GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAY VRAGERS.

Wat wordt bedoeld met 2 Kon. 2 VS. 9.

Men leest daar; »Het geschiedde nu als zij (Elia en EUsa overgekomen waren (aan de andere zijde der rivier de Jordaan) dat Elia tot Elisa zeide: Begeer wat ik u doen zal eer ik van u weggenomen worde. En Elisa zeide; dat toch twee deden van uwen geest op mij zijn."

De profeet op het punt om Elisa en geheel deze aarde en zijn aardsche bediening te verlaten, wil niet zeggen: Ik heb de gaven, die gij wenscht in mjjn macht; maar als Gods dienaar stel ik belang in u als mijn opvolger, en als Gods profeet doet de Heere wonderen door mij. De eer zij alleen aan God.

Elisa begeerde twee deelen van Elia's geest. Wat hij daarmede zeggen wil, is nu niet zoo gemakkelijk te zeggen.

Sommigen begrijpen het zoo, dat Elisa bedoelde : Elia, mijn vader of meester! Gij hebt vele leerlingen in de profetenscholen. Zg allen behoeven een deel van uw profetischen geest; maar mij, die als uw eerstgeborene ben en uw opvolger, geef mij twee deelen, dat is: een dubbele mate van dien Geest; geef mij dien daar gij een profeet Gods zijt en ik uw taak moet opnemen.

Anderen denken, dat Elisa bedoeld heeft Geef mij twee deelen in vergelijking van u zelf. Beschouw uw profetische gaven als één deel en dat ik er dan nog eens zooveel bij moge hebben.

Doch ook wordt het opgevat in dezen zin : twee deelen; dat is: tweeërlei profetische gaven

te weten, van voorzegging en om wonderen te doen.

Van deze drie meeningen is, dunkt mij, de eerste de meest juiste. Men heeft ook wel eens opgemerkt dat Eliza juist tweemaal zooveel Jwonderen heeft gedaan — althans voor zoover wij weten — als Elia. Doch dit kan moeilijk met dezen tekst in verband

De dichtkunst.

Het blijkt op nieuw, dat er onder de lezers daarvoor veel belangstelling is. Althans ze hebben ook wat we er pas over schreven, met aandacht gelezen en willen zelfs me.er weten, gelijk beloofd is.

Laat ons echter vooral onthouden, dat dichten een gave Gods is, die de een ontvangt, de ander niet. Zeer geleerde menschen missen haar dikwijls geheel en zeer eenvoudige bezitten haar. Dat weten de vrienden en vriendinnen trouwens zelf wel, uit onze geschiedenis. Misschien kan ik hun binnenkort eens de vertaling geven van een vers, een zeer mooi, gera3, akt door een heel eenvoudige Schotsche vrouw, die zelfs noch lezen noch schrijven kon. Eerst op hoogen leeftijd leerde zij haar naam met, hoofdletters teekenen.

Wat we over de dichtkunst schrijven, zal. dus iemand niet leeren verzen te maken. Al kan iemand mooie letters teekenen, dan kan hij daarom nog geen mooi boek schrijven. Maar wat we wel kunnen is ons te oefenen, en onze gaven te besteden, zoodat wij, wat we doen, goed doen.

We zagen de vorige maal hoe men letten moet op maat en klemtoon. Een derde te vermijden fout is dat er doffe klanken, elk op zich zelf staande, elkaar volgen. Spreekt b.v. zeker vers van den man

»die vrede en die rust geniet",

dan is dit zeer saai en sleepend gezegd. Want »vrede" en »en" komen hier zoo bij elkaar, dat het in 't lezen zeer onaangenaam klinkt. Zulke doffe eindklanken moeten ineensmelten gelijk b. v. in den psalmregel.

»Dat vrede en aangename rust".

Daarin vormen »vrede" en »en" samen slechts iwee lettergrepen en in het eerstgenoemde vers drie.

Nu moet men echter bij 't leun van zulke regels wel oppassen er niet weer een letter in te schuiven. Dikwijls toch hoor ik den regel, zooeven genoemd aldus lezen:

Dat vrede'n-en aangename enz. Of de regel

»Hij gaf me een huis ter woning", klinkt zoo :

»Hij gaf me-n-een huis ter woning."

Dit nu is verkeerd en neemt al 't mooie van den re^el weg.

Sommige verzenmakers, die met het te lang of te kort niét weten uil te komen, hebberi de gewoonte dit goed te maken met allerlei vreemde omzettingen en stopwoorden. B. v. in de regels:

»Ja, dat zij zelfs 't ook hooren mochten, Wat toch dit woord ons melden doet."

In die twee regels staan stellig drie wosrden te' veel. Het is alsof iemand, die een zak met appelen moet vullen en niet genoeg heeft, zich voor het ontbrekende maar met steenen behelpt. Nu 't is dan soms ook lastig zoo'n regel vol te krijgen. Men vertelt van vader Cats, die anders wel dichten kon, maar ook wel eens een woord te veel heeft, dat hij een versregel heeft gemaakt, luidende:

„En desalnietternin en evenwel, nogtans"

zoodat hij vijf woorden gebruikte, terwijl hij 't met twee woorden afkon. En hoewel ik nu zeer betwijfel of Cats wezenlijk ooit zoo iets heeft geschreven, desalniettemin moeten we hem in dat soms overtollig gebruik van woorden niet volgen. Wie een goed vers maken wil moet wel bedenken, dat te veel altijd schadelijk is, voor onze maag als voor ons hoofd. Ik zei zooeven, dat het vooral op de dichtgave aankomt. En daarom willen we sluiten voor ditmaal met een vers, gemaakt door een eenvoudigen, vromen Nederlandschen zeeman. Het is te Hartlepool gedicht. en geschreven in zijn:

Journaal of dagboek van mijne reis van Nederland naar Engeland en van. daar, zoo het den Almagtige behaagt naar China en'.weder terug naar het dierbaar Nederland, met het barkschip Regina.

HET ZEEMANSLEVEN.

O zeeman! wie gij ook zijt, wilt gij behouden varen ? Rigt dan 't kompas altoos naar 't Oosten toegekeerd; Daar is de ware rust na angsten of bezwaren; Daar, zeeman! is de Loods, die 't gansch heelal regeert, Stuur daar in 't bangst gevaar en vuurge smeekgebeên, Hij is 't die redden kan, uit 't knellend wee, alleen.

Die Loods zij u ten schild op wijde oceanen!

O smeek dat Hij u leid', regeer' op zee, Dat Hij op 's levens zee uw veil'gen weg wil banen, Dat zijn ontfermend oos: u voer naar veil'ge reê; En werp uw ankers daar in 't vol vertrouwen neer. Hem zij uw lof en dank, d' almachtig' Opperheer.

Vertrouw te allen tijd het roer in zijne handen, Zijn liefde en vrije gunst voer' u in 't vaderland; Zijn trouw beveilige u voor rots en Idip of stranden. Elk zeeman dien Hij leidt, is Hem een dierbaar pand. Ach, zeeman I reis met Hem, zoo zeilt gij veilig, vrij Op d' ecuwge haven aan. Dat Christus n gelei'!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's