GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Eèn lichaam is het.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Eèn lichaam is het.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eén lichaam is het, en één Geest, gelijker-wijs gij ook geroepen zijt tot ééne hoop u-wer beroeping. Ef. 4:4.

Wordt de «gemeenschap der heiligen" genoeg door u gevoeld? Is ze in die mate, waarin-Christus dit wil, een kracht in uw leven, een steun voor uw geloof, een prikkel voor uw heilige liefde ?

In de eerste dagen na den eenigen Pinksterdag, toen pas de Heilige Geest was uitgestort, werkte die «gemeenschap der heihgen" zoo wonderbaar sterk.

De kerk des Nieuwen Verbonds was toen nog zoo klein. Ze woonden saam, alle de geloovigen, in éénzelfde stad. Ze kenden elkaar persoonlijk. Ia hen brandde het vuur der eerste, warme, onuitsprekelijk rijke liefde voor den Eénig Dierbare, die naar de hemelen was weggegaan, en uit dien hemel den Trooster tot zijn veilatene kerk had neergezonden. Ze konden zich haast niet anders voorstellen, of het leven op aarde zou nog maar korte jaren duren, en dan kwam hun Heere weder, en dan gingen ze allen met hem ten hemel in, om nimmer meer van hem, en nooit meer van elkander te scheiden. En daarom hechtten ze zoo - weinig aan hun land en huis, aan hun goud en zilver, dat ze bezaten, en velen verkochten wat ze hadden, en alle goed was hun gemeen.

o, Als ge u indenkt, dat ge daar te Jeruzalem in die heerlijke dagen geleefd, geliefd en geloofd hadt, wat overstelpende weelde van haast al te rijke Christelijke zielsgenieting zou uw hart en heel uw wezen doortinteld hebben, en hoe zou diezelfde «gemeenschap der heiligen", waar ge thans zoo zelden een krachtige aandrift toe voelt, het één en al in uw leven zijn geweest.

Eén lichaam, waarvan wij allen leden zijn, dat verstaat nu bijna niemand meer, en toen was het zoo klaar als de dag, en stond het in volle werkelijkheid, tot voor het kleinste kind.

Maar die zaligheid was voor deze aarde te groot. Die kon geen stand houden. Ware de kerk in die heilige weelde verzonken gebleven, dan zou nooit de kerk van Christus aan alle einden der aarde gesticht zijn. En daarom zond de Heere eensklaps over zijn liefdedronken kerk den geesel der vervolging uit. Opeens deed het geroep van den vijand ze uil haar droom opwaken. En toen keerde de eerste Christenheid tot de ontzettende, ijslijke werkelijkheid van het leven terug.

Ze moest de wereld in; ze wierd opgeroepen om in naao van haar Heere die wereld voor de glorie van den Drieëenigen God op te eischen. En bitterder dan ze vermoeden kon, zou bij het volvoeren van die reuzentaak, de vloek der zonde door haar ervaren worden, én in wat de wederpartijder aan lijden en smaad over haar uitgoot, én in wat ze in eigen boezem aan liefdeverkoeling en broedertwist zou zien uitkomen.

En zoo is ze toen de wereld ingegaan, altoos uit den hemel door haar Heere en Koning bewaakt; maar onder de menschen niets ervarend dan tegenstand en satanische vijandschap, en in zich zelf niets ontdekkend dan een altoos weer opwellen van de wateren der zonde uit de onzalige fontein van het eigen hart.

Daardoor is de kerk toen gedeeld, gescheurd, naar alle kanten uiteengereten. Vaak kwam hxot& txnijd de kostelijke broeder//V/if« verdringen. De zalf van Aarons hoofd droop niet meer als vanouds. En daarbij kwamen dan de afstanden, die de kerk te Rome van die te Corinthe, de kerk te Corinthe van die te Jeruzalem scheidde. Men kende elkaar niet meer. En die kerk van Christus in de verte gaf slechts een vage voorstelling van broeders en zusters, die wel denzelfden Heere beleden, maar die men nooit van aangezicht tot aangezicht gezien had.

En zoo hield men nog wel vast aan de «gemeenschap der heiligen", i-naar ze wierd meer voorwerp des geloofs, dan openbaring van een rijke werkelijkheid.

«Gemeenschap der heiligen" genoot men nog alleen met de verlosten des Heeren in zijn eigen atad of dorp.

Doch ook dat bleef niet. Ook die kring

wierd te groot. En niet lang duurde het, of in stad en dorp vormden zich in die ééne kerk v/eer afzonderlijke kringen van broeders en zusters in den Heiland, die, elkaar kenden en met elkaar omgingen, en met elkander genoten van de gemeenschap des Geestes in hun Heere.

