Ook van Regeeringswege

Ook van Regeeringswege is thans de quaestie der Theologische faculteit ter sprake gebracht.

In een der Memoriën van beantwoording toch, en wel in die op Hoofdssuk V, spreekt de Regeering als haar gevoelen uit, dat de Theologische faculteit geen integreerend deel kan vormen van een Rijksuniversiteit.

Dat is eene aanmerkelijke schrede gevorderd.

Is ze toch geen integreerend deel van de Rijks-universiteit, dan is ze geen deel van dit lichaam, maar iets dat er bij is gevoegd of aan is gehangen. Niet een kamer in het huis, maar een apart huisje naast het huis. Iets dat er niet bij hoert en dus weg moet.

Doch hiermee is dan ook uitgesproken, dat de Rijks-universiteiten rationalistische universiteiten zijn, die niet rekenen met de bijzondere openbaring Gods, maar uitsluitend drijven op de rede en op de natuur.

Werkt nu op die rede en op onze beschouwing der natuur het licht der bijzondere openbaring, dan kan, gelijk onze vaderen steeds beweerden, ook uit die rede en natuurstudie de dusgenaamde natuurlijke Godskennisse worden afgeleid, die zich ook over het gebied van de philosophic, de ethiek en de rechtsgeleerdheid uitstrekt.

Wordt daarentegen die rede en die natuurstudie op zich zelf genomen, zonder meer, en buiten het licht der bijzondere openbaring, dan toonde de ervaring alle eeuwen door, dat ze deze natuurlijke Godskennisse eerst onzuiver maakt, daarna vervalscht en ten .-lotte uitwischt.

Ook dan blijft voor de voorstanders van deze richting de religie nog wel altoos een interessant verschijnsel, evenals b. v. de kunst, maar gelijk niemand er ook maar van verre aan denkt om een Faculteit voor de kunst op te richten, zoo is er dan ook geen de minste oorzaak, om een aparte Faculteit voor de religie op te richten.

Er is zoowel een wetenschap van de kunst, als een wetenschap van de religie, zoo men beide als interessante verschijnselen in het menschelijk leven opvat.

Maar voor de kunst is een eigen Academie van beeldende kunsten opgericht buiten de Universiteit, en voor zooveel kunstge schiedenis en kunstphilosophie gedoceerd moeten worden, . leeraart men die in de letterkundige faculteit.

En zoo nu zal het ook hier moeten worden.

Wie op die wijs „religie" wil, zal daarvoor iets aparts moeten oprichten, en religie-geschiedenis en religie-philosophie zullen bij de letterkundige faculteit moeten komen.

Een Theologische faculteit daarentegen, die er aanspraak op maakt de waarheid te onderzoeken en te leeraren, is alleen bestaanbaar aan een geheel andere Universiteit, die niet op de rede en de natuurstudie alleen drijft, maar ook met de bijzondere openbaring Gods in zijn Woord rekent, en het licht dezer openbaring ook op de rede en op de natuurstudie vallen laat.

Dan is een Theologische faculteit zelfs onmisbaar. Van zulk een Universiteit vormt ze een integreerend deel.

Ze kan dus bestaan aan een Roomsche, aan een Gereformeerde, aan een Luthersche Universiteit, wijl alle diie deze richtingen een bijzondere openbaring Gods erkennen.

Maar bij onze rationalistische Universiteiten hoort ze niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen