervermakelijkste is ten vierde, de — vrijmoedigheid, waarmede de Commissie voorstelt, dat de Gemeenteraad van Amsterdam de (ameuse rechtsbe schouwingen van Rutgers c. s. ga omhelzen. Van de kleinste Rechtbank af, over de Gerechtshoven heen, tot den Hoogen Raad toe, is uitgemaakt, dat sinds 1866 hier en daar velen, te Amsterdam en overal eigenlijk, geïnspireerd door Dr. Kuyper, zich hebben a/gescheiden van de Nederlandsche Hervormde Kerk. gelijk dit dan ook was beweerd door de Kerkelijke Overheden zelve. Alsof er niets was gebeurd stellen de heeren concipiëerders den Raad voor, om alle deze uitspraken te verklaren voor volkomen waarde loos, en nog eens weer te gaan spreken van eene scheuring, die zou zijn gekomen in de Ned. Herv. Kerk 1 Of de meerderheid van den Amsterdamschen Gemeenteraad ook in dit opzicht mee de doleerenden, en hun advocaat, Mr. Heineken, mede zal gaan?

Eigenaardig is het, wanneer de Kerkelijke Courant na zulk een vernietigende critiek nog klaagt, dat het Concept 200 arm is aan wetenschappelijke argumenten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1890

De Heraut | 4 Pagina's