GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van het heilig Avondmaal.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van het heilig Avondmaal.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAGSAFDEËLIiNG XXVIII.

III.

Want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb. I Cor. II : 23a.

Om Sacrament te zijn, moet ook het Avondmaal rechtstreeks van Godsweqe zijn ingesteld. Ontbreekt die goddelijke instelling, dan kan zulk een plechligheid stichtelijk, aandoenlijk, indrukwekkend zijn, maar dan is ze nooit een Sacrament. Sacrament wordt ze eerst door te hebben, wat een andere kerkelijke instelling niet heeft, namelijk een goddelijken oorsprong. Zoo dikwijls we dan ook spreken van een heilig Sacrament, den heiligen Doop of het Iteilige Avondmaal, doelt dit uitsluitend op deze goddelijke herkomst van de Sacramenten. Ook het Avondmaal heet heilig, niet omdat er een heilige zaak wordt afgebeeld, noch ook omdat het Avondmaal ons in een heilige stemming brengt, maar eeniglijk omdat het Avondmaal tot die kerkelijke dingen behoort, die rechtstreeks hun oorsprong uit God hebben. Zooals de apostelen heilig heetcn, omdat het apostolaat op goddelijke roeping berust, en de Schrift heilig heet, omdat ze door God is ingegeven, zoo ook draagt het Avondmaal alleen daarom het praedicaat van /«^//? f, omdat het r.iet door feilbare menschen, maar op onfeilbare wijze namens God Diieëenig, door den Christus als Middelaar, in zijn ambt, is ingesteld.

Over deze goddelijke instelling mag dus niet worden heengegleden; ze is bij de Sacramenten hoofdzaak en uitgangspunt. Daarom wijzen we in de eerste plaats op wat de heilige apostel Paulus ons mededeelt in zijn eersten brief aan de kerk van Corinthe, in het elfde hoofdstuk, van vers 29 af, waar hij zegt, een openbaring van Christus te hebben ontvangen, waarin Christus zelf uit den hemel, hem de instelling van het heilig Avondmaal geopenbaard heeft. Als er toch staat: Want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik u ook overgegeven heb, dat de Heere Jezus ia den nacht, in r welken hij verraden werd, het brood nam enz.", dan laten de uitdrukkingen die hiervoor in het oorspronkelijke Giieksch gekozen zijn, geen den minsten twijfel over, of hiermede wordt gedoeld op een afzonderlijke openbaring. De zin kan niet zijn: Ik heb^; «/; '^«; !den Heere ontvangen", en kan ook niet wezen : „Ik heb vanwege den Heere door zijn discipelen ontvangen" ; maar moet aldus verstaan ; ïlk heb, anders dan de overigen; niet van de discipelen, maar rechtstreeks van den Heere zelven; deze kennisse ontvangen omtrent de instelling van het heilig Avondmaal". Deze woorden zijn dus op te vatten geheel in denzeliden zin als waarin hij Gal. 1:11, 12 van heel zijn Evangelie zegt: Ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie, hetwelk van mij verkondigd is, niet is naar den mensch, want ik heb ook hetzelve niet van eenen mensch ontvangen noch geleerd; maar door de openbaring van Jezus Christus." Op een wijze veel wonderbaarder, dan wij gemeenlijk meenen, moet dus de ten hemel gevaren Christus, na het gebeurde op den weg naar Damascus', eens of meermalen aan zijn apostel verschenen zijn, en den apostel zelf omtrent het Evangelie en zijn heilig Middelaarswerk hebben ingelicht. En onder die stukken nu, waaromtrent Paulus betuigt, door middel van een openbaring, een afzonderlijk onderricht van Christus' wege ontvangen te hebben, behoort nu ook het heilig Avondmaal; en wel dit Avondmaal als goddelijke instelling. Immers de Christus had aan Paulus geopenbaard, dat hij na brood en beker te hebben rondgedeeld gezegd had : „Doet dit, zoo dikwijls als gij daarvan eet of drinkt, tot mijne gedachtenis." Of zooals Paulus het vertolkt: Zoo dikwijls als ge dan dit brooi zult eten, of dezen drinkbeker zult drinken, zoo verkondigt den dood des Heeren totdat hij komt". Rechtstreeks alzoo het bericht omtrent de goddelijke instelling er van; rechtstreeks door Christus de instelling zelve; en de bedoeling der instelling om te worden voortgezet, zoolang deze wereld in haar tegenwoordigen stand zal staan, of totdat de Heere op de wolken wederkomt. Een feit waarmee geheel overeenstemt, wat de Evangelisten ons berichten, zoo in Mattheus 26, als in Marcus 14 en Lucas 22. Want wel voegen Mattheus en Marcus er de woorden: Doet dat tot mijne gedachtenis, " niet bij, maar toch blijkt bij alles:1". dat hetgeen Jezus verrichtte, niet sloeg op een feit, dat alleen de discipelen en niet ook de verdere kerk gold. Immers er staat uitdrukkelijk bij, dat dit bloed voor velen vergoten wordt tot vergeving der zonden; 2", herinnert Jezus ook bij de Evangelisten aan zijn toekomend koninkrijk; en 3°. houdt ook het Evangelisch verhaal een last en bevel in van .„neemt, eet en drinkt", waarvan blijkbaar de beteekenis in het minst niet door hetgeen toen voorviel, werd uitgeput. Uit de historie blijkt dan ook, dat reeds vóór de nieuwe openbaring «ian Paulus, in heel de kerk het Avondmaal verstaan wierd als een blijvende instelling, die niet alleen de apostelen, maar heel de kerk gold; en geen oogenblik bespeuren we ook maar de geringste aarzeling, om onverwijld en allerwegen met de breking van het brood door te gaan.

Staat hiermee de goddelijke instelling van het heilig Avondmaal onherroepelijk vast, dan .dient thans in de tweede plaats gevraagd, in welk verband dit Avondmaal met het verleden stond. Juist dit toch is het kenmerk van zulk een goddelijke instelling, dat ze niet kersversch als iets geheel nieuws optreedt, maar zich ontwikkelt uit wat reeds bestond, door in dit bestaande een eigen beteekenis te leggen, |en het naar die beteekenis te wijzigen. Zoo zagen we hoe de besnijdenis reeds lang bestond, eer ze door God als teeken des Verbonds aan Abraham wierd gegeven; en evenzoo bleek ons bij den Doop, hoe de wassching en besprenging in Israël, en met name de proselietendoop, die zich daaruit allengs ontwikkeld had, aan Johannes den Dooper den vorm aanbood voor den Doop dien hij bediende; en hoe uit den Doop van Johannes weer de Doop als Sacrament ontwikkeld is. Ook bij het heilig Avondmaal laat zich alzoo vermoeden, dat ook deze .goddelijke instelling niet buiten verband met het verlede; !; ^al staan, maar uit wat voorafgin'j zal O'.tv.ikkej'J zijn. En zoo is het dan ook .metterdaad. Het heilig Avondmaal toch wierd ingesteld bij den Paaschmaaltijd, en dat Paaschmaal hing weer samen met de heilige ofiermaaltijden in algemeenen zin. Alzoo hangt ook het Avondmaal wat zijn grondvorm betreft, niet in de lucht, maar staat in verband zoowel met den algemeenen menschelijken trek, om zulke maaltijden aan te richten, als met het historisch Paaschmaal onder Israël; en op beide dient gelet.

Bij de bespreking van het Sacrament in het a'gemeen, is er door ons op gewezen, hoe de Sacramenten uit de Scheppingsordinantiën zijn genomen. Beide, zoo Doop als Avondmaal, rusten geheel in die behoeften onzer natuur aan reiniging en voeding, en aan die oorspronkelijk in water en brood gelegde krachten om die reiniging en voeding tot stand te brengen, die van meet af door God Almachtig in zijn Scheppingsordinantiën gefundeerd zijn. Beide Sacramenten staan daardoor rechtstreeks zoowel met het leven der natuur, als met onze organisatie als menschelijk wezen in verband. Het zijn geen vreemdsoortige plechtigheden met allerlei geheimzinnige teekens, maar klare, heldere, doorzichtige voorstellingen, die in haar eenvoud het goddelijk merk van waarheid in zich dragen. Dit nu geldt niets minder van het Avondmaal, dan we vroeger aantoonden, dat het gold van de Doop; iets wat terstond in het oog springt, mits men maar beginne met het geheimzinnige uit zijn gedachten te stellen, en het Avondmaal neme zooals het zich voordoet, d. i. in zijn karakter van maaltijd. Ddt is het. Het is geen offerande. Het is geen wijding. Het is geen onbegrijpelijke plechtigheid. Neen, het is precies hEtzdfde, waf wij alle dagen in ons eigen huis, en een enkel maal met en voor onze vrienden aanrichten, t. w. een middagmaal, een maaltijd, en wel onder de verschillende maaltijden van den dag, de hoofdmaaltijd. Dat scheelt nu bij het ééne volk en bij het andere, en ook naar de verschillende standen, waarin men leefc. Voor den één zal de hoofdmaaltijd om 12 uur zijn, en voorden ander pas 's middags om 6 uur, maar dat doet er niet toe, bedoeld is, waar van Avondmaal sprake is, die maaltijd onder de huislijke maaltijden, die ons de eigenlijke hoofd voeding aanbrengt. De bijvoeging van nacht-of avondmaal is dus in zoove • geheel onwezenlijk, als ze niet op den avond of den nacht wijsl; maar heeft toch ook weer in zoover beduidenis, als ze dezen bepaalden maaltijd beschouwd wil hebben als den hoofdmaaltijd onder de maaltijden. Om dit symbolisch uit te drukken zou men dus in streken, waar in den regel tegen den middag het hoofdmaal wordt genoten, 's Heeren Disch tegen den middag moeten houden; en in andere streken, waar men laat leeft en pas tegen den avond middagmaalt, den Disch des Nieuwen Verbonds tegen den avond moeten aanrichten. Juist echter omdat dit dan ook weer verschillend zou moeten zijn naar de verschillende standen, heeft de kerk met wijzen tact aan eenheid van gedragslijn ten deze voorkeur gegeven, en de viering van het heilig Avondmaal algemeen in het morgenuur gesteld.

Doch dit nu daargelaten blijft dan toch de grondtrek van den Dischdes Nieuwen Verbonds de eenvoudige, gansch gewone ^/aaZtijd. De maaltijd, gelijk die niet door menschen uitgevonden of door eenig mensch ingezet is, maar, overal waar menschen wonen vanzelf geboren is uit de ordinantiën die God zelf in de Schepping gegeven had.

Een maaltijd is dus niet iets, dat beneden de waardigheid van het heilige staat; maar de maaltijd qua talis is door God gewild, door God uitgedacht, en door God zelf in zijn menschelijk geslacht te weeg gebracht. Hij schiep de menschen alzoo, dat ze kracht verloren en dus door voedsel kracht vernieuwen moesten. Hij verorddneerde het aldus, dat ze deze krachtsvernieuwing ontvangen zouden door het nemen van een voedsel, waarin onder zijn zegen, dat middel tot krachtsvernieuwing geboden was. Hij gaf hun zulk een aanleg, dat ze niet aldoor \QtAsA zouden nemen, maar naar zekere vaste tijdsindeeling den trek, of zoo ge wilt, de behoefte aan voedsel weer zouden voelen opkomen. En Hij eindelijk was het, die hierbij tevens den trek van het gemeenschappelijke deed werken, en alzoo het gemeenschappelijke aanliggen of aanzitten aan den disch deed geboren worden. En daar nu in dit alles niets gekunstelds noch iets gewrongens schuilt, maar het geheel de zuivere, natuurlijke uiting is van wat in ons menschelijk leven ligt, bevat het juist daarin de geschiktheid, om zinbeeld van het geestelijke en hoogere te zijn. Schiep toch God de Heere den mensch ziel en lichaam, Hij schiep die twee bestanddeelen niet als vreemd aan elkaar, maar als op elkaar slaande, bij elkaar hoorende, en elk in eigen vorm en gestalte éénzelfde gronddenkbeeld uitdrukkend. Er lag dus ook in den maaltijd reeds krachtens de Scheppingsordinantiën een zinnebeeldige taal van de geestelijke voeding en de geestelijke gemeenschap; en als de Middelaar Gods en der menschen ten slotte in den nacht waarin hij verraden wierd, het Avondmaal instelt, geeft hij slechts woorden aan een diep Goddelijke gedachte, die reeds vanzelf in het denkbeeld van den maaltijd school. Men lette er dan ook op, hoe zelfs de gelukzaligheid des hemels ons gedurig in het beeld van een koninklijken disch wordt geteekend, of van een maaltijd, dien God de Heere voor alle volken bereiden zal op den berg zijner heiligheid; en dat omgekeerd de Chiistus, om de innigste teederste gemeenschap met de zijnen uit te drukken, hun de belofte geeft, dat hij komen zal en avondmaal met hen houden.

Maar al is hiermee de algemeene grondslag van dit Sacrament bloot gelegd, en al kunnen we niet dringend genoeg de kerke Gods naar dit gronddenkbeeld van een avondmaal of maaltijd terugroepen, toch school er nog een nevengedachte in, die allerminst uit het oog mag worden verloren, t. w. de gemeenschap bij den maaltijd met hem die den maaltijd aanricht. Oudtijds lag in den maaltijd veel meer karakter dan in on7e dagen van ontbinding, die alles losmaken en uiteen doen vallen. Thans spijzigen honderden tegelijk in een gaarkeuken of zitten ^an aan een table d'hóte, zonder dat er iemand is, die als gastheer optreedt of ook maar zonder dat men elkaar kent. Nog in de vorige eeuw was dit zelfs in de logementen niet zoo, en elk houder van een logement beschouwde zichzelven 's middags als den gastheer, die de hoofdplaats aan den gemeenschappelijken disch innam, voorging in het gebed, de aanzittendcn aan elkander voorstelde en de schotels deed rondgaan. Thans heeft dit alles uit, en is in zooverre de maaltijd ontdaan van zijn hooger en edeler karakter; iets wat dan weer terugwerkt op den huislijken disch, waarbij dan ook het gebed vaak wegviel, geen huisvader meer als gastheer voorzit, en alle gemeenschapsoefening van hooger zin ontbreekt. Het eenige is dat men nog naast elkander zit, en dat de spijs nog uit een gemeenschappelijken schotel op aller bord komt; maar het edeler menschenleven uit zich op die wijs niet meer.

Nu spreekt het intusschen wel vanzelf, dat wie in het Avondmaal des Heeren als diepste grondtrek den gewonen gemeenschappelijke maaltijd heeft aan te wijzen, daarbij niet dezen maaltijd neemt in zijn gezonken en onmenschelijken vorm, maar integendeel het oog uitsluitend richt op dien maaltijd in zijn oorspronkelijke en nobele gestalte, gelijk ze het menschelijk hart alleen toespreekt. En in dien zin genomen, dan is de gemeenschappelijke maaltijd een maaltijd, waarbij niet maar zoo eenige personen komen aanzitten, maar die uit het gezin en met het gezin organisch geboren is. Eerst zat er de man alleen met zijn vrouw. Toen zijn er allengs de kinderen bijgekomen. Eerst klein, straks groot. En naar de beho: fte van het gezin, kwamen er toen ook dienstboden, die in dezelfde zaal, soms aan dezelfde tafel meê aanzaten. En zoo verschenen er ook gasten of vrienden, die dan voor den duur van den maaltijd in ^dat gezin wierden ingestrengeld en ingevlochten. Maar onder alle deze wisselingen door, bleef toch het hoofd des gezins de man, die den disch gaf, en bij den disch bad, en aan den disch uitdeelde. Aller aanzitten was een gemeenschap oefenen met dit gezinshoofd. En het feit dat ze mochten aanzitten, bewees óf, dat ze als uit hem geboren of' met hem verbonden, daar hun rechtmatige plaats hadden, óf wel dat ze als door zijn gastvrijheid toegelaten, op dat oogenblik een teeken van zijn gunste en gemeenschap genoten. Zoo lag er dus in eiken maaltijd poëzie. Er verschenen niet maar eenige monden, die gevuld moesten worden, maar het was een schoone vereeniging van menschelijke personen, die in een bepaald verband hier optraden, en door het gebed zich allen saam in verband zett'en met den Heere hun God.

Vooral op dit laatste kan niet genoeg nadruk gelegd. Immers die man die daar als hoofd des gezins voorzat, bad en uitdeelde, was een gewoon mensch als die anderen, en hij zoomin als dat kleine kindeke bezat de macht, om spijs te scheppen of gezonden trek te geven dat de spijs gedijen mocht. Eigenlijk was dus niet die man, maar God de Heere de Gastheer. Niet de vader des gezins, maar de Vader

in de hemelen voedde en spijsde de jongen en ouden van dagen, die daar aanzaten. En al zagen ze nu den Vader in de hemelen niet, toch was die Vader in de hemelen als een alomtegenwoordig God ook bij dien disch aanViTCzig; en het was aan die aanwezigheid van den alomtegenwoordigen God, dat vader herinnerde en de medeaanzittenden herinnerd werden, als er door allen saam gebeden werd. Dat gebed is dus niet maar een stichtelijke vorm, die bij den disch bijkomt, om op een oogenblik dat men zinlijk eten gaat, nu toch ook vromelijk even aan de ziel te denken, maar heel anders het woord, dat heel den disch beheerscht, hem verklaart en adelt; niet door opeens van dien disch een sprong op het leven der ziel te maken, maar door juist in het gewone eten en drinken Gode de eere te geven. Zoo trad de huisvader dus eigenlijk in naam des Heeren aan den disch op. Al wat hij deed was in zekeren zin plaatsbekleedend. En wie het diep opvatte verstond het zeer wel, dat hij niet bij dien patriarch in zijn huis, maar bij zijn God en zijn Schepper, die alleen hem voeden kon, aan den disch had aangezeten.

Hieruit na ontsproot in het Oosten een gewoonte, die wij niet meer kennen, maar die toch voor de rechte beschouwing van het heilig Avondmaal haar beteekenis heeft. Zoo dikwijls namelijk in het Oosten een machtig vorst zijn regeering aanving, of een overwinning vierde, ot een grootsche gebeurtenis herdacht, was hij gewoon niet alleen voor zijn ministers en hooge ambtsdragers, maar ook voor zijn volk een msaltijd te bereiden. Soms meer dan honderd duizend personen wierden dan op 's keizers kosten niet ergens in een barak of herberg, maar iji den hof van het paleis onthaald ; en wie in het begin van Esther de beschrijving naleest van den grooten maaltijd, dien koning Ahasveros te Susan voor zijn volk bereidde, zal zien, dat het v/aarlijk bij dezen maaltijd niet aan pracht ontbrak. Óp een soort rustbedden iag men aan lange tafels aan; die tafels en die rustbedden stonden op parketvloeren van niozaiek; en over heel de uitgestrektheid waren prachtige gordijnen gespannen, die verbonden waren aan marmeren pilaren. En te midden van die pracht at en dronk men soms dagen lang; want zulk een maaltijd liep niet af met één eten, maar bestond in een gastvrije kerberginq door den koning van de vertegenwoordigers zijns volks uit al de steden en gauwen. Toen de keizer van Rusland de laatste maal in Moskou gekroond is, gaf ook hij nog soortgelijken maaltijd aan zijn volk; en een groot koning in het Oosten toont nog altijd juist door zulk een praalvertoon zijn macht.

Hoofddenkbeeld nu bij deze koninklijke maaltijden is, dat zulk een Oostersch vorst optreedt als de machtige verzorger, bestuurder en onderhouder van zijn volk, en tevens dat hij dit door hem verzorgde volk alzoo genadiglijk in syn koninklijke tegenwoordigheid toelaat. Ware dit laatste er niet bij bedoeld, dan kon zulk een maaltijd op 's konings kosten ook elders zijn gegeven, in elke stad afzonderlijk. Maar dit mocht niet. Allen moesten uit heel het land in de koninklijke residentie saamvloeien, en in die residentie ontsloot zich dan voor het volk de poorte van het geducht paleis, en het was binnen dit paleis dat ze zich verzadigden met 's konings goed.

En nu heeft men van hier uit nog slechts é'éne schrede verder te gaan, om te komen tot die maaltijden, waarop hier bijzonderlijk dient gelet, t. w, de offermaaltijden in den tempel.

Het gronddenkbeeld toch van deze maaltijden, die men nagenoeg bij alle volken, en zoo ook bij Israël terugvindt, was even als bij deze koninklijke maaltijden, dat men ten disch genoodigd wierd door de godheid, aan wie men in haar tempel offer bracht; dat men met de zijnen in een der zalen van den tempel aan den disch van dezen god ging aanzitten; als in zijn tegenwoordigheid er at en dronk; en gedurende geheel dezen maaltijd zich beschouwde als de gast van den ongezienen god, die in zijn priesters vertegenwoordigd was,

In een volgend artikel bespreken we deze offermaaltijden breeder, maar reeds nu blijkt dan toch, hoe we uit de eenvoudige gedachte van den gemeenschappelijken maaltijd, gelijk God dien in de Scheppingsordinantiën inlegde, vanzelf door het huislijke maal, het koninklijke maal en het ofïermaal henen, aankomen bij een voorstelJing, die ongemerkt inhet heilig Avondmaal des Heeren overloopt.

KüYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Van het heilig Avondmaal.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1890

De Heraut | 4 Pagina's