Zoo kromp de »gemeenschap der heiligen" al meer in. Ze scheidde zich van het leven der kerk. En toen die kerk almeer verbasterde en ontaardde, wierd het voor veler besef, als of die kerk iets heel anders dan de gemeenschap der heiligen was, en alsof die gemeenschap der heiligen geheel buiten de kerk moest worden gezocht.

En dat mocht niet.

En daarom heeft de Heere Christus, die ons beter kende dan wij onszelven, en die al onzen strijd en onze moeite voorzag, en wist hoe onder ons, wierden we aan onszelven overgelaten, alle «gemeenschap der heiligen" zou te loor gaan, _ zijn twee heilige Sacramenten ingesteld om die «gemeenschap der heiligen" te voeden, in stand te houden, en een steunsel te geven in haar zwakheid.

Te Jeruzalem ontstaat de «gemeenschap der heiligen'' doordat ze allen met éénen Doop gedoopt worden; en nadat ze met dien éénen Doop gedoopt zijn, onderhouden ze die gemeenschap door eiken dag ^yhet brood ie breken. Ze konden er niet van aflaten. Ze overdreven het zelfs. Eerst onder dat »breken van het brood" was het hun goed.

Als tolken van hun Heere en zijn gezanten riepen daarom de heilige apostelen het aan de kerken toe : »Eén Heere is het, één geloof, één doopy En straks : -^Eén brood is het, zoo zijn wij velen eén lichaam, gelijk wij ééns broods deelachtig zijn."

Zoo staat het dan vast, dat door Gods ordinantie »de gemeenschap der heiligen" thans in de heilige Sacramenten haar rijkste openbaring en haar heiligste steunsel vindt.

Denk u den heiligen Doop weg, en ze zou geheel verkwijnen. Verwaarloos het heilig Avondmaal, en ze slijt uit voor uw bewustzijn.

Versta dit wel.

Bedoeld is niet, dat er zonder Doop en Avondmaal niet een zeer innige vriendschap, en zielsgemeenschap zelfs, tusschen een tienof twaalftal van Gods lieve kinderen kan bestaan. Dat ziet men wel anders aan de Kwakers, die het Sacrament verachten, en toch op kringen van zeer trouwe en zeer geestelijke vriendschap kunnen v/ijzen. En ook in ons land vindt ge in menige stad en op menig dorp gezelschappen van geestelijk innig verbonden kinderen Gods, die leven zonder Avondmaal, en soms ook voor den heiligen Doop geen gevoel hebben.

Doch dat is niet »de gemeenschap der heiligen." Dat is de gemeensshap van eem'ge heiligen, maar niet van de heiligen.

Als er een gezin is, stel van twaalf broeders en zusters, en vier van deze twaalf oefenen broederlijke gemeenschap met elkander, maar voelen niets voor de oi^erige acht, dan zal toch niemand zeggen, dat deze broeders en zusters naar den eisch der broederlijke liefde met elkander verkeeren.

Zoo oefent men gemeenschap niet met het Lichaam van Christus, maar met een zeer klein deeltje van dat Lichaam.

Zoo kiest ge zelf wien ge lief zult hebben, waar God wü dat ge Jïem zult laten kiezen, en al wie Hij uitverkoren heeft, in uw liefde zult opnemen.

Neen, deze «gemeenschap der heiligen", dat is niet zekere betrekking gevoelen op enkele kinderen Gods, die bij ons aan huis komen, of met wie we een gezelschap hebben, of die wij voor bekeerde menschen houden; maar betrekking, zielsbetrekking hebben op ^«^/het Lichaam van Christus, op ai zijn leden, op /leet de schare der volmaakt rechtvaardigen, op ai/e uitverkorenen Gods.

En deze gemeenschap nu, dat spreekt vanzelf, die kunt ge niet door omgang of kennismaking of geestelijke samenwerking voeden, want ge kunt geen omgang hebben met al Gods kinderen, die nu reeds in den hemel, of ver van u weg in Amerika of Asië of Afrika zijn.

En daarom eischt juist deze gemeenschap een ander steunsel.

Een steunsel niet door menschen uitgedacht, maar door God zelf ons geboden.

En dat steunsel nu voor de «gemeenschap der heiligen", d. i. met heel hej; Lichaam van Christus, biedt u uw Heiland in zgn heilige Sacramenten, in zijn Doop en in zijn Disch.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 september 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Eèn lichaam is het.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 september 1890

De Heraut | 4 Pagina